In deze zaak heeft Flightright GmbH, een rechtspersoon naar Duits recht, een vordering ingesteld tegen KLM Cityhopper B.V. wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De vordering is ingesteld op 17 februari 2021, naar aanleiding van een vertraging van meer dan drie uur van een vlucht van Luxemburg naar Hamburg op 26 april 2019. De passagier had zijn vorderingsrecht overgedragen aan Flightright, die compensatie van € 250,00 eiste op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder, KLM Cityhopper, betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk de implementatie van een nieuw systeem door de luchtverkeersleiding op Schiphol, wat leidde tot vertragingen in de luchtverkeersleiding en het opleggen van nieuwe CTOT's (Calculated Take Off Times). De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen, wat in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder met zich meebrengt. Echter, de kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, en dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te beperken. De vordering van Flightright werd afgewezen, en de proceskosten werden aan Flightright opgelegd.