ECLI:NL:RBNHO:2022:6381

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
9163638 \ CV EXPL 21-2622
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding op basis van luchtvaartverordening afgewezen wegens niet-toepasselijkheid

In deze zaak heeft AirHelp GmbH, vertegenwoordigd door Lof Legal Services, een vordering ingesteld tegen Turk Havayollari A.O. wegens compensatie voor een geannuleerde vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers. De vlucht in kwestie was geboekt van Bahrein naar Amsterdam met een tussenstop in Istanbul en werd geannuleerd. AirHelp claimde een schadevergoeding van € 1.200,00, vermeerderd met rente en proceskosten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. Echter, de rechter concludeerde dat de Verordening niet van toepassing was, omdat de vervoerder, Turk Havayollari A.O., geen communautaire luchtvaartmaatschappij is, aangezien deze is gevestigd in Turkije. Hierdoor was de vordering van AirHelp niet ontvankelijk en werd deze afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan AirHelp, die ongelijk kreeg in deze procedure.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor passagiers om te controleren of de luchtvaartmaatschappij onder de toepasselijkheid van de Europese luchtvaartverordening valt, vooral bij vluchten die vertrekken vanuit derde landen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9163638 \ CV EXPL 21-2622
Uitspraakdatum: 20 juli 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen Airhelp
gemachtigde Lof Legal Services
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Turk Havayollari A.O.
gevestigd te Ankara (Turkije)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. H. Bulut-Yazir

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 31 maart 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene 1] en [betrokkene 2] (hierna: de passagiers) hebben een vervoersovereenkomst met de vervoerder gesloten voor een vlucht op 1 april 2019 van Bahrain International Airport (Bahrein) via Istanbul Havalimani Airport, Istanboel (Turkije) naar Amsterdam-Schiphol Airport.
2.2.
De vlucht van Bahrein naar Istanboel (hierna: de vlucht) is geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben op 14 en 17 september 2020 hun vermeende vorderingsrecht overgedragen aan Airhelp Limited.
2.4.
Airhelp Limited heeft de vervoerder bij brief van 29 oktober 2019 (de kantonrechter begrijpt: 29 oktober 2020) aangemaand.
2.5.
Airhelp Limited heeft bij akte van 28 januari 2021 het vermeende vorderingsrecht overgedragen aan Airhelp.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Airhelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening, de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente, en de nakosten.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 1.200,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt, voor zover relevant, bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De grondslag van de vordering van Airhelp is, zoals gezegd, de Verordening. Artikel 3 van de Verordening bepaalt de werkingssfeer van de Verordening. In artikel 3 lid 1 sub b staat dat de Verordening in beginsel van toepassing is op passagiers die vertrekken vanaf een in een derde land gelegen luchthaven, zoals in deze zaak Bahrein, naar een luchthaven op het grondgebied van een lidstaat, zoals in deze zaak Amsterdam-Schiphol Airport. Voorwaarde bij een dergelijke vlucht is blijkens artikel 3 lid 1 sub b echter wel dat de luchtvaartmaatschappij die de vlucht in kwestie uitvoert, een communautaire luchtvaartmaatschappij is. De vervoerder is echter geen communautaire luchtvaartmaatschappij als bedoeld in artikel 2 sub c van de Verordening. De vervoerder is immers gevestigd in Turkije en dus niet in een lidstaat. De conclusie is dat de Verordening niet van toepassing is op de vlucht. De vordering van Airhelp zal daarom worden afgewezen. Omdat de Verordening niet van toepassing is, komt de kantonrechter verder ook niet toe aan de andere stellingen en verweren van partijen, en laat die dus onbesproken.
4.3.
De proceskosten komen voor rekening van Airhelp, omdat deze ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt Airhelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Jansen, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter