ECLI:NL:RBNHO:2022:6207

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
9507461 \ CV EXPL 21-7202
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van meer dan 24 uur bij luchtvervoer; toepassing van de Verordening (EG) nr. 261/2004

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. R.A.C. Telkamp van EUclaim B.V., een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Aktionernoje obshschestvo (AO) Public Joint Stock Company Aeroflot-Russian Airlines, wegens vertraging van meer dan 24 uur op hun eindbestemming. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van [plaats 1] -Schiphol Airport naar Sheremetyevo Airport, met aansluitende vluchten naar Hong Kong en Bangkok. Door een vertraging van de vlucht hebben zij hun aansluitende vluchten gemist en zijn zij met meer dan 24 uur vertraging op hun eindbestemming aangekomen. De passagiers vorderen compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij langdurige vertraging.

De vervoerder betwist de vordering en stelt dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een storing in het brandstoftoevoersysteem op Schiphol en lange rijen voor de douane. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder niet voldoende heeft aangetoond dat hij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. De kantonrechter bevestigt dat de passagiers recht hebben op compensatie, omdat de vervoerder niet heeft kunnen bewijzen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden zoals bedoeld in de Verordening.

De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 2.835,60 aan de passagiers, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten aan de vervoerder opgelegd. Dit vonnis is uitgesproken op 13 juli 2022 door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9507461 \ CV EXPL 21-7202
Uitspraakdatum: 13 juli 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2.
[eiser 2]
beiden wonende te [plaats 1]
3.
[eiser 3]
4.
[eiser 4]
beiden wonende te [plaats 2]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de buitenlandse rechtspersoon;
Aktionernoje obshschestvo (AO) Public Joint Stock Company Aeroflot-Russian Airlines
gevestigd te Moskou (Rusland)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
verschenen bij G. Kagramanyan

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 22 juli 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben hierna nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder op 25 en 26 juli 2019 de passagiers diende te vervoeren van [plaats 1] -Schiphol Airport naar Sheremetyevo Airport (Rusland). Vervolgens zouden passagiers sub 1 en sub 2 verder vliegen naar Hong Kong en passagiers sub 3 en sub 4 naar Bangkok International Airport (Thailand).
2.2.
De vlucht van [plaats 1] -Schiphol Airport naar Sheremetyevo Airport (hierna: de vlucht) is met vertraging uitgevoerd, waarna de passagiers de aansluitende vlucht hebben gemist. De passagiers zijn vervolgens omgeboekt en met een vertraging van meer dan 24 uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 juli 2019, althans vanaf de datum van ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 435,60 dan wel € 363,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vertraging van de vlucht is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden. Op 24 juli 2019 is te Schiphol een storing in het systeem van Aircraft Fuel Supply, een extern bedrijf dat de brandstoftoevoer naar vliegtuigen regelt, opgetreden. Hierdoor kon niet worden getankt en is de luchthaven meerdere dagen verstoord geweest. Op 25 juli 2019 waren er met name lange rijen voor de douane, waardoor de vlucht met een vertraging van 40 minuten is vertrokken. Deze omstandigheid ligt buiten de controle van de vervoerder.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan 24 uur zijn aangekomen op de overeengekomen eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een vervoerder in het voorkomende geval aan te tonen dat hij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen, de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behalve wanneer hij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van zijn onderneming had gebracht – en dat de buitengewone omstandigheden waarmee hij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht hebben geleid.
5.3.
Wat er ook zij van eventuele bijzondere omstandigheden. Vaststaat dat de passagiers met een vertraging van meer dan 24 uur op de eindbestemming zijn aangekomen. Uit het arrest van het Hof van 11 juni 2020 (C-74/19) volgt dat het in beginsel geen redelijke maatregel is, indien de passagier met een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve vlucht de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomt. Dit is anders indien er geen enkele andere mogelijkheid voor een rechtstreekse of indirecte alternatieve vlucht bestond met een door haarzelf of door een andere luchtvaartmaatschappij uitgevoerde vlucht die op een minder laat tijdstip aankwam dan de volgende vlucht van de betrokken luchtvaartmaatschappij, of dat het organiseren van een dergelijke alternatieve vlucht voor die laatste een onaanvaardbaar offer betekende gelet op de mogelijkheden van haar onderneming op het relevante tijdstip. Hierbij gaat de kantonrechter, voor de interpretatie van het hiervoor genoemde woord ‘dag’, uit van een tijdruimte en voor de uitleg ervan wordt aangesloten bij de algemeen geaccepteerde uitleg, zijnde een tijdsduur van 24 uur. Gesteld noch gebleken is dat zich één van deze uitzonderingssituaties voordeed. Voorts hebben de passagiers een lijst overgelegd van vluchten die eerder naar Hong Kong en Bangkok zijn vertrokken en waarmee de passagiers naar eigen zeggen met minder vertraging zouden zijn aangekomen. De vervoerder heeft hierop enkel de stelling ingenomen dat hij alles in het werk heeft gesteld om de passagiers zo snel mogelijk te vervoeren. De vervoerder heeft dan ook niet althans onvoldoende weersproken dat de door de passagiers genoemde vluchten geen (redelijke) opties waren. Gelet op de vertraging op de eindbestemming kan derhalve niet worden aangenomen dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te beperken.
5.4.
Het voorgaande betekent dat ook indien op enig moment zou komen vast te staan dat sprake was van een buitengewone omstandigheid, de vervoerder gehouden is de passagiers te compenseren in verband met de vertraging van de vlucht.
5.5.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.6.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagiers in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kan maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 2.835,60, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.400,00 vanaf 26 april 2019 en over € 435,60 vanaf 22 juli 2021 tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 119,21;
griffierecht € 240,00;
salaris gemachtigde € 436,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 109,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter