ECLI:NL:RBNHO:2022:6337

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
20 juli 2022
Zaaknummer
21/1886
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een omgevingsvergunning voor de nieuwbouw van een woning en de gevolgen voor gevelafstanden

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiser tegen de verleende omgevingsvergunning voor de nieuwbouw van een woning op het aangrenzende perceel beoordeeld. Eiser stelt dat de vergunning niet verleend had mogen worden vanwege een te kleine gevelafstand tussen zijn woning en het bouwplan. Volgens het bestemmingsplan moet de afstand tussen de gevel van een woning en de perceelgrens minimaal 3 meter zijn, wat resulteert in een minimale afstand van 6 meter tussen de gevels van twee woningen. Eiser wijst erop dat zijn woning op 1,25 meter van de perceelgrens staat, wat in het verleden was toegestaan, en dat het bouwplan niet kan voldoen aan de vereiste afstand van 6 meter.

De rechtbank overweegt dat het bestemmingsplan niet automatisch een minimale afstand van 6 meter tussen twee woningen vereist, ook al is de afstand tot de perceelgrens vastgesteld op minimaal 3 meter. De rechtbank concludeert dat de afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelgrenzen minimaal 3 meter moet zijn, maar dat dit niet betekent dat er ook een minimale afstand van 6 meter tussen de woningen moet zijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de omgevingsvergunning van de vergunninghouder in stand blijft. De uitspraak is gedaan door mr. A.M.C. de Haan, in aanwezigheid van mr. L.E. Hesselink, griffier, en is openbaar uitgesproken op 19 juli 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/1886

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juli 2022 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2], uit [woonplaats], eisers

(gemachtigde: [naam 1])
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen (het college)

(gemachtigde: mr. drs. R. Fa-Si-Oen).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde belanghebbende]uit [woonplaats] (vergunninghouder) (gemachtigde: [naam 2]).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 8 maart 2021 waarin een omgevingsvergunning voor de bouw van een woning op het aangrenzende perceel aan vergunninghouder is verleend.
Het college heeft een verweerschrift ingediend. Vergunninghouder heeft schriftelijk gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 17 mei 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en zijn gemachtigde, de gemachtigde van het college en vergunninghouder en haar gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en de omgevingsvergunning van vergunninghouder in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.

Overwegingen

Feiten1.1. Op 18 oktober 2019 heeft vergunninghouder een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor de nieuwbouw van een woning op het adres [adres 1] in [woonplaats]. De aanvraag ziet op de activiteiten “bouwen” , “handelen in strijd met de regels ruimtelijke ordening” en “uitrit aanleggen of veranderen”.
1.2.
Op het betreffende perceel geldt het bestemmingsplan “Bergen schoorl-kernen en buurtschappen”. Het perceel heeft voor het grootste gedeelte de bestemming ‘Wonen (W-2)’ en voor het overige de bestemming ‘Groen’. Op het perceel is geen bouwvlak aanwezig.
1.3.
Eiser woont op het aangrenzende adres [adres 2] te [woonplaats] en heeft op 12 mei 2020 en 10 november 2020 zienswijzen ingediend.
1.4.
In het besluit van 8 maart 2021 heeft verweerder aan vergunninghouder de aangevraagde omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 2.1, eerste lid onder a en c, en artikel 2.12, eerste lid, onder a en 3° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Met dit besluit is een nieuw bouwvlak geprojecteerd op het perceel. [1] De uniforme openbare procedure is gevolgd.
Juridisch kader
2. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Zorgt het bouwplan voor een te kleine gevelafstand?
3.1.
Eiser voert aan dat het bouwplan voor een te kleine gevelafstand tussen zijn woning en de nieuw te bouwen woning zorgt. In het bestemmingsplan zijn volgens hem voorwaarden opgenomen om een open structuur vast te leggen. Eén daarvan is dat de afstand tussen de gevel van een woning en de perceelgrens minimaal 3 meter moet zijn. Zo ontstaat een minimale afstand van 6 meter tussen de gevels van twee woningen. Een kleinere afstand komt het woon- en leefklimaat niet ten goede en beperkt zijn privacy. De woning van eiser staat op 1,25 meter van de perceelgrens, hetgeen in het verleden was toegestaan. Volgens eiser kan de nieuwe woning daarom niet 3 meter uit de perceelgrens worden gebouwd, omdat dan niet wordt voldaan aan de minimale afstand van 6 meter tussen zijn woning en de nieuwe woning.
Eiser voert verder aan dat op de grens tussen [adres 1] en [huisnummer] een illegaal zomerhuis staat dat al 4,5 meter van het perceel van [adres 1] in beslag neemt. Daardoor komt de nieuw te bouwen woning 1,5 meter extra richting de woning van eiser. Volgens eiser moet dit zomerhuis gesloopt worden of als uitbouw van de nieuwe woning worden beschouwd, zodat de nieuwe woning kan opschuiven naar de andere kant van het perceel (richting nummer [huisnummer]) en er aan de minimale afstand van 6 meter kan worden voldaan.
3.2.
Met het college is de rechtbank van oordeel dat uit de planregels [2] volgt dat bij het projecteren van een nieuw bouwvlak zoals hier het geval is, de afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelgrenzen minimaal 3 meter moet bedragen. Daarmee is niet automatisch ook bepaald dat er een minimale afstand van 6 meter tussen twee woningen dient te zijn. In de toelichting op de planregels op de bestemming Wonen (W2) staat nog: “
Om deze opzet te behouden, zijn alleen vrijstaande woningen toegestaan en is door de ligging van het bouwvlak de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen vastgelegd (minimaal 3 m, tenzij deze afstand nu reeds minder is). Zo blijven de open ruimten tussen de hoofdgebouwen gewaarborgd.
Hieruit volgt dat het bestemmingsplan rekening houdt met de mogelijkheid dat een woning op minder afstand tot de perceelgrens is gebouwd, maar daaraan niet het gevolg verbindt dat een nieuw te projecteren bouwvlak op het aangrenzend perceel dan op zodanige afstand moet worden geplaatst dat minimaal 6 meter tussen twee woningen ontstaat.
Het bestaan van het zomerhuis, vergund of niet, heeft hier geen invloed op en maakt dit daarom niet anders. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie

4.1.
Het beroep is ongegrond.
4.2.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.C. de Haan, rechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Hesselink, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2022.
Griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
(…)
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
(…)
Artikel 2.10
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien:
a. de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 of 120 van de Woningwet;
(…)
Artikel 2.12
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
(…) of
3°.in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;
(…)
Bestemmingsplan Bergen schoorl-kernen en buurtschappen

Artikel 22 Wonen-2 (W-2)

Bestemmingsomschrijving

1. De op de plankaart voor Wonen-2 (W-2) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het wonen en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
(…)

Bouwregels (…)4. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de plankaart, de bepalingen in hoofdstuk III en de volgende bepalingen:(…)c. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak; (…)Wijzigingsbevoegdheid13. Burgemeester en wethouders zijn – met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening – bevoegd om het plan te wijzigen ten behoeve van het projecteren van nieuwe bouwvlakken en het verplaatsen, aanpassen of vergroten van bestaande bouwvlakken, met inachtneming van de volgende bepalingen:

(…)
d. de afstand van bouwvlakken tot de zijdelingse perceelgrenzen dient ten minste 3 m te bedragen;
(…)
i. toepassing van de wijzigingsbevoegdheid mag niet leiden tot onevenredige aantasting van
de gebruikswaarde van naburige percelen.

ToelichtingDeze bestemming is bedoeld voor vrijstaande woningen met variërende afstanden van de voorgevels tot de weg, zoals in de lintbebouwing langs de Heerweg, Duinweg en Voorweg.

Om deze opzet te behouden, zijn alleen vrijstaande woningen toegestaan en is door de ligging van het bouwvlak de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen vastgelegd (minimaal 3 m, tenzij deze afstand nu reeds minder is). Zo blijven de open ruimten tussen de hoofdgebouwen gewaarborgd. Het bouwvlak wordt zodanig gekozen, dat de huidige afstand tot de weg gewaarborgd blijft. De voorgevel van de woning dient gebouwd te worden in de voorgevelrooilijn. De breedte en de diepte van het bouwvlak bedraagt niet meer dan 15 m. (…)

Voetnoten

1.Artikel 22 onder 13 van de planregels.
2.Artikel 22 onder 13 van de planregels.