In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is er sprake van een alimentatiegeschil tussen een man en een vrouw, die eerder een affectieve relatie hebben gehad. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.B. Scheerder-Lamme, en de vrouw, aanvankelijk vertegenwoordigd door mr. L. Laus en later door mr. B. Röpcke, hebben een regeling getroffen op basis van een alimentatieovereenkomst conform boek 6 van het Burgerlijk Wetboek. De procedure heeft een lange aanloop gekend, waarbij partijen in de gelegenheid zijn gesteld hun standpunten aan te vullen, mede in het licht van de gevolgen van de Covid-19 situatie. Na verschillende zittingen en het indienen van aanvullende producties, hebben partijen op 13 juli 2022 overeenstemming bereikt over de alimentatieverplichtingen. De rechtbank heeft vervolgens op 20 juli 2022 vonnis gewezen, waarin de alimentatieverplichtingen van de man zijn vastgesteld. De man is veroordeeld om aan de vrouw een bedrag van € 1.000,- bruto per maand te betalen, met een verhoging naar € 1.500,- bruto per maand in de daaropvolgende jaren. Tevens is bepaald dat de alimentatieverplichting eindigt op 31 juli 2026 en dat de alimentatieachterstand over de maanden mei, juni en juli 2021 is vastgesteld op € 2.000,- bruto, welke in termijnen door de man aan de vrouw zal worden betaald. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.