ECLI:NL:RBNHO:2022:6206

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
9054163 CV EXPL 21-1398
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot restitutie van vliegticketkosten na annulering door COVID-19

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door mr. R. Bos, een vordering ingesteld tegen British Airways PLC, vertegenwoordigd door mr. J.W.A. Lameijer, wegens de annulering van hun vlucht van Kaapstad naar Amsterdam op 11 april 2020 als gevolg van de COVID-19-pandemie. De passagiers vorderden restitutie van de ticketkosten van € 2.391,89, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vervoerder betwistte de vordering en stelde dat vouchers waren verstrekt voor de geannuleerde tickets, maar de kantonrechter oordeelde dat de passagiers recht hadden op terugbetaling. De kantonrechter stelde vast dat de passagiers niet expliciet hadden ingestemd met de voucher en dat de verplichting tot terugbetaling na 14 mei 2020 weer van kracht was. De kantonrechter wees de vordering van de passagiers toe, inclusief de wettelijke rente en proceskosten, maar wees de vordering tot buitengerechtelijke incassokosten af, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. Het vonnis werd uitgesproken op 13 juli 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9054163 CV EXPL 21-1398
Uitspraakdatum: 13 juli 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2. [eiser 2]
beiden wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R. Bos
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways PLC
statutair gevestigd te Harmondsworth (Verenigd Koninkrijk)
mede kantoorhoudende te Amsterdam
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 20 augustus 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld bij de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam. De vervoerder heeft een incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring ingediend, waarop de passagiers hebben gereageerd.
1.2.
Bij vonnis van 19 februari 2021 heeft de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam zich onbevoegd verklaard en de procedure verwezen naar de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem.
1.3.
Bij exploot van 23 februari 2021 hebben de passagiers het vonnis van 19 februari 2021 aan de vervoerder betekend en de vervoerder opgeroepen om te verschijnen op de zitting van 3 maart 2021, alwaar de vervoerder schriftelijk heeft geantwoord op de vordering van de passagiers. De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst met de vervoerder gesloten voor een totaal bedrag van € 4.783,78. Op grond van die vervoersovereenkomst zou de vervoerder de passagiers onder meer op 11 april 2020 van Kaapstad (Zuid-Afrika) naar Amsterdam vervoeren (hierna: de vlucht). De vlucht vertegenwoordigde een waarde van € 2.391,89 en is als gevolg van de coronamaatregelen door de vervoerder geannuleerd.
2.2.
De passagiers hebben naar aanleiding van de annulering in de periode van april 2020 tot en met 30 juni 2020 contact gehad met de vervoerder en verzocht om terugbetaling van de vlucht of verstrekking van een voucher voor het betreffende bedrag.
2.3.
Bij e-mail van 30 juni 2020 heeft de vervoerder het volgende aan de gemachtigde van de passagiers geschreven:

(…) Please note your clients applied for a Book With Confidence voucher for their booking and this was refused as their ticket was part-flown. However, a voucher has been issued for the remaining value of the ticket. This means your clients can use the unused coupon value and unused taxes towards a different destination and the voucher is valid until 30 April 2022.
When your clients are ready to rebook, please advise them to contact the British Airways contact centre.
I hope your clients find this information helpful. (…)

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.391,89, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 dagen na de annulering dan wel de datum van de ingebrekestelling dan wel de datum van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 358,78 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel de datum van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening, en de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vluchten gehouden is tot restitutie van de vliegtickets binnen zeven dagen na annulering van de vlucht. Voorts hebben de passagiers niet meteen restitutie van de vervoerder ontvangen nadat zij hierom vroegen. Zij waren dan ook genoodzaakt om de gemachtigde in te schakelen en buitengerechtelijke incassokosten te maken. Deze kosten dient de vervoerder daarom ook te vergoeden.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. De vervoerder voert - kort en zakelijk weergegeven - aan dat hij reeds in juni 2020 vouchers heeft verstrekt voor het bedrag van de geannuleerde tickets, zoals blijkt uit de mail van 30 juni 2020. Dat de vervoerder het verzoek om vouchers van de passagiers eerst had afgewezen, was omdat de passagiers een voucher hadden verzocht voor het volledige ticketbedrag, terwijl zij een deel van de tickets al hadden gebruikt. Later hebben de passagiers verzocht enkel een voucher te verstrekken voor het bedrag van de geannuleerde tickets. Daarop heeft de vervoerder bij e-mail van 30 juni 2020 vervolgens toewijzend gereageerd en de passagiers de gevraagde voucher toegekend. Omdat de passagiers op eigen verzoek een voucher hebben gekregen, kunnen de passagiers geen aanspraak meer maken op terugbetaling van het ticket. Voorts betwist de vervoerder buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Tussen partijen staat vast dat de vlucht, die een waarde van € 2.391,89 vertegenwoordigt, door de vervoerder is geannuleerd vanwege de COVID-19-pandemie. In geval van annulering door de vervoerder hebben passagiers op grond van artikel 5 lid 1 sub a juncto 8 lid 1 van de Verordening (onder meer) recht op vergoeding van de volledige kosten van het ticket. Zoals ook blijkt uit de aanbeveling (EU) 2020/648 van de Europese Commissie van 13 mei 2020 inzake vouchers die aan passagiers en reizigers worden aangeboden als alternatief voor terugbetaling van geannuleerde pakketreizen en vervoersdiensten in het kader van de Covid-19-pandemie (https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:32020H0648) mag de vergoeding in geld of in de vorm van een voucher worden voldaan. Vergoeding door middel van een voucher is echter alleen toegestaan als de passagier daarmee instemt.
5.3.
In de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 11 juni 2020 inzake handhaving verordening (EG) nr. 261/2004 in relatie tot vouchers in de luchtvaart (Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, 31 936, nr. 783) deelt de Minister mede dat – in verband met de COVID-19-pandemie – enige tijd was gedoogd dat luchtvaartmaatschappijen een voucher verstrekten als alternatief voor terugbetaling binnen zeven dagen, maar dat de Kamer op 14 mei 2020 is geïnformeerd dat de betreffende aanwijzing aan de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) om niet te handhaven op de verplichting tot terugbetaling, is ingetrokken en dat de ILT de Verordening weer handhaaft, wat betekent dat de passagier weer de keuze moet hebben tussen terugbetaling en een voucher. Daarbij geeft de Minister ook aan dat luchtvaartmaatschappijen moesten aangeven, hoe zij de situatie wilden gaan herstellen voor passagiers die vóór 14 mei 2020 een voucher hebben gekregen en alsnog geld terug willen ontvangen.
5.4.
Uit het vorenstaande volgt dat het tijdens de COVID-19-pandemie tot in elk geval 14 mei 2020 gebruikelijk was dat als een vlucht geannuleerd werd, vouchers werden verstrekt aan de passagiers in plaats van terugbetaling van het ticket, omdat de ILT dat in die periode gedoogde. Aangezien de vlucht van de passagiers ook vóór 14 mei 2020 werd geannuleerd, is het dan ook begrijpelijk dat zij aanvankelijk in elk geval hebben aangegeven ook akkoord te kunnen gaan met een voucher. Uit de hiervoor bedoelde brief van 11 juni 2020 van de Minister volgt echter dat na die datum de verplichting tot terugbetaling weer werd gehandhaafd en dat het ook de bedoeling was dat passagiers die vóór 14 mei 2020 hadden ingestemd met de ontvangst van een voucher, die instemming daarna alsnog mochten intrekken en om terugbetaling mochten vragen. Onder die omstandigheden kan niet worden gezegd dat het enkele feit dat de passagiers om terugbetaling of een voucher hebben gevraagd, betekent dat zij ook expliciet met de ontvangst van de uiteindelijk op 30 juni 2020 toegekende voucher akkoord zijn gegaan. Gesteld noch gebleken is dat de passagiers anderszins expliciet hebben ingestemd met dit voucher aanbod van 30 juni 2020, terwijl dat in het licht van de hiervoor genoemde brief van 11 juni 2020 van de Minister wel nodig was. Omdat zodoende niet kan worden gezegd dat de passagiers (voldoende) hebben ingestemd met de voucher, terwijl ook niet is gebleken dat zij de voucher inmiddels al hebben gebruikt, kunnen de passagiers nog altijd aanspraak maken op terugbetaling van het bedrag van het nog openstaande ticket van € 2.391,89.
5.5.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer tegen de vordering heeft gevoerd, zal de vordering van de passagiers worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.6.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagiers hebben hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Daarbij merkt de kantonrechter op dat de producties waarnaar in de dagvaarding wordt verwezen, niet aan de kantonrechter zijn toegestuurd, zodat die, voor zover die al op dit onderdeel van de vordering zouden zien, ook niet bij de beoordeling kunnen worden meegenomen. Bovendien lijkt slechts één brief als productie te zijn overgelegd en dat is in elk geval onvoldoende. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten en de daarover gevorderde rente moeten daarom worden afgewezen.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis. Ook de nakosten komen voor rekening van de vervoerder, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 2.391,89, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 100,89
griffierecht € 236,00
salaris gemachtigde € 374,00
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot € 93,50 aan nakosten, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Jansen, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter