ECLI:NL:RBNHO:2022:6204

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
9147236 \ CV EXPL 21-2478
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft Flightright GmbH, een rechtspersoon naar Duits recht, een vordering ingesteld tegen KLM Cityhopper B.V. wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De vordering is ingesteld op 17 februari 2021, naar aanleiding van een vertraging van meer dan drie uur van een vlucht van Luxemburg naar Hamburg op 26 april 2019. De passagier had zijn vorderingsrecht overgedragen aan Flightright, die compensatie van € 250,00 eiste op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder, KLM Cityhopper, betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk de implementatie van een nieuw systeem door de luchtverkeersleiding op Schiphol, wat leidde tot vertragingen in de luchtverkeersleiding en het opleggen van nieuwe CTOT's (Calculated Take Off Times). De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen, wat in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder met zich meebrengt. Echter, de kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, en dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te beperken. De vordering van Flightright werd afgewezen, en de proceskosten werden aan Flightright opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9147236 \ CV EXPL 21-2478
Uitspraakdatum: 13 juli 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar Duits recht
Flightright GmbH
gevestigd te Hamburg (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen Flightright
gemachtigde mr. H Yildiz (Weiss Legal)
tegen
de besloten vennootschap
KLM Cityhopper B.V.
gevestigd en kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
Flightright heeft bij dagvaarding van 17 februari 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Flightright heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier [betrokkene] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Luxemburg via Amsterdam-Schiphol Airport naar Hamburg (Duitsland) op 26 april 2019.
2.2.
De vlucht van Luxemburg naar Amsterdam-Schiphol Airport (hierna: de vlucht) is met vertraging uitgevoerd waarna de passagier de aansluitende vlucht heeft gemist. De passagier is omgeboekt en met een vertraging van meer dan vier uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagier heeft zijn gepretendeerde vorderingsrecht overgedragen aan Flightright.
2.4.
Flightright heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Flightright vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening, € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
3.2.
Flightright heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Flightright stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan - kort weergeven - dat de verkeerstoren op Schiphol in 2018 en 2019 grondig is gerenoveerd. Als onderdeel van de renovatie zouden in april 2019 zogenaamde ‘electronic flight strips’ worden geïntroduceerd. Op 22 april 2019 is de transitieperiode hiervan aangevangen. Tijdens deze periode bleek dat de luchtverkeersleiding veel meer tijd nodig had om de vluchten middels het nieuwe systeem te begeleiden en bleek de luchtverkeersleiding niet in staat om het aantal vliegbewegingen te verwerken. Als gevolg hiervan ontstonden er vertragingen. Luchtverkeersbeheer heeft hierop aan Eurocontrol verzocht om minder luchtverkeer naar de luchthaven toe te laten. Eurocontrol heeft vervolgens regulaties afgekondigd. Op basis van deze regulaties heeft Eurocontrol aan toestellen die naar Amsterdam zouden vertrekken CTOT’s opgelegd waardoor de toestellen later dan gepland mochten opstijgen. De drie voorafgaande vluchten kregen ook alleen een nieuwe CTOT opgelegd. Zo ook de onderhavige vlucht, waarna deze met een vertraging van 61 minuten is aangevangen en met een vertraging van 59 minuten is uitgevoerd. Als gevolg van voorgaande werd de totale operatie van de luchthaven verstoord. Nu Schiphol de thuisbasis is van de vervoerder heeft dit direct effect op zijn operatie.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen, zodat in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder geldt. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.3.
In de punten 14 en 15 van de Considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van onverwachte vliegveiligheidsproblemen, weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat de vertrekvertraging van de vlucht het gevolg is de vertraging van de voorafgaande vluchten vanwege nieuwe CTOT’s s en CTOT’s opgelegd aan de onderhavige vlucht. De kantonrechter gaat voorbij aan de stelling van Flightright dat de vervoerder er ruim van te voren rekening mee heeft kunnen houden dat sprake zou zijn van een transitieperiode en dat daarnaast de overgang naar een nieuw systeem door de luchtverkeersleiding inherent is aan de normale uitoefening van een luchtvaartmaatschappij. De vervoerder ontkent immers niet dat hij ruim van te voren op de hoogte was van de implementatie van de ‘electronic flight strips’, maar voert aan dat de luchtverkeersleiding er tijdens deze periode achter kwam dat hij meer tijd nodig had (per vlucht) waarna Eurocontrol is verzocht om regulaties af te kondigen. Voorts valt niet in te zien hoe de implementatie van een nieuw systeem door de luchtverkeersleiding inherent is aan de activiteiten van de vervoerder. Het betreft immers geen implementatie van een systeem van de vervoerder zelf.
5.5.
Voorts stelt Flightright dat ook de achterliggende reden van de CTOT van belang is voor de beoordeling of sprake is van buitengewone omstandigheden. Met Flightright is de kantonrechter van oordeel dat dit inderdaad van belang kan zijn met name als een CTOT wordt opgelegd op verzoek van de vervoerder. In de onderhavige zaak heeft de vervoerder echter onderbouwd wat de reden is geweest en wordt dit ook niet betwist. Evenmin is gesteld noch gebleken dat de vervoerder zelf om een nieuwe CTOT heeft verzocht. Flightright stelt enkel dat de onderliggende reden geen buitengewone omstandigheid kan vormen en dat de verstoring van drie vluchten eerder niet relevant is vanwege ‘de afstand in tijd'. Hiertoe overweegt de kantonrechter dat van doorwerking sprake kan zijn als de vertraging van voorafgaande vluchten direct effect hebben gehad op de uitvoering van de betreffende vlucht. Voldoende gebleken is dat de vertraging van de voorafgaande vluchten allen te maken hebben met dezelfde reden en direct effect heeft gehad op de uitvoering van onderhavige vlucht. Door de vertraging van deze vluchten kon immers ook de onderhavige vlucht niet tijdig worden uitgevoerd. Geconcludeerd wordt dan ook dat het besluit van de luchtverkeersleiding tot het opleggen van CTOT’s aan de voorafgaande vluchten en de vlucht in kwestie een van buiten komende oorzaak is waarop de luchtvaartmaatschappij geen invloed kan uitoefenen. Het besluit van de luchtverkeersleiding tot het opleggen van een nieuwe CTOT kwalificeert in het onderhavige geval dan ook als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.6.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen dan wel de vertraging te beperken. De vervoerder voert aan dat hij alles in het werk heeft gesteld om de vlucht zo spoedig mogelijk uit te voeren en de passagier heeft omgeboekt op de eerst beschikbare vlucht. Flightright heeft dit niet betwist, zodat dit is komen vast te staan. De kantonrechter meent dan ook dat in deze situatie van de vervoerder niet meer kon worden verwacht en dat de vervoerder in het onderhavige geval alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te beperken. De vordering tot veroordeling van de vervoerder tot betaling van compensatie aan Flightright zal dan ook worden afgewezen.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van Flightright, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van Flightright, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Flightright tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder, en veroordeelt Flightright tot betaling van € 37,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter