ECLI:NL:RBNHO:2022:6382

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
C/15/303848 / HA ZA 20-373
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over eigendom van een strook grond en de inhoud van erfdienstbaarheid van weg

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Vereniging van Eigenaren Recreatiepark en De Groene Veste B.V. over de eigendom van een strook grond en de inhoud van een erfdienstbaarheid van weg. De Vereniging van Eigenaren vorderde erkenning van eigendom van de strook grond en stelde dat zij deze door verkrijgende verjaring had verworven. De Groene Veste voerde aan dat de strook grond haar eigendom was, gebaseerd op een notariële akte van levering. De rechtbank oordeelde dat de erfdienstbaarheid van weg was gevestigd ten behoeve van het Achterland en dat de Groene Veste recht had op gebruik van deze erfdienstbaarheid. De rechtbank concludeerde dat de Vereniging van Eigenaren niet had aangetoond dat zij door verjaring eigenaar was geworden van de strook grond. De vorderingen van de Vereniging van Eigenaren werden afgewezen, terwijl de vorderingen van De Groene Veste in reconventie werden toegewezen, inclusief de erkenning van de nutserfdienstbaarheid en de verplichting voor de Vereniging van Eigenaren om deze na te komen. De rechtbank legde ook een dwangsom op voor het geval de Vereniging van Eigenaren in gebreke zou blijven.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/303848 / HA ZA 20-373
Vonnis van 22 juni 2022
in de zaak van
de vereniging
VERENIGING VAN EIGENAARS RECREATIEPARK [eiser],
zetelend te [plaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. D.J. Posthuma te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE GROENE VESTE B.V.,
gevestigd te Haarlem en kantoor houdende te Stompetoren, gemeente Alkmaar,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat aanvankelijk mr. R.F. Raven,
thans mr. M. van Weeren te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en De Groene Veste genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 25 november 2020
  • een conclusie van antwoord in reconventie
  • een akte houdende overleggen producties t/m 24 van de zijde van [eiser]
  • een akte houdende overleggen producties t/m 33 van de zijde van De Groene Veste
  • een akte houdende overleggen productie 34 met een update van de productielijst van de zijde van [eiser]
  • de mondelinge behandeling van 26 maart 2021, tijdens welke zitting de advocaten het woord gevoerd hebben aan de hand van spreekaantekeningen en van welke zitting de griffier aantekeningen heeft bijgehouden
  • een akte uitlaten met producties t/m 28 van de zijde van [eiser]
  • een akte na mondelinge behandeling met producties t/m 46 van de zijde van De Groene Veste
  • een antwoordakte met producties t/m 30 (feitelijk 31, 2 producties genummerd 28) van de zijde van [eiser]
  • een antwoordakte met producties t/m 59 van de zijde van De Groene Veste
  • een akte overlegging producties (t/m 33) van de zijde van [eiser]
  • een akte overlegging producties (60 t/m 63)van de zijde van De Groene Veste
  • de mondelinge behandeling van 25 maart 2022 tijdens welke zitting de advocaten het woord gevoerd hebben aan de hand van spreekaantekeningen en van welke zitting de griffier aantekeningen heeft bijgehouden
  • de aanhouding voor uitlaten partijen over de gewenste voortzetting
  • het verzoek van partijen om vonnis te wijzen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In een notariële akte van 16 november 1982, verleden tussen [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] ) en [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2] ) en ingeschreven ten kantore van de Dienst voor het Kadaster en de Openbare Registers te Amsterdam op 17 november 1982 onder nummer 7133/8 , is door [betrokkene 1] aan [betrokkene 2] geleverd:
de percelen weiland met bestemming volkstuinen, gelegen te [plaats 2] , [adres 1] , gemeente [plaats 1] , nabij perceel [adres 2] , uitmakende ter plaatse kennelijk aangeduide en afgebakende gedeelten van het perceel kadastraal bekend gemeente [plaats 1] sectie AB nummer [kadaster nummer 2] , totaal groot twaalf hectare, éénentachtig are en vijftig centiare, zoals deze perceelsgedeelten na opmeting vanwege -— de Landmeetkundige Dienst van het Kadaster te Amsterdam, ten name van de koper zullen worden gesteld, en zijn aangegeven op de door partijen en mij, notaris, ondertekende en vervolgens aan deze akte gehechte tekening van Architektenburo Schroeder BV. te Overveen, gemeente Bloemendaal, nummer 81.55 de dato december negentienhonderd één en tachtig.
De notariële akte houdt onder meer verder het volgende in:
Voorts is tussen partijen overeengekomen en bepaald:
(…)
  • dat koper direct na aanleg van de geprojecteerde weg in overleg met verkoper, doch voor rekening van koper, degelijk hekwerk zal plaatsen ter afsluiting van de aan verkoper verblijvende gedeelten en dat het onderhoud daarvan voor rekening van verkoper zal zijn;
  • dat de verkoper zal gedogen dat koper aanduidingen plaatst aan de dijk ter verwijzing naar het volkstuinencomplex; (…)
  • dat koper op zijn kosten zorg zal dragen voor erfafscheidingen, hekken alsmede beplanting en schering ten westen van de middensloot, welke aan partijen bekend is;
  • dat ten behoeve van de aan verkoper in eigendom verblijvende gedeelten van gemeld kadastraal perceel en ten laste van het bij deze verkochte, bij deze wordt gevestigd de erfdienstbaarheid van weg om, ook met zwaarder materieel, te komen en te gaan van en naar de openbare weg;
  • dat ten laste en ten behoeve van alle voormelde perceelsgedeelten op gelijke wijze als gemeld het recht wordt gevestigd tot het aansluiten op en gebruiken van alle algemene voorzieningen, inrichtingen, leidingen en anderszins welke in, aan of op het bij deze verkochte worden aangebracht;
  • dat de verkoper er zorg voor zal dragen dat voor de gebruikers van zijn volkstuintjes op de aan hem in eigendom verblijvende perceelsgedeelten op zijn grond een behoorlijke parkeergelegenheid wordt geschapen.
2.2.
[betrokkene 2] heeft eveneens op 16 november 1982 bij notariële akte, ingeschreven ten kantore van de Dienst voor het Kadaster en de Openbare Registers te Amsterdam op 17 november 1982 onder nummer 7133/9, de verkregen percelen direct grotendeels doorverkocht aan [betrokkene 3] (hierna: [betrokkene 3] ). Deze akte van levering houdt onder meer het volgende in:
(…) die verklaarde te hebben gekocht en in eigendom te aanvaarden:
de percelen weiland met bestemming volkstuinen, gelegen te [plaats 2] , [adres 1] , gemeente [plaats 1] , nabij perceel [adres 2] , waarop minimaal zes en zeventig kavels zijn geprojecteerd, uitmakende ter plaatse kennelijk aangeduide en afgebakende gedeelten van het perceel kadastraal bekend gemeente [plaats 1] sectie AB nummer [kadaster nummer 2] , totaal groot twaalf hectare, éénentachtig are en vijftig centiare, zoals en voorzover deze perceelsgedeelten (…) in eigendom zijn verkregen krachtens een akte van koop en verkoop (…) zijnde bij de onderhavige verkoop en koop acht eveneens ter plaatse kennelijk aangeduide en afgebakende perceelsgedeelten op na te melden tekening aangegeven met de nummers 55, 56, 215, 216, 217, 245, 246 en 247, van het door verkoper eveneens per heden in eigendom verkregene uitgezonderd (…) en zijn aangegeven op de door partijen en mij, notaris, ondertekende en vervolgens aan deze akte gehechte tekening van Architektenburo Schroeder B.V. te Overveen, gemeente Bloemendaal, nummer 81.55 de dato december negentienhonderd één en tachtig.
(…)
Verder zijn de in de hiervoor onder 2.1 genoemde akte tussen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] overeengekomen verplichtingen en erfdienstbaarheden eveneens van toepassing verklaard en aan [betrokkene 3] ter nakoming opgelegd.
2.3.
In een notariële akte van levering van 1 december 1983, ingeschreven ten kantore van de Dienst voor het Kadaster en de Openbare Registers te Amsterdam op 2 december 1983 onder nummer 7450/56, heeft [betrokkene 1] opnieuw aan [betrokkene 2] percelen weiland geleverd met bestemming volkstuinen, gelegen te [plaats 2] , [adres 1] , gemeente [plaats 1] , nabij perceel [adres 2] , kadastraal bekend gemeente [plaats 1] , sectie AB nummer [kadaster nummer 3] , groot zeven hectare negen are en zes en tachtig centiare. In deze akte is verwezen naar de in de akte van 16 november 1982 opgenomen verplichtingen en erfdienstbaarheden en deze zijn ook hier van toepassing verklaard. Tevens is in deze akte verwezen naar de
2.4.
[betrokkene 2] heeft ook dit perceel (AB [kadaster nummer 3] ) direct grotendeels doorverkocht aan [betrokkene 3] , inmiddels handelend in zijn hoedanigheid van directeur van Exploitatiemaatschappij [eiser] B.V. Ook bij deze transactie heeft [betrokkene 2] een aantal perceelsgedeelten zelf gehouden, te weten drie afgebakende perceelsgedeelten met de nummers 101, 141 en 186, welke eveneens zijn ingetekend op de door partijen en de notaris ondertekende tekening van Architektenburo Schroeder B.V. te Overveen, gemeente Bloemendaal, nummer 81.55 de dato december negentienhonderd één en tachtig, die ook aan die akte is gehecht. Verder is in de akte verwezen naar de in de akte van 16 november 1982 tussen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] opgenomen verplichtingen en erfdienstbaarheden en zijn deze ook hier van toepassing verklaard. Deze notariële akte is op 2 december 1983 ingeschreven ten kantore van de Dienst voor het Kadaster en de Openbare Registers te Amsterdam onder nummer 7450/57.
2.5.
De percelen AB [kadaster nummer 4] t/m [kadaster nummer 5] vormen tezamen het door partijen en verder in dit vonnis als “Voorland” aangeduide terrein, zoals blauw weergegeven op onderstaande afbeelding:
En perceel AB [kadaster nummer 3] vormt het door partijen en verder in dit vonnis als “Achterland” aangeduide terrein zoals blauw weergegeven op onderstaande afbeelding:
2.6.
Het perceel AB [kadaster nummer 5] , onderdeel van het hiervoor bedoelde Voorland, is al geruime tijd in gebruik als recreatieterrein. [betrokkene 3] was eigenaar van perceel AB [kadaster nummer 5] en [betrokkene 2] was eigenaar van de percelen [kadaster nummer 4] , [kadaster nummer 6] en [kadaster nummer 7] . In een notariële akte van 17 september 1986 hebben zij perceelsgedeelten geruild ten behoeve van de splitsing van de grond in appartementsrechten: [betrokkene 3] heeft 1/24ste aandeel in het perceel AB [kadaster nummer 5] overgedragen aan [betrokkene 2] en [betrokkene 2] heeft in ruil daarvoor 23/24ste aandeel in de percelen [kadaster nummer 4] , [kadaster nummer 6] en [kadaster nummer 7] overgedragen aan [betrokkene 3] .
In dezelfde akte zijn de onroerende goederen gesplitst in 97 appartementsrechten, waarvan er 96 recht geven op het uitsluitend gebruik van een vakantiehuisje met ondergrond, terras en bijbehorende tuin in het Recreatiepark [eiser] en waarvan één appartementsrecht is bedoeld voor gebruik als kantine, terras en speelweiden. Tot slot is bij deze akte ook [eiser] opgericht.
2.7.
[betrokkene 3] heeft als directeur van Exploitatiemaatschappij [eiser] B.V. op 11 mei 1988 het Achterland verkocht en geleverd aan Dutch Building Management B.V. In de notariële akte van levering is verwezen naar de erfdienstbaarheden en bijzondere bepalingen zoals vermeld in de sub 2.2 vermelde akte van 16 november 1982, ingeschreven onder nummer 7133/9.
2.8.
In een notariële transportakte van 6 juli 1989 heeft Dutch Building Management B.V. het Achterland grotendeels doorverkocht en geleverd aan de [betrokkene 4] en
[betrokkene 5] (hierna: [betrokkene 4] c.s.). Op een situatietekening bij de akte is aangegeven dat een drietal kavels, aangeduid met de nummers 101, 141 en 186, elk ter grootte van ongeveer twee are niet in de transactie zijn begrepen. Ook in deze akte is melding gemaakt van de op de perceelsgedeelten rustende erfdienstbaarheden en bijzondere bepalingen als sub 2.7 en 2.2 vermeld en sub 2.1 weergegeven. Daarnaast is het volgende vermeld:
Nog is tussen partijen overeengekomen en bepaald:
Schade aan het naastgelegen perceel, het Recreatiepark “ [eiser] ”, als gevolg van het door kopers of hun rechtsopvolger(s) op het bij deze verkochte te realiseren recreatiepark zal door casu quo namens en voor rekening van kopers dan wel hun rechtsopvolger(s) dienen te worden hersteld;
Kopers danwel hun rechtsopvolger(s) casu quo de eigenaar/eigenaren van het op het bij deze verkochte te realiseren recreatiepark zal/zullen voor een evenredig gedeelte bijdragen in de kosten van onderhoud en gebruik van de, tezamen met het recreatiepark “ [eiser] ”, gemeenschappelijk te gebruiken voorzieningen.
Kopers danwel hun rechtsopvolger(s) casu quo de eigenaar/eigenaren van het op het bij deze verkochte te realiseren recreatiepark zal/zullen voor het twee/derde gedeelte bijdragen in de kosten van onderhoud van de op voormeld recreatiepark “ [eiser] ” gelegen toegangsweg, welke toegangsweg tevens zal dienen als toegangsweg naar het op het bij deze verkochte te realiseren recreatiepark, terwijl de kosten van aanleg en onderhoud van het op het bij deze verkochte aan te leggen en te houden gedeelte van voormelde toegangsweg geheel en alleen voor rekening van kopers danwel hun rechtsopvolger(s) zullen komen en blijven;
Kopers danwel hun rechtsopvolger(s) zal/zullen geen direct gebruik mogen maken van de ten behoeve van voormeld recreatiepark “ [eiser] ” bestaande voorzieningen, anders dan om nutsvoorzieningen te creëren ten behoeve van het op het bij deze verkochte te realiseren recreatiepark.
Alle kosten ter realisering van enig project op het bij deze verkochte, inclusief leges- en andere kosten, zullen geheel en alleen voor rekening van de kopers komen.
Verkoopster garandeert dat kopers de water- en elektriciteitsvoorzieningen ten behoeve van het bij deze verkochte, danwel het op het bij deze verkochte te realiseren recreatiepark, volledig zullen kunnen en mogen aansluiten op de voor het recreatiepark “ [eiser] ” aanwezige nutsvoorzieningen, waarbij overigens de kosten van kabels en overige aansluitingen, waaronder de kosten van installatie van (een) verdeelkast(en) op het bij deze verkochte, geheel en alleen voor rekening van de kopers zullen komen.
Verkoopster verplicht zich bij deze jegens kopers om op de grens van het bij deze verkochte en het naastgelegen recreatiepark “ [eiser] ”, op kosten van verkoopster, op maximaal twee meter verwijderd van de grenzen van de kavels genummerd 218, 233, 250,266, 286 en 60, zoals aangegeven op de aan deze akte gehechte situatietekening, een scheidingssloot aan te leggen met een doorgang (duiker) onder de toegangsweg.
De hiervoor onder 1 tot en met 4 genoemde bepalingen worden ten deze, voor zoveel als mogelijk is, gevestigd als erfdienstbaarheden ten laste van de bij deze verkochte gedeelten van voormeld perceel kadastraal bekend gemeente [plaats 1] sectie AB nummer [kadaster nummer 3] en ten laste van de naastgelegen percelen kadastraal bekend gemeente [plaats 1] sectie AB nummer [kadaster nummer 4] , [kadaster nummer 6] , [kadaster nummer 7] en [kadaster nummer 5] (Recreatiepark “ [eiser] ”).
Voorts worden deze bepalingen tevens gevestigd als kettingbedingen ten laste van de kopers en ten behoeve van de eigenaren van voormeld naastgelegen Recreatiepark “ [eiser] ”, mitsdien onder de verplichting van de kopers om bij enige overgang onder bijzonder titel deze verplichtingen aan hun rechtverkrijgenden op te leggen en deze te verplichten om deze bepalingen wederom op te leggen aan hun rechtsopvolgers bij elke volgende overgang onder bijzondere titel.
Voor elke overtreding van een of meer dezer bepalingen verbeurt de overtreder, na behoorlijke ingebrekestelling, een boete van vijftig duizend gulden (f 50.000,00) in contanten jegens voormelde eigenaren van vorenbedoeld Recreatiepark “ [eiser] ”, ongeacht de schade die uit deze overtreding mocht voortvloeien voor bedoelde eigenaren.
De comparant ter ene zijde thans handelende als mondeling lasthebber van en waarnemende de belangen van de eigenaren van het naastgelegen Recreatiepark “ [eiser] ”, verklaarde voornoemde derdenbedingen ten laste van de kopers en ten behoeve van vorenbedoelde eigenaren aan te nemen. Ten deze wordt nog gevestigd, ten behoeve van de hierbij gekochte gedeelten van voormeld kadastraal perceel gemeente [plaats 1] sectie AB nummer [kadaster nummer 3] en ten laste van een noord-oostelijk gedeelte (welk gedeelte als verbindingsweg is geprojecteerd) van het aan verkoopster in eigendom verblijvende gedeelte van voormeld kadastraal perceel gemeente [plaats 1] sectie AB nummer [kadaster nummer 3] , een erfdienstbaarheid van weg om, ook met zwaarder materieel, te komen van en te gaan naar de openbare weg (via het naastgelegen recreatiepark “ [eiser] ”) op de thans bestaande wijze.
2.9.
De in de hiervoor onder 2.8 vermelde nader overeengekomen afspraken zijn in overleg met [eiser] tot stand gekomen, in verband met een vordering van [eiser] op Dutch Building Management, voor welke vordering zij conservatoir beslag had doen leggen op het Achterland. De toenmalige advocaat van [eiser] heeft in een brief van 3 mei 1989 aan [betrokkene 5] (een van de hiervoor genoemde kopers) laten weten dat [eiser] alleen bereid zou zijn het beslag op te heffen als aan bepaalde wensen van [eiser] zou worden voldaan.
2.10.
De Groene Veste is een onderneming die plannen ontwikkelt voor het bouwen van civieltechnische werken en recreatieparken. De Groene Veste heeft op grond van een op 1 juni 2018 verleden notariële transportakte de eigendom verkregen van:
het recht van opstal, tot ultimo december tweeduizend twaalf, van een perceel grond eigendom van het waterschap Groot- [plaats 1] , gelegen te [plaats 2] , [adres 1] , nabij het perceel [adres 3] , kadastraal bekend gemeente [plaats 1] , sectie AB, nummer [kadaster nummer 8] , groot tien are vierendertig centiare;
een perceel grond, bestemd voor de bouw van recreatiewoningen, plaatselijk bekend [straat] te [plaats 2] , kadastraal bekend gemeente [plaats 1] , sectie AB, nummer [kadaster nummer 9] , groot (ongeveer) zeven hectare drie are zesentachtig centiare,
aan welk perceel door het kadaster een administratieve (voorlopige) kadastrale grens en oppervlakte is toegekend;
drie percelen grond, bestemd voor de bouw van tuinhuisjes, gelegen te [plaats 2] , Nieuwebrug, nabij het perceel [adres 3] , kadastraal bekend gemeente [plaats 1] , sectie AB, nummers 1962, 1963 en 1964, elk groot (ongeveer) twee are,
aan welke percelen door het kadaster een administratieve (voorlopige) kadastrale grens en oppervlakte is toegekend;
Ten aanzien van de percelen vermelde onder 2 en 3 is verwezen naar de in de (hiervoor sub 2.2 vermelde) akte met nummer 7133/9 vermelde erfdienstbaarheden en bepalingen (als weergegeven sub 2.1) en deze zijn van toepassing verklaard.
Daarnaast is ten aanzien van het perceel onder 2 verwezen naar de in de akte van 6 juli 1989 (hiervoor weergegeven onder 2.8) opgenomen nadere afspraken. Ook deze zijn van toepassing verklaard.
2.11.
Het Achterland, thans eigendom van De Groene Veste, is kadastraal vernummerd naar AB nummer [kadaster nummer 10] . Dit perceel is vanaf de openbare weg, de [straat] , uitsluitend bereikbaar via de toegangsweg, gelegen op het perceel van [eiser] . De inrit vanaf de [straat] naar [eiser] (en het Achterland) is gelegen op perceel AB [kadaster nummer 8] .
Dat perceel is eigendom van De Groene Veste.
2.12.
[eiser] is een recreatiepark bestaande uit 95 recreatiewoningen en een kantinegebouw.
2.13.
De Groene Veste is van plan om op het Achterland een recreatiepark met een camping te ontwikkelen en te realiseren in samenwerking met de gemeente [plaats 1] , door De Groene Veste aangeduid als “Het Plan”. Dit plan houdt het volgende in: een kampeerbedrijf met veel groen, los van het gas, gericht op contact en activiteiten, met een centrale ontmoetingsplaats voor toeristen, met voorzieningen zoals (een) gezamenlijke barbecueplaats(en), kanoverhuur, fietsverhuur en waar mogelijk sociale werkplekken. De Groene Veste behoeft hiervoor vergunning van de gemeente.
2.14.
Het Achterland beschikt niet over een eigen ontsluiting naar de openbare weg. Voor die ontsluiting en voor de aanleg van nutsvoorzieningen is zij aangewezen op de sub 2.1 en 2.8 vermelde erfdienstbaarheden.
2.15.
Op verzoek van De Groene Veste heeft Alliander medio 2019 een mantelbuis geboord op het perceel van [eiser] voor de aansluiting van (kracht)stroom voor bouwwerkzaamheden op het perceel van De Groene Veste. Deze werkzaamheden werden uitgevoerd zonder voorafgaand overleg met [eiser] . [eiser] heeft tegen deze gang van zaken geprotesteerd en het de namens Alliander aanwezige medewerkers onmogelijk gemaakt hun werkzaamheden geheel uit te voeren.
In een e-mail van 25 juni 2019 van Alliander aan De Groene Veste deelt Alliander mee dat zij tot de conclusie is gekomen dat zij de mantelbuis niet had mogen aanbrengen en dat Liander voor de tijdelijke/bouw aansluiting geen leveringsplicht heeft. Aan De Groene Veste wordt meegedeeld dat een permanente aansluiting door haar kan worden gevraagd zodra er een huisnummerbesluit zal zijn genomen.
2.16.
Partijen hebben over de invulling en de uitoefening van de erfdienstbaarheden in onderling overleg geen overeenstemming bereikt.
2.17.
Hangende de procedure heeft De Groene Veste in een brief van 16 april 2021 haar plan als volgt gepresenteerd aan de leden van [eiser] :
(…) wij begrijpen dat u wellicht denkt dat:
  • het druk wordt op de weg
  • bezoekers zullen parkeren op uw parkeerplaats
  • de weg vuil wordt door wandelaar en fietsers
Maar er zijn ook voordelen, voordelen die wij kunnen delen:
  • aanleg van riolering (officieel via de gemeente)
  • wandelroute over de camping openbaar voor iedereen
  • kleinschalig horeca gezellig en openbaar
  • extra parkeergelegenheid wanneer ‘de liede’ wellicht een feest heeft
  • geluid van de weg vangen wij op met een geluidswal
  • extra achter ontsluiting (in gevallen van nood kunnen nooddiensten of bezoekers of wie dan ook via de achterkant ontsluiten)
  • wandelpad/fietspad langs de toegangsweg en tussen de bomen door afgescheiden van de weg zodat fietsers niet uw kant op kunnen afslaan maar van de dijk naar achter zullen worden geleid
  • winteropslag voor uw camper/caravan?
  • Schoonhouden van het pad
  • Onderhoud van het pad, zullen wij komende 3 jaar voor onze rekening nemen daarna geldt de erfdienstbaarheid 1/3 & 2/3 aandeel
  • Een privéterrein/toegang maken (bij de dijk) voor alleen kampeerders en parkbewoners (en geen vreemden e.d. meer)
  • Camera’s bij de ingang en langs het pad
  • Voorzijde van de weg ‘passeer vakken’ zodat iedereen elkaar ruim kan passeren mocht dat nodig zijn.
Ook zijn wij met jullie (het bestuur…) in gesprek over enkele punten, te weten: de groenstrook, de toegangsweg (dijk ingang waar DGL overheen rijdt), de toegangsweg (de erfdienstbaarheid naar achter waar DGV overheen rijdt). We hebben over en weer erfdienstbaarheid, maar de weg is niet overal even breed en fijn om zowel te rijden en te fietsen bijvoorbeeld.
(…)
We zouden graag jullie medewerking/toestemming willen om de weg (op onze kosten) te verbeteren/verbreden met ca. 1,5 meter, zodat we een heg/of hekje kunnen maken (zodat bezoekers niet op het asfalt kunnen komen) en iedereen veilig kan fietsen en wandelen zonder op het asfalt te lopen. Hiervoor zullen er geen bomen hoeven te worden gekapt. De planten zullen keurig helemaal hetzelfde eruitzien (enkel verplaatst worden).
Wij zorgen dat het uiterlijk hetzelfde blijft. Rustig, groen, beplanting, bomen. De weg zal hierdoor fijner te rijden zijn/breder worden zodat ook u makkelijk langs elkaar kan rijden, en met de fiets of wandelend naar voor of naar achter kunt lopen of fietsen.
Ook dit heeft niet geleid tot overeenstemming tussen De Groene Veste en [eiser] .

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht zal verklaren dat [eiser] eigenaar is, dan wel door verkrijgende verjaring (te goeder trouw dan wel te kwader trouw) eigenaar is geworden, van de strook grond gelegen tussen de sloot en de erfgrens van het perceel kadastraal bekend gemeente [plaats 1] AB [kadaster nummer 5] (thans kadastraal behorend bij het kadastrale perceel [plaats 1] AB [kadaster nummer 10] ), alsmede tot het punt waar de weg aansluit op het laatstgenoemde perceel;
II. De Groene Veste zal veroordelen om binnen zeven dagen na de datum van dit vonnis de door haar grensoverschrijdend geplaatste schutting en mantelbuis te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom;
III. De Groene Veste zal verbieden om bouwwerken, hekwerken of andere objecten te plaatsen aan de slootzijde van het perceel van [eiser] ;
IV. De Groene Veste zal veroordelen in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de nakosten en rente.
3.2.
De Groene Veste voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
De Groene Veste vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar
bij voorraad:
I. voor recht zal verklaren dat het Plan (inclusief aanbouw/aanleggen van de nutsvoorzieningen) niet in strijd is met de Erfdienstbaarheid en Nutserfdienstbaarheid;
II. [eiser] zal veroordelen tot nakoming van de Erfdienstbaarheid met inachtneming van het Plan;
III. [eiser] zal veroordelen tot nakoming van de Nutserfdienstbaarheid met inachtneming van het Plan;
IV. [eiser] zal verbieden Liander - en andere werklieden die opdracht krijgen van De Groene Veste om het Plan uit te voeren - tegen te werken bij het aanleggen van nutsvoorzieningen binnen de Erfdienstbaarheid en de Nutserfdienstbaarheid;
V. wat betreft de onder II, III of IV uit te spreken veroordeling zal bepalen dat bij
niet-nakoming van enige veroordeling [eiser] een dwangsom zal verbeuren;
VI. [eiser] zal veroordelen om aan De Groene Veste tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag ad € 16.500,- (zoals omschreven onder randnummer 94), te vermeerderen met de wettelijke rente;
VII. voor recht zal verklaren dat [eiser] te kort is geschoten in de nakoming
van de Erfdienstbaarheid en de Nutserfdienstbaarheid waardoor zij schade (die voor
vergoeding in aanmerking komt) heeft toegebracht en nog toebrengt aan De Groene
Veste;
VIII. [eiser] zal veroordelen - tegen behoorlijk bewijs van kwijting – tot
betaling aan De Groene Veste van de door haar geleden schade en nog te lijden schade
door de niet nakoming, althans, de tekortkoming in de nakoming van de
Erfdienstbaarheid en de Nutserfdienstbaarheid, op te maken bij staat;
IX. voor recht zal verklaren dat het De Groene Veste vrijstaat (in haar hoedanigheid
van eigenaresse van) het perceel AB [kadaster nummer 8] (zoals in het lichaam van de dagvaarding is omschreven) naar eigen inzicht in te richten en haar onbezwaarde eigendomsrecht
daarover uit te oefenen (derhalve vrij van erfdienstbaarheden en andere (beperkte)
rechten), althans, dat [eiser] geen (beperkte) rechten heeft op het perceel
AB [kadaster nummer 8] ;
een en ander met veroordeling van [eiser] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.5.
[eiser] voert verweer. In de eerste plaats stelt zij zich op het standpunt dat de erfdienstbaarheid waarop De Groene Veste een beroep doet nooit is gevestigd ten behoeve van het Achterland. Daarnaast voert zij inhoudelijk verweer. Daarbij vraagt zij ook om bij toewijzing van enige vordering in reconventie die gemoeid is met de uitvoering van een toegewezen verklaring voor recht, dit vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren omdat de gevolgen praktisch onomkeerbaar zouden zijn. De huidige weg zou dan immers zijn verwijderd en bomen en groen weggehaald, waarna herstel van de situatie zoals die thans is niet meer mogelijk zal zijn. Bij die uitvoerbaarheid bij voorraad heeft De Groene Veste ook geen belang nu zij nog niet beschikt over de benodigde vergunning, aldus [eiser] .
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in reconventie

4.1.
Omdat het zwaartepunt van de discussie tussen partijen is gelegen bij de vraag of er een erfdienstbaarheid van weg is gevestigd en zo ja wat deze inhoudt, ziet de rechtbank aanleiding eerst de vorderingen van De Groene Veste in reconventie te beoordelen en daarop te beslissen.
4.2.
Deze vorderingen strekken er toe dat [eiser] wordt veroordeeld haar medewerking te verlenen aan de uitvoering van ‘het Plan’ zoals dat hiervoor in r.o. 2.13 is omschreven. Ter onderbouwing van het Plan heeft De Groene Veste verwezen naar de door haar overgelegde Ruimtelijke Onderbouwing in het rapport van RHO Adviseurs van 9 maart 2021. Daarin is onder meer vermeld dat het in 1990 mogelijk was op het Achterland 209 volkstuinen te ontwikkelen met elke kavel een huisje van 38 m2, dat de vigerende bestemming ‘groen’ is en dat een camping niet voldoet aan de bestemmingsomschrijving. Verder is in de Ruimtelijke Ordening het volgende vermeld:
‘Ontsluiting
De camping is toegankelijk via een noordelijke ingang en zuidelijke uitgang. De noordelijke ingang is te bereiken vanaf de [straat] . De noordelijke toegangsweg is momenteel te smal voor al het verkeer van de camping. Hierom zou deze weg verbreed moeten worden, wat ten koste gaat van het groen. Om dit te voorkomen is gekozen voor een tweede zuidelijke toegang. Hiervoor dient de Spaarnwouderweg doorgetrokken te worden. Deze oplossing zorgt tevens voor een ontlasting van de [straat] . Door de aanleg van de zuidelijke ontsluiting kan er éénrichtingsverkeer op de camping geregeld worden waardoor gasten in het noorden via de [straat] de camping binnen komen en via de zuidelijke ontsluiting de camping verlaten. (…)
De verharde wegen binnen de camping beschikken over een breedte van 3,5 meter. Hiermee wordt er voldaan aan de eisen van veiligheidsregio Kennemerland.’
4.3.
De Groene Veste heeft gesteld dat de erfdienstbaarheid van weg en de nutserfdienstbaarheid voor de uitvoering van het Plan absoluut noodzakelijk zijn. In dat verband heeft zij er op gewezen dat in de vestigingsakte van de erfdienstbaarheid van weg is opgenomen dat deze is bedoeld om te gaan en te komen, hetgeen volgens haar betekent dat de weg geschikt moet zijn voor tweerichtingsverkeer. Verder heeft zij gewezen op het oorspronkelijke plan uit 1980 om op het totale perceeloppervlak van het (toen nog niet gesplitste) Voor- en Achterland een grootschalig recreatiepark te realiseren met 295 recreatiehuisjes en op de bij dat plan behorende tekening uit 1982 waarop ook duidelijk was aangegeven dat de toegangsweg 6 meter breed diende te zijn om tweerichtingsverkeer mogelijk te maken. Zij heeft verklaard dat de gemeente op 23 maart 1983 vergunning verleend heeft voor de bouw van de eerste 45 huisjes op het Voorland. Zij heeft aangevoerd dat vervolgens vergunning is gevraagd en gekregen voor de bouw van nog eens 50 huisjes en dat in 1988 de toenmalige eigenaar van het Achterland een aanvraag heeft ingediend voor de bouw van 176 huisjes op het Achterland, onder vermelding dat het ging op een vervolg bouwvergunning op de eerdere besluiten van de gemeente.
De Groene Veste heeft benadrukt dat de erfdienstbaarheid van weg slechts gebruikt kan worden waarvoor deze is opgenomen en is bedoeld als de thans 3,2 meter brede weg wordt verbreed met twee meter en dat zij bereid is op haar kosten voor die verbreding zorg te dragen. Zij heeft toegezegd dat zij het uiterlijk van de weg zoveel mogelijk in stand wenst te houden en dat zij voornemens is om een voetpad aan te leggen langs de kant van de weg, onder welk voetpad een waterleiding moet worden aangelegd.
4.4.
[eiser] heeft bezwaar gemaakt tegen verbreding van de weg. Zij heeft in de eerste plaats aangevoerd dat ‘het Plan’ waarop De Groene Veste zich baseert niet eerder dan hangende de procedure in een confraternele e-mail van 29 juli 2020 aan haar kenbaar is gemaakt. [eiser] heeft zich op het standpunt gesteld dat uitvoering van dat plan inbreuk maakt op de bestaande uitoefening van de erfdienstbaarheid van weg en dat zij dit niet hoeft te dulden.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in maart 2021 heeft zij het standpunt ingenomen dat de erfdienstbaarheid in november 1982 werd gevestigd ten behoeve van het aan de verkoper in eigendom verblijvende gedeelte van het perceel en ten laste van het verkochte en dat dit goed beschouwd betekent dat de erfdienstbaarheden helemaal niet op het perceel van [eiser] zijn gevestigd.
Subsidiair heeft zij aangevoerd dat het van belang is dat er ten tijde van de vestiging van de erfdienstbaarheid alleen nog maar sprake was van percelen weiland met een bestemming ‘volkstuinen’ en dat er nog helemaal geen sprake was van recreatieparken, laat staan van het thans beoogde intensieve, professioneel recreatieve gebruik dat De Groene Veste van het Achterland wil gaan maken en waarbij zij de gevestigde erfdienstbaarheid van weg wil gebruiken als reguliere toegangsweg voor haar bezoekers dwars door [eiser] . Zij heeft verklaard dat met de vermelding ‘zwaarder materieel’ werd gedoeld op bijvoorbeeld grasmaaiers en tractoren die incidenteel gebruik zouden moeten maken van de weg om het Achterland te bewerken en dat dit ook het gebruik is geweest gedurende de afgelopen veertig jaar.
Zij heeft er verder op gewezen dat door de uitvoering van het plan van De Groene Veste om de weg te verbreden bomen aan weerszijden van de weg zullen moeten worden gekapt en veel aanwezig groen zal moeten worden weggehaald. Zij heeft aangevoerd dat bovendien in de door De Groene Veste overgelegde Ruimtelijke Ordening wordt vermeld dat de camping toegankelijk is via een noordelijke ingang en een zuidelijke ingang en dat De Groene Veste er ook voor kan kiezen om al haar ingaand en uitgaand verkeer te organiseren via de zuidelijke ingang en daar een weg aan te leggen die geschikt is voor tweerichtingsverkeer.
4.5.
De Groene Veste vordert in de eerste plaats een verklaring voor recht dat ‘het Plan’ (inclusief aanbouw/aanleggen van de nutsvoorzieningen) niet in strijd is met de erfdienstbaarheid en de nutserfdienstbaarheid, en daarnaast een veroordeling van [eiser] om de (nuts)erfdienstbaarheid na te komen en een verbod aan [eiser] om werklieden voor de aanleg van nutsvoorzieningen in opdracht van De Groene Veste tegen te werken.
4.6.
De rechtbank stelt vast dat partijen onder meer van mening verschillen over de volgende vragen:
  • zijn er ten laste van [eiser] en ten behoeve van het Achterland erfdienstbaarheden gevestigd?
  • Zo ja, wat houden die erfdienstbaarheden in?
Zijn er ten laste van [eiser] en ten behoeve van het Achterland erfdienstbaarheden gevestigd?
4.7.
[eiser] heeft haar verweer in de loop van de procedure uitgebreid en stelt nu primair dat in de akte van november 1982 geen erfdienstbaarheid van weg is gevestigd op het perceel van [eiser] . Zij meent dat bij de transactie tussen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] op 16 november 1982 zowel het Voorland als het Achterland zijn verkocht en dat de toen gevestigde erfdienstbaarheden uitsluitend betrekking hadden op het bij [betrokkene 1] achtergebleven deel ten laste van het verkochte perceel. Verder voert zij aan dat het Voor- en Achterland pas in februari 1983 zijn gesplitst waarna het Voorland (nummer [kadaster nummer 2] ) en het Achterland (nummer [kadaster nummer 3] ) ontstonden, welk Voorland vervolgens bij akte van 7 april 1983 verder is gesplitst terwijl het Achterland op 1 december 1983 afzonderlijk werd overgedragen.
4.8.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de hiervoor in randnummer 2.1 tot en met 2.4 aangehaalde akten, in onderlinge samenhang gelezen, niet anders worden geconcludeerd dan dat in de akte met nummer 7133/8 uitsluitend percelen behorende tot het Voorland aan [betrokkene 2] zijn geleverd, dat het Achterland bij die transactie in eigendom is gebleven bij [betrokkene 1] en dat ten behoeve van het Achterland de in die akte vermelde erfdienstbaarheden zijn gevestigd en bijzondere bepalingen zijn vastgelegd.
Uit deze stukken blijkt immers dat [betrokkene 3] de grond in twee delen geleverd heeft gekregen, namelijk een deel op 16 november 1982 bij akte genummerd 7133/9 en een deel op 1 december 1983 bij akte genummerd 7450/57. In laatstgenoemde akte van levering is vermeld dat de verkoper [betrokkene 2] de grond ‘op heden’ geleverd heeft gekregen.
Die vermelding is onbegrijpelijk als de uitleg van [eiser] gevolgd wordt.
Om die reden wordt geoordeeld dat in de akte genummerd 7133/8 een erfdienstbaarheid van weg is gevestigd ten laste van het perceel van [eiser] en ten behoeve van het bij [betrokkene 1] blijvende Achterland.
4.9.
De rechtbank neemt daarbij ook in overweging dat in de uitleg die [eiser] aan de akte tracht te geven:
  • onduidelijk blijft waarop de verplichting van [betrokkene 1] in de akte met nummer 7133/8 betrekking heeft om voor de gebruikers van zijn volkstuintjes op de aan hem in eigendom verblijvende perceelsgedeelten op zijn grond een behoorlijke parkeergelegenheid te maken,
  • de omschrijving
  • onduidelijk is wat er dan door [betrokkene 1] is overgedragen bij de akte met nummer 7450/56, aangezien uit de akte blijkt dat het hier in ieder geval grond betreft waarvan de notaris op 1 december 1983 heeft opgetekend dat die sinds 1950 eigendom van [betrokkene 1] is geweest.
Er is derhalve sprake van gevestigde erfdienstbaarheden en dus ook van een erfdienstbaarheid van weg die rust op het perceelsgedeelte dat sinds jaar en dag toegang verleent tot het Achterland, te weten [eiser] . De Groene Veste kan daar zekere rechten aan ontlenen.
De inhoud van de erfdienstbaarheid van weg
4.10.
Vervolgens dient beoordeeld te worden wat die erfdienstbaarheid van weg inhoudt. De Groene Veste stelt dat de genoemde erfdienstbaarheid van weg slechts op één manier kan worden uitgelegd, namelijk als een erfdienstbaarheid van weg waarbij de Ontsluitingsweg van het Voorland ten behoeve van het Achterland mag worden gebruikt, welke weg gebruikt moet kunnen worden om te komen en te gaan, zodat tweerichtingsverkeer op de weg mogelijk moet zijn. Zij acht daarvoor nodig dat de weg op [eiser] wordt verbreed tot een breedte van 5,2 meter. Zij voert daarbij aan dat er bij de vestiging van de erfdienstbaarheid rekening mee is gehouden dat de weg intensief gebruikt zou gaan worden en wijst daarbij onder meer op de aan de akten van november 1982 en december 1983 gehechte tekening van architectenbureau Schroeder. Die tekening vormt volgens haar een visualisatie van de indertijd gemaakte plannen om van het Voor- en het Achterland één groot recreatiepark te maken. Zij wijst erop dat op deze tekening (die indertijd is gebruikt voor een vergunningaanvraag) 295 huisjes zijn ingetekend alsmede een weg van 6 meter breed, waardoor tweerichtingsverkeer mogelijk zou zijn.
Tot slot wijst zij er op dat er voldoende ruimte is ter plaatse om de weg te verbreden en dat momenteel bij tegenliggend verkeer ook al van de volle 6 meter gebruik wordt gemaakt door gebruik te maken van de berm en verder dat in de bewuste leveringsakte aan [eiser] de verplichting is opgedragen om een behoorlijke parkeergelegenheid te scheppen voor het verkeer dat gebruik zal maken van de Erfdienstbaarheid.
4.11.
[eiser] heeft betoogd dat zij niet gehouden is om verbreding van de weg als door De Groene Veste gewenst toe te staan. Zij heeft benadrukt dat aan de plaats van de boompjes langs de weg te zien is dat de weg nooit 6 meter breed is geweest en heeft er op gewezen dat er, nadat de weg in 1995 is geasfalteerd, nooit iets is gewijzigd aan de weg. Zij beroept zich in dit verband op verjaring.
4.12.
De rechtbank oordeelt hieromtrent als volgt. Een erfdienstbaarheid van weg impliceert de aanwezigheid van die weg. Tussen partijen is niet in geschil dat de bestaande weg (alleen) ter hoogte van de inrit vanaf de openbare weg tot de bocht 6 meter breed is, dat de weg vervolgens vanaf de bocht 4 meter breed is en dat het smalste deel van de weg, dicht bij de toegang naar het Achterland circa 3,2 meter breed is. Verder is niet weersproken dat de aanwezige weg in 1995 is geasfalteerd en dat de weg vanaf de bocht in ieder geval vanaf dat moment nooit breder is geweest dan 4 meter. De weg ziet er op dit moment, bezien vanaf het Achterland richting Voorland, als volgt uit:
4.13.
Ingevolge artikel 5:73 Burgerlijk Wetboek (BW) worden de inhoud van de erfdienstbaarheid en de wijze van uitoefening bepaald door de akte van vestiging en, voor zover in die akte regelen daaromtrent ontbreken, door de plaatselijke gewoonte. Bij de uitleg van de akte van vestiging van de erfdienstbaarheid komt het aan op de in de notariële akte tot uitdrukking gebrachte partijbedoeling die moet worden afgeleid uit de in de akte gebruikte bewoordingen, uit te leggen naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte. (HR 2 december 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU2397). Voor zover De Groene Veste toepassing van een andere maatstaf heeft betoogd, volgt de rechtbank haar daarin niet.
4.14.
De rechtbank stelt vast dat in de bepaling in de akte waarin de erfdienstbaarheid in de diverse akten is omschreven niet is verwezen naar de tekening waarop De Groene Veste zich in dit geding heeft beroepen. In de tekst is gespecificeerd dat de door de erfdienstbaarheid toegestane weg geschikt moet zijn om ‘ook met zwaarder materieel’ te komen en te gaan van en naar de openbare weg. Die toevoeging lijkt niet nodig te zijn als de partijbedoeling destijds sowieso inhield vestiging van een erfdienstbaarheid voor een weg die 6 meter breed moest worden. Dat partijen beoogden om de tekening bij de uitleg van de akte een rol te laten spelen, is dan ook onzeker. Verdedigbaar is dat naar die tekening telkens uitsluitend is verwezen om te verduidelijken welke perceelsgedeelten bij de betreffende transactie (niet) zijn verkocht en overgedragen.
Uit de verdere inhoud van de akte van vestiging blijkt dat er een bestemming ‘volkstuinen’ rust op de betrokken percelen en dat op het Achterland volkstuinen aanwezig zijn. Dit valt af te leiden uit de vermelding dat de verkoper ervoor zal zorgdragen dat voor de gebruikers van ‘zijn volkstuintjes’ op het aan hem in eigendom verblijvende perceelsgedeelte een behoorlijke parkeergelegenheid wordt geschapen. De rechtbank leidt hieruit af dat de erfdienstbaarheid van weg ten tijde van de vestiging was bedoeld voor gebruik door de gebruikers van de volkstuinen op het Achterland.
4.15.
Uit de (sub 2.2 genoemde) akte, waarbij de door [betrokkene 2] verkregen percelen grotendeels door hem zijn doorverkocht aan [betrokkene 3] , blijkt dat er op het Achterland (op dat moment) 76 volkstuinen geprojecteerd zijn. Dit betekent dat bij de vestiging van de erfdienstbaarheid een verkeersintensiteit is voorzien die behoort bij een gebruik van de weg door en ten behoeve van de gebruikers van 76 volkstuinen, zo nodig met zwaarder materieel. Niet is gesteld of gebleken dat een maximale breedte van de weg van 4 meter voor dat beoogde gebruik onvoldoende is.
4.16.
Bezien vanuit het perspectief van De Groene Veste is op zijn best sprake van een inhoud van de akte die meebrengt dat de aanspraak onzeker is.
Dat brengt mee dat de subsidiaire uitlegregel van art 5:73 BW toepassing moet vinden: is een erfdienstbaarheid te goeder trouw geruime tijd zonder tegenspraak op een bepaalde wijze uitgeoefend, dan is in geval van twijfel deze wijze van uitoefening beslissend. Vastgesteld moet worden dat de erfdienstbaarheid sinds haar vestiging is uitgeoefend met gebruik van een weg die maximaal de sub 4.12 omschreven afmetingen heeft.
Niet is gesteld of gebleken dat rechtsvoorgangers van De Groene Veste, voor de aanvang van het onderhavige geschil, ooit duidelijk hebben gemaakt dat zij menen dat de bestaande erfdienstbaarheid hen aanspraak geeft op een bredere weg.
4.17.
Een beoordeling van het door [eiser] gedane beroep op verjaring leidt tot hetzelfde resultaat. De rechtbank heeft in 4.12 vastgesteld dat het vanaf de 80er jaren klaarblijkelijk ter voldoening aan de verplichtingen uit hoofde van de erfdienstbaarheid aanwezige pad, in 1995 is verbeterd tot een weg van ten hoogste 4 meter breed. Bij gebrek aan andere aanwijzingen moet worden aangenomen dat de erfdienstbaarheid steeds over die weg is uitgeoefend. Enig gedrag van gebruikers van de weg om te komen en te gaan naar het Achterland dat kan worden opgevat als uiting van de opvatting dat er sprake is van een meeromvattend recht van erfdienstbaarheid is gesteld noch gebleken.
Voor zover dan ook op andere gronden al geoordeeld zou kunnen worden dat de eigenaar van het Achterland na de aanleg van die weg aanspraak had kunnen maken op verbreding daarvan, wordt geoordeeld dat het recht om die verbreding te eisen inmiddels is verjaard.
Dit betekent dat De Groene Veste aan de erfdienstbaarheid niet meer recht kan ontlenen dan het recht op voortzetting van het gebruik van de bestaande weg.
Is er sprake van verzwaring van de erfdienstbaarheid bij gebruik door circa 200 campinggasten?
4.18.
[eiser] heeft ook gesteld dat uitvoering van het Plan zou leiden tot een verzwaring van de erfdienstbaarheid die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is en die zij niet hoeft te dulden. Zij heeft daarbij benadrukt dat de erfdienstbaarheid de afgelopen 40 jaar alleen nog maar is gebruikt door de boer die het Achterland kwam maaien.
4.19.
Vooropgesteld wordt dat [eiser] geen rechten kan ontlenen aan de omstandigheid dat het gebruik van de erfdienstbaarheid zich gedurende de afgelopen 40 jaar voornamelijk heeft beperkt tot het incidenteel gebruik door de boer voor onderhoud van het Achterland. Uit hetgeen hiervoor is overwogen en beslist volgt immers dat de partijen bij de vestiging van de erfdienstbaarheid een veel intensiever gebruik voor ogen heeft gestaan. Ten opzichte van dit incidentele gebruik zou een meer intensief gebruik, gelijk aan het gebruik door gebruikers van 76 volkstuinen, dan ook geen verzwaring van de bestaande erfdienstbaarheid inhouden.
4.20.
De Groene Veste is echter van plan op het Achterland een camping met circa 200 standplaatsen te creëren. De volgende vraag die dan ook beantwoord moet worden is of gebruik door circa 200 campinggasten vergelijkbaar is met gebruik door 76 gebruikers van volkstuinen. De Groene Veste heeft betoogd dat uit de in haar opdracht opgestelde Ruimtelijke Onderbouwing blijkt dat de te verwachten belasting van het gebruik door dit aantal campinggasten zelfs minder zal zijn dan de belasting van het gebruik door 76 gebruikers van volkstuinen. Zij heeft gesteld dat uit die Ruimtelijke Onderbouwing namelijk blijkt dat er een verkeersgeneratie zal zijn van 192 extra voertuigbewegingen op de ontsluitingsweg op een gemiddelde weekdag, wat neerkomt op gemiddeld 8 auto’s per uur en uitsluitend in de zomermaanden. Daarnaast heeft zij aangevoerd dat van een onaanvaardbare verzwaring geen sprake kan zijn omdat (de rechtsvoorgangers van) [eiser] er al vanaf de vestiging van de erfdienstbaarheid mee bekend waren waarvoor deze was bedoeld.
4.21.
[eiser] heeft daar tegen ingebracht dat door De Groene Veste niet inhoudelijk wordt betwist dat het door haar voorgenomen gebruik om het aanrijdend en afrijdend verkeer dat hoort bij tenminste 294 recreatiehuisjes over het terrein van [eiser] te leiden een ongeoorloofde verzwaring van een erfdienstbaarheid zou zijn. [eiser] heeft benadrukt dat De Groene Veste zich weliswaar beroept op plannen voor de ontwikkeling van een groot recreatiepark op het gehele Voor- en Achterland en een daarbij behorende tekening, maar dat die stelling van De Groene Veste niet blijkt uit de stukken die door De Groene Veste ter onderbouwing zijn overgelegd. Zij heeft er op gewezen dat in de vergunning van 23 maart 1983 waarin volgens De Groene Veste goedkeuring was gegeven aan het hele plan en de bouw van 45 recreatiehuisjes, vergunning wordt gegeven voor het plaatsen van 45 tuinhuisjes, hetgeen ook overeenkomt met de bestemming volkstuintjes. Verder heeft zij gesteld dat de tekening waarop De Groene Veste blijkbaar een beroep doet en die als laatste pagina van productie 36 is overgelegd niet bij die stukken lijkt te horen omdat nergens in de daaraan voorafgaande stukken wordt verwezen naar dat schetsoverzicht en nergens verwezen wordt naar een aantal van 295 recreatiehuisjes en gelet op de vermelding ‘11 oktober 1982’, niet de tekening is die is vermeld in de akte van vestiging van de erfdienstbaarheden. Tot slot heeft [eiser] er op gewezen dat de overgelegde tekening ook nooit heeft geleid tot het realiseren van een recreatiepark, omdat de weg die in een ‘8’ vorm op het Achterland is gerealiseerd op die tekening niet staat afgebeeld.
4.22.
De rechtbank leest in de Ruimtelijke Onderbouwing waarnaar De Groene Veste verwijst dat daarin wordt gesproken over een camping die in totaal ruimte zal bieden aan 294 standplaatsen. Ter zitting is door De Groene Veste voornamelijk gesproken over circa 200 campinggasten, zodat de rechtbank daarvan ook zal uitgaan. Verder leest de rechtbank in de Ruimtelijke Onderbouwing dat de ontwikkeling van de camping zal zorgen voor een verkeersgeneratie van maximaal 192 motorvoertuigbewegingen op een gemiddelde weekdag dan wel maximaal 211 motorvoertuigbewegingen per etmaal op een gemiddelde werkdag, hetgeen volgens De Groene Veste overeenkomt met een gemiddelde van circa 8 à 9 auto’s per uur. [eiser] heeft weliswaar gesteld dat het door De Groene Veste beoogde gebruik van de weg een ongeoorloofde verzwaring zal opleveren, maar die stelling heeft zij niet met stukken onderbouwd. Aangenomen kan worden dat het drukker wordt op de weg, maar zoals hiervoor reeds is geoordeeld kan [eiser] niet uitgaan van het incidentele gebruik door een boer voor onderhoud van het Achterland. Zij dient tenminste uit te gaan van een intensiever gebruik zoals overeenkomend met het gebruik door de gebruikers van 76 volkstuinen waarvoor de erfdienstbaarheid immers was bedoeld. [eiser] heeft dan ook niet aangetoond dat het door De Groene Veste voorgenomen gebruik ten opzichte van dat uitgangspunt daadwerkelijk een zodanige verzwaring oplevert, dat deze ongeoorloofd moet worden geacht.
De Nutserfdienstbaarheid
4.23.
De Groene Veste stelt dat naast een erfdienstbaarheid van weg ook een nutserfdienstbaarheid is gevestigd op [eiser] ten behoeve van het Achterland.
Ook van deze erfdienstbaarheid heeft [eiser] aangevoerd dat deze niet is gevestigd ten behoeve van het Achterland, maar hiervoor geldt hetzelfde als wat de rechtbank hiervoor in randnummer 4.8 heeft overwogen en beslist.
De erfdienstbaarheid houdt in:
dat ten laste en ten behoeve van alle voormelde perceelsgedeelten op gelijke wijze als gemeld het recht wordt gevestigd tot het aansluiten op en gebruiken van alle algemene voorzieningen, inrichtingen, leidingen en anderszins welke in, aan of op het bij deze verkochte worden aangebracht.
De Groene Veste heeft voor de uitoefening van deze erfdienstbaarheid een beroep gedaan op de inhoud van de akte van 6 juli 1989 (hiervoor onder 2.8) en met name op de volgende bedingen die in die akte zijn vermeld:
4. Kopers danwel hun rechtsopvolger(s) zal/zullen geen direct gebruik mogen maken van de ten behoeve van voormeld recreatiepark “ [eiser] ” bestaande voorzieningen, anders dan om nutsvoorzieningen te creëren ten behoeve van het op het bij deze verkochte te realiseren recreatiepark.
5. (…)
6. Verkoopster garandeert dat kopers de water- en elektriciteitsvoorzieningen ten behoeve van het bij deze verkochte, danwel het op het bij deze verkochte te realiseren recreatiepark, volledig zullen kunnen en mogen aansluiten op de voor het recreatiepark “ [eiser] ” aanwezige nutsvoorzieningen, waarbij overigens de kosten van kabels en overige aansluitingen, waaronder de kosten van installatie van (een) verdeelkast(en) op het bij deze verkochte, geheel en alleen voor rekening van de kopers zullen komen.
7. Verkoopster verplicht zich bij deze jegens kopers om op de grens van het bij deze verkochte en het naastgelegen recreatiepark “ [eiser] ”, op kosten van verkoopster, op maximaal twee meter verwijderd van de grenzen van de kavels genummerd 218, 233, 250,266, 286 en 60, zoals aangegeven op de aan deze akte gehechte situatietekening, een scheidingssloot aan te leggen met een doorgang (duiker) onder de toegangsweg.
Zij stelt dat deze bedingen namens [eiser] in die akte zijn aanvaard door de heer [betrokkene 6] directeur van Dutch Building Management B.V. als mondeling lasthebber van en waarnemer van de belangen van [eiser] .
4.24.
[eiser] heeft aangevoerd dat zij op basis van deze erfdienstbaarheid uitsluitend hoeft te dulden dat ten behoeve van het Achterland leidingen worden aangesloten op de bij haar bestaande leidingen, maar dat de erfdienstbaarheid De Groene Veste niet het recht geeft om nieuwe leidingen aan te leggen op het terrein van [eiser] zonder toestemming van [eiser] . Voor zover De Groene Veste zich voor haar vordering baseert op de akte van 6 juli 1989 heeft [eiser] gesteld dat zij daar niet aan is gebonden omdat zij bij die akte geen partij was.
4.25.
De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling op 26 maart 2021 naar voren gebracht dat zij de bedoelde akte uit 1989 aldus leest dat [betrokkene 6] van Dutch Building Management B.V. als lasthebber voor [eiser] de genoemde bepalingen als kettingbedingen heeft aanvaard, maar dat daar geen verplichtingen voor [eiser] uit voortvloeien omdat zij formeel geen partij is bij die akte. Bij nadere bestudering van de stukken is de rechtbank evenwel tot de conclusie gekomen dat dit uitgangspunt onjuist is. Uit de overgelegde stukken blijkt immers, zoals hiervoor sub 2.9 ook is weergegeven dat de in die akte vermelde nadere afspraken en bepalingen destijds in overleg en op dringend verzoek van [eiser] in deze akte zijn opgenomen, aangezien [eiser] dreigde het conservatoir beslag dat zij ten laste van Dutch Building Management op het Achterland had gelegd anders niet te zullen opheffen. Gelet op die gang van zaken worden geoordeeld dat De Groene Veste in ieder geval met betrekking tot de bepalingen onder 1 t/m 4 een beroep op nakoming daarvan kan doen ten opzichte van [eiser] , uiteraard een en ander met inachtneming van hetgeen in 4.17 is geoordeeld en beslist.
4.26.
In haar akte van 15 september 2021 heeft De Groene Veste nader uiteengezet dat er na het passeren van hiervoor genoemde akte van 6 juli 1989 diverse malen overleg is gevoerd en is gecorrespondeerd over de aanleg van de waterleiding, de elektriciteit en de riolering ten behoeve van het Achterland. Vaststaat dat deze nutserfdienstbaarheid ten behoeve van het Achterland, dat thans eigendom is van De Groene Veste, is gevestigd en dat [eiser] de aanleg van deze voorzieningen zal moeten dulden. Dit betekent uiteraard niet dat De Groene Veste bij de aanleg van deze voorzieningen de vrije hand krijgt. Een en ander dient in overleg met en met afstemming met [eiser] plaats te vinden.
Conclusie ten aanzien van de erfdienstbaarheden
4.27.
Met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen en beslist omtrent de erfdienstbaarheid van weg en de nutserfdienstbaarheid, zijn de vorderingen van De Groene Veste vermeld als sub III t/m VI in haar conclusie van eis toewijsbaar, op de wijze als hierna te vermelden.
4.28.
De gevorderde dwangsom als prikkel tot nakoming zal worden toegewezen, met dien verstand dat de rechtbank aanleiding ziet de dwangsom te matigen en een maximum te verbinden aan de te verbeuren dwangsommen.
Schadevergoeding
4.29.
In de eerste plaats vordert De Groene Veste veroordeling van [eiser] tot betaling van een bedrag van € 16.500,-. Ter onderbouwing van deze vordering legt zij een factuur over van Schoenmaker van 9 januari 2019. Zij stelt dat zij deze kosten heeft moeten maken om de strook grond langs de sloot aan de zijde van [eiser] , welke strook haar eigendom is, te laten opruimen. Zij verklaart dat [eiser] op die strook afval stortte en troep opsloeg en ondanks verzoeken en sommaties niet bereid was om dit op te ruimen.
4.30.
[eiser] heeft opgemerkt dat de factuur waarop De Groene Veste zich beroept ziet op het verwijderen van puin, C hout, oude caravans en aanhangers. Zij stelt dat zij hiermee niet bekend is en dat De Groene Veste bij haar alleen heeft geklaagd over ‘groenvuil’. Verder voert zij aan dat zij De Groene Veste heeft verwezen naar de betreffende bewoners van [eiser] voor eventuele vuilstort omdat zij stelt als VvE niet aansprakelijk te zijn voor het handelen van individuele leden.
4.31.
De rechtbank stelt voorop dat deze factuur dateert uit de periode dat tussen partijen al een geschil gerezen was over de eigendom van de strook, zodat deze factuur De Groene Veste niet kan helpen ter onderbouwing van haar stelling dat zij onderhoud- c.q. opruimwerkzaamheden heeft laten uitvoeren. Verder wordt geoordeeld dat De Groene Veste niet heeft onderbouwd dat zij - anders dan een algemeen verzoek aan het bestuur van [eiser] - (bewoners van) [eiser] heeft aangesproken of gesommeerd om het afval te verwijderen van de strook grond, zodat geen sprake is van verzuim en De Groene Veste deze kosten niet kan doorberekenen aan [eiser] . De sub VIII gevorderde veroordeling wordt afgewezen.
4.32.
De Groene Veste stelt verder dat zij schade heeft geleden doordat [eiser] de erfdienstbaarheid van weg en de nutserfdienstbaarheid niet is nagekomen. Zij stelt dat doordat [eiser] actief de aanleg van nutsvoorzieningen dwarsboomt zij extra kosten heeft gemaakt en is gestoord in haar bedrijfsvoering waardoor oplevering van de camping wordt vertraagd. Zij vordert een verklaring voor recht dat [eiser] tekort geschoten is in het nakomen van de erfdienstbaarheid en de nutserfdienstbaarheid en een veroordeling van [eiser] tot schadevergoeding nader op te maken bij staat. Zij stelt dat zij de schade op dit moment nog niet kan overzien.
4.33.
[eiser] betwist dat De Groene Veste schade lijdt als gevolg van vertraging van de oplevering van de camping en wijst er op dat De Groene Veste nog niet beschikt over een omgevingsvergunning om de camping te realiseren. Zij voert aan dat De Groene Veste in de veronderstelling verkeerde dat er een omgevingsvergunning was afgegeven voor het door haar aangekochte perceel, maar dat de eerder verleende vergunning jaren geleden al was vernietigd door de Raad van State en dat een eerdere aanvraag van De Groene Veste voor een omgevingsvergunning is afgewezen, waarna zij een nieuwe aanvraag heeft ingediend, op welke aanvraag nog niet is beslist. Zij stelt dat er dus geen sprake is van vertraging bij de aanleg van nutsvoorzieningen.
4.34.
Zoals hiervoor reeds is overwogen kan niet worden geoordeeld dat [eiser] toerekenbaar tekort geschoten is bij het nakomen van de erfdienstbaarheden.
Dat zij in de beleving van De Groene Veste niet bijster meegaand is geweest in het verlenen van medewerking aan de voortgang van de plannen van De Groene Veste, moet in het licht van het geen hiervoor is overwogen en beslist vooral worden toegeschreven aan de opstelling van De Groene Veste in deze, die erop neerkomt dat zij bij het claimen van haar rechtspositie in sommige opzichten “een te grote broek heeft aangetrokken”.
Bovendien is bij gelegenheid van de mondelinge behandeling op 25 maart 2022 gebleken dat De Groene Veste nog altijd niet over de benodigde omgevingsvergunning beschikt. Bij die stand van zaken valt niet in te zien dat De Groene Veste schade heeft geleden in verband met een latere oplevering van de camping en dat deze schade aan [eiser] toe te rekenen valt. De vorderingen sub IX en X worden dan ook afgewezen.
Perceel AB [kadaster nummer 8]
4.35.
Ten slotte vordert De Groene Veste een verklaring voor recht dat het haar vrijstaat het perceel AB [kadaster nummer 8] naar eigen inzicht in te richten en haar onbezwaarde eigendomsrecht daarover uit te voeren, vrij van erfdienstbaarheden en andere beperkte rechten.
4.36.
[eiser] heeft aangevoerd dat AB [kadaster nummer 8] onderdeel is van de dijk rond de ringvaart [plaats 1] en feitelijk al decennia lang de inrit vormt vanaf de openbare weg naar [eiser] . Zij heeft benadrukt dat het De Groene Veste dan ook niet vrij staat om dit altijd toegestane gebruik te beëindigen of de toestemming in te trekken, noch om dit gebruik als toegang naar de openbare weg te beperken of te verhinderen. Zij heeft er op gewezen dat De Groene Veste bij een dergelijke actie ook geen belang heeft, anders dan om dit als drukmiddel te gebruiken om haar zin te krijgen voor de uitvoering van het Plan.
4.37.
De rechtbank overweegt als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat perceel AB [kadaster nummer 8] eigendom is van De Groene Veste en dat dit perceel feitelijk de inrit vormt tot [eiser] en daarmee ook tot de toegangsweg naar het Achterland over [eiser] .
De Groene Veste heeft niet weersproken dat dit perceel ook altijd als inrit naar [eiser] is gebruikt. Tussen partijen is echter ook niet in geschil dat er geen erfdienstbaarheid is gevestigd op dit perceel ten behoeve van [eiser] en ten laste van De Groene Veste. Om die reden is de sub XI gevorderde verklaring voor recht toewijsbaar.
De omstandigheid dat De Groene Veste dit als drukmiddel zou kunnen gebruiken om een bepaalde inrichting van de toegangsweg af te dwingen is op zichzelf geen reden om daarover categorisch anders te oordelen. Feit is dat partijen elkaar ter plaatse nodig hebben om de rechten die zij jegens elkaar kunnen uitoefenen op redelijke wijze in te vullen en te begrenzen. De wijze waarop zij tot op heden met elkaar zijn omgegaan geeft er geen blijk van dat zij dit voldoende beseffen. Dit vonnis wordt gewezen in de hoop dat dat dit besef alsnog ontstaat. In de toe te wijzen verklaring voor recht zal tot uitdrukking worden gebracht dat De Groene Veste zich bij de uitoefening van de eigendomsrechten ter zake rekenschap zal moeten geven van het feit dat de betrokken grond reeds jaren de toegang van [eiser] tot de openbare weg vormt.
proceskosten
4.38.
De Groene Veste heeft gevorderd [eiser] te veroordelen in de werkelijk door De Groene Veste gemaakte proceskosten voor deze procedure. Zij heeft daarvoor aangevoerd dat [eiser] de rechtbank onvolledig en niet naar waarheid heeft geïnformeerd waardoor De Groene Veste op onnodig op kosten is gejaagd.
4.39.
Deze vordering wordt afgewezen. Vastgesteld kan worden dat De Groene Veste in de zorg voor haar rechtspositie in haar communicatie met [eiser] vooral aanvankelijk bepaald niet subtiel te werk is gegaan en zich daarbij onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de te respecteren rechten en belangen van [eiser] .
4.40.
[eiser] zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van De Groene Veste, tot op heden aan de zijde van De Groene Veste begroot op € 2.252,00 (4 punten à € [kadaster nummer 3] ,00) aan salaris advocaat.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.41.
[eiser] heeft gevorderd dat de rechtbank bij toewijzing van enige vordering in reconventie die betrekking heeft op uitvoering van de erfdienstbaarheden het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad zal verklaren. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat de gevolgen van een dergelijke veroordeling praktisch onomkeerbaar zouden zijn, omdat de huidige weg dan immers zou zijn verwijderd en bomen en groen zouden zijn weggehaald, waarna herstel van de situatie zoals die thans is niet meer mogelijk zal zijn.
De door [eiser] gevreesde situatie zal zich echter uitsluitend voordoen indien het De Groene Veste zou worden toegestaan om de weg te verbreden. Aangezien in 4.17 is geoordeeld dat het vorderingsrecht op verbreding van de weg voor De Groene Veste is verjaard zal die vrees niet bewaarheid worden. Om die reden zal de rechtbank het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals gevorderd.
in conventie
Wie is eigenaar van de strook grond langs de sloot aan de kant van [eiser] ?
Standpunt [eiser]
4.42.
[eiser] vordert een verklaring voor recht dat zij eigenaar is van de strook grond gelegen tussen de sloot en de erfgrens van haar perceel tot het punt waar de weg aansluit op het Achterland, dan wel dat zij door verjaring eigenaar is geworden van die strook grond. Zij stelt primair dat zij als bezitter te goeder trouw door verkrijgende verjaring eigenaar is geworden van de gehele strook grond tot en met de sloot, omdat de sloot de natuurlijke erfgrens vormt in het veld en sinds de aanleg van de weg in de tachtiger jaren deze weg doorloopt tot het Achterland en ophoudt daar waar zij een hek heeft geplaatst om de toegang vanaf het Achterland tot [eiser] af te sluiten. Zij stelt dat zij meer dan twintig jaar de strook als haar eigendom heeft beschouwd en de strook en de sloot heeft onderhouden. Voor het geval dat zal worden geoordeeld dat [eiser] niet te goeder trouw eigenaar is geworden stelt zij dat zij door bevrijdende verjaring eigenaar is geworden. Zij benadrukt dat weliswaar is vastgesteld dat de kadastrale erfgrens op circa twee meter van de sloot over haar terrein loopt, maar dat het voor een ieder uiterlijk kenbaar was dat zij zich als eigenaar beschouwde van de gehele strook tot en met de sloot doordat de strook was ingericht als behorend tot het recreatiepark en ter hoogte van de doorgang naar het Achterland de weg was afgesloten met een hek en zij de strook en de sloot altijd heeft onderhouden.
4.43.
[eiser] voert verder aan dat De Groene Veste haar eigendomsrecht baseert op de leveringsakte waarbij zij de eigendom van het Achterland heeft verkregen en de verwijzing daarin naar de akte van 6 juli 1989 waarin afspraken zijn gemaakt voor het aanbrengen van een scheidingssloot. Zij stelt in de eerste plaatst dat zij geen partij is geweest bij de akte van 6 juli 1989 en dat De Groene Veste om die reden dit niet tegen haar kan inroepen, maar dat overigens de term ‘scheidingssloot’ al aanduidt dat de percelen door de sloot van elkaar worden gescheiden. Voor zover tuintjes van individuele leden van [eiser] de erfgrens overschrijden gaat het daarover in deze procedure niet, omdat de individuele leden geen partij zijn in deze procedure en zij niet kan optreden voor individuele leden, aldus [eiser] .
Ook voert [eiser] aan dat De Groene Veste, toen tijdens de discussie over de erfdienstbaarheden bleek dat [eiser] haar haar zin niet wilde geven, medio 2019 een schutting heeft geplaatst langs de strook op het perceel van [eiser] , hetgeen [eiser] als een inbreuk op haar eigendomsrecht beschouwt. Deze schutting staat midden in een verder open landschap en is dan ook met geen ander doel geplaatst dan om [eiser] te pesten. Ook is De Groene Veste zich alleen maar op de eigendom van de strook grond gaan beroepen om dit te gebruiken als wisselgeld in de discussie over de erfdienstbaarheden. Een en ander volgens [eiser] .
In dat verband wijst zij er ook op dat uit het door De Groene Veste overgelegde whatsapp bericht van 25 januari 2019 met de heer D. [bedrijf] over de eventuele verkoop van een (deel van de) strook aan hem antwoordt dat hij die strook vast wel zal kunnen kopen, waaruit volgens haar blijkt dat De Groene Veste helemaal geen belang heeft bij het terugkrijgen van de strook.
Standpunt De Groene Veste
4.44.
De Groene Veste stelt dat uit de akte van levering van 1 juni 2018, waarbij zij de eigendom van het Achterland heeft verkregen, onweerlegbaar blijkt dat zij eigenaar van de bewuste strook is. Zij voert aan dat vanaf de sloot in de richting van het Voorland drie meter is vrijgehouden zodat zij als eigenaar van het Achterland de sloot kan onderhouden en dat zij ook voornemens is de strook voor dat doel te gebruiken. Voor zover nodig biedt zij bewijs aan door het doen horen van oud-eigenaren van het Achterland.
Verder voert zij aan dat zij, voorafgaande aan de koop door leden van [eiser] is benaderd met het verzoek of zij bereid was de strook aan hen te verkopen, waaruit al blijkt dat men er mee bekend was dat de strook geen eigendom is van [eiser] . Daarnaast verklaart zij dat het Kadaster in haar opdracht op 18 januari 2019 een relaas van bevindingen heeft opgemaakt waaruit onomstotelijk blijkt dat de erfgrens is gelegen circa 3 meter uit de sloot aan de kant van [eiser] en dat de strook dus onderdeel uitmaakt van het Achterland. Zij betwist de stelling van [eiser] dat zij de strook en de sloot altijd heeft laten onderhouden door [bedrijf] en verklaart dat haar door de vorige eigenaren is verteld dat het onderhoud van de strook en de sloot altijd was uitbesteed aan de heer Oltshorn. Ook hiervan biedt De Groene Veste voor zover nodig bewijs aan.
4.45.
De Groene Veste wijst er verder op dat de strook door [eiser] gebruikt werd om vuil te storten, dat zij in december 2018 [eiser] heeft gemaild om het vuil te verwijderen en ook in juli 2020 in een e-mail van haar advocaat [eiser] heeft gesommeerd het gebruik van de strook te staken zodat zij daarover als eigenaresse weer zou kunnen beschikken, maar dat [eiser] op die sommatie niet heeft gereageerd.
Zij stelt zich op het standpunt dat [eiser] heeft nagelaten voldoende te stellen en te bewijzen welk lid van [eiser] volgens haar eigenaar van de strook is geworden, hoe zij zich heeft gedragen waardoor het voor een ieder uiterlijk kenbaar moest zijn dat zij zich als eigenaar van de strook beschouwde, vanaf welk moment de verjaring zou zijn gaan lopen en dat zij recht en belang heeft bij het in eigendom verkrijgen van de strook. De Groene Veste benadrukt dat het plaatsen van de schutting door haar rechtmatig is en uiting geeft aan haar stelling dat de strook haar eigendom is. Zij wijst er ook op dat door bewoners van [eiser] aan haar is meegedeeld dat er altijd goed contact is geweest met de eigenaren van het Achterland (heren [betrokkene 4] en Lagerwij) en dat toestemming was verleend om het stukje van de strook bij hun appartementsrecht (twee meter over de sloot tot de erfgrens) te gebruiken. Zij stelt dat daar ook al uit blijkt dat er nooit sprake is geweest van bezit en de strook eigendom is gebleven van de eigenaren van het Achterland, thans De Groene Veste.
4.46.
Zij betwist dat [eiser] te goeder trouw was omtrent de eigendom van de strook. Zij voert daarbij aan dat men dit in de openbare registers van het Kadaster had kunnen nakijken en dat in correspondentie van 6 april 2019 over de strook is gesproken en De Groene Veste toen in reactie op de claim van [eiser] dat zij de strook al 35 jaar als haar eigendom beschouwt heeft aangegeven dat het Kadaster onderzoek had gedaan en dat daaruit bleek dat de strook 19 jaar daarvoor nog niet door [eiser] werd gebruikt en dat zij zich dus op haar recht blijft beroepen. In dat verband wijst zij ook op een luchtfoto van 30 april 1999 waaruit blijkt dat die strook toen onbebouwd was en ook niet in gebruik was als verlenging van een tuin en dat er ook nog geen groenstortplaats in gebruik was. Voor het geval geoordeeld zou worden dat [eiser] te kwader trouw bezit zou hebben genomen van de strook wijst zij er op dat zij met de e-mailcorrespondentie op 6 april 2019 de verjaring in ieder geval succesvol heeft gestuit.
4.47.
De Groene Veste betwist dat zij de schutting heeft geplaatst om [eiser] te schaden of te pesten en stelt dat zij er belang bij heeft om te voorkomen dat de strook langer door [eiser] als stortplaats wordt gebruikt en wordt vervuild. Zij verklaart in dat verband dat [eiser] vuil is gaan storten pontificaal voor de ingang naar het Achterland, terwijl De Groene Veste juist bereid was met [eiser] te praten, maar dat [eiser] daartoe niet bereid was. Ten slotte wijst zij er op dat zij als eigenaar van de strook vrij is om deze naar eigen inzicht in te richten. En zij wijst er op dat zij in reconventie ook vergoeding heeft gevraagd voor het laten opruimen van troep en afval die [eiser] op de strook had gestort, omdat [eiser] niet voldeed aan sommaties om de troep op te ruimen.
Oordeel rechtbank
4.48.
Het gaat hier om een strook grond, gelegen langs de sloot aan de kant van [eiser] . De Groene Veste heeft aangevoerd dat de betreffende sloot is aangelegd teneinde uitvoering te geven aan verplichtingen die in de notariële akte van 6 juli 1989 door een rechtsvoorganger van De Groene Veste op zich zijn genomen en die als volgt luiden:
8. Verkoopster verplicht zich bij deze jegens kopers om op de grens van het bij deze verkochte en het naastgelegen recreatiepark “ [eiser] ”, op kosten van verkoopster, op maximaal twee meter verwijderd van de grenzen van de kavels genummerd 218, 233, 250,266, 286 en 60, zoals aangegeven op de aan deze akte gehechte situatietekening, een scheidingssloot aan te leggen met een doorgang (duiker) onder de toegangsweg.
4.49.
Hoewel [eiser] formeel bij deze akte geen partij is geweest, volgt uit hetgeen hiervoor in 4.25 is overwogen en beslist dat zij wel bij de totstandkoming van die akte een rol van betekenis heeft gespeeld, in die zin dat de opgenomen nadere afspraken tussen de partijen bij de akte op haar aandringen zijn opgenomen en door haar als een van de voorwaarden waren gesteld voor het opheffen van het door haar ten laste van Dutch Building Management gelegde conservatoire beslag. In zoverre kan De Groene Veste dus wel degelijk een beroep doen op het bepaalde in de akte van 6 juli 1989 ten opzichte van [eiser] .
4.50.
Uit de tekening behorende bij de akte van 16 november 1982 (zie hiervoor sub 2.1), zoals door De Groene Veste overgelegd als onderdeel van productie 47 valt af te leiden dat men in die tijd al voornemens was een erfgrens aan te brengen tussen het Voorland en het Achterland. Dit blijkt uit de laatste pagina van de (in delen) overlegde tekening, waarop nagenoeg alle perceelnummers die uiteindelijk bij punt 7 van de nadere afspraken in de akte van 6 juli 1989 zijn vermeld zichtbaar zijn. Blijkbaar werd het ten tijde van het verlijden van de akte van 6 juli 1989 opportuun geoordeeld om die erfgrens op dat moment daadwerkelijk aan te brengen. Uit de inhoud van de akte blijkt afdoende dat de erfgrens zich moet bevinden op tenminste twee meter van de genoemde perceelnummers. Aangezien [eiser] zoals zij zelf meermalen heeft aangevoerd formeel bij die akte geen partij was, moet het ervoor worden gehouden dat de afspraken tussen de partijen bij die akte geheel betrekking hadden op het perceel dat verkocht werd aan de heren [betrokkene 4] en dus op het Achterland. De verkoper was immers geen eigenaar van het Voorland toebehorende aan [eiser] en kon een afspraak over de aanleg van een scheidingssloot waarbij een bepaalde afstand tot perceelsgrenzen op [eiser] in acht genomen moest worden dus niet maken ten koste van grondgebied van [eiser] . De Groene Veste is derhalve in beginsel eigenaar van de strook waar het hier om gaat.
4.51.
Vervolgens dient de vraag aan de orde te komen of [eiser] door verkrijgende verjaring eigenaar is geworden van de strook. In dat verband is van belang dat kan worden vastgesteld dat De Groene Veste in ieder geval in de e-mailcorrespondentie van 6 april 2019 tussen partijen de eigendom van de strook en de sloot heeft geclaimd. Teneinde te beoordelen of [eiser] door verkrijgende of bevrijdende verjaring eigenaar is geworden van de strook en de sloot dient dus beoordeeld te worden of zij voorafgaande aan die datum gedurende 10 dan wel 20 jaar ongestoord het bezit van die strook en sloot heeft gehad.
4.52.
Immers, op grond van artikel 3:105 lid 1 BW verkrijgt degene die een goed bezit op het tijdstip waarop de verjaring van de rechtsvordering strekkende tot beëindiging van het bezit wordt voltooid, dat goed, ook al was zijn bezit niet te goeder trouw. Daarnaast is in artikel 3:306 BW bepaald dat indien de wet niet anders bepaalt, een rechtsvordering verjaart door verloop van twintig jaren. In het geval van bezit van een onroerende zaak, ook indien geen sprake is van goede trouw, is de gedachte achter die bepaling dat het van belang is voor de rechtszekerheid dat na verloop van twintig jaar de juridische situatie (inschrijving in de openbare registers) in overeenstemming wordt gebracht met de feitelijke situatie.
4.53.
Eerst moet dus worden vastgesteld of er sprake is geweest van bezit van de strook door [eiser] . Daarbij moet sprake zijn van dusdanige bezitsdaden dat deze naar verkeersopvatting het bezit van de oorspronkelijke bezitter teniet doen en dit moet voor die oorspronkelijke bezitter duidelijk zijn. Een en ander moet mede op grond van uiterlijke feiten worden beoordeeld.
4.54.
[eiser] heeft daar zelf over aangevoerd dat de strook visueel onderdeel uitmaakt van haar grasland dat doorloopt tot aan de sloot en dat zij de strook en de sloot gedurende circa 35 jaar heeft onderhouden. Verder heeft zij aangevoerd dat de toegang tot het Achterland met een hek was afgesloten. Zij heeft ter onderbouwing van haar stelling een aantal producties in het geding gebracht, onder meer een factuur van [bedrijf] van 23 februari 2000,welke factuur onder meer betrekking heeft op het maaien van gazons en slootkanten en het 2x per jaar schonen van de sloten en het afvoeren van het slootvuil. Daarnaast heeft zij aantal verslagen van bestuursvergaderingen overgelegd, te weten van 22 november 1995 waarin onder meer wordt afgesproken dat naar aanleiding van een schouwbrief van Waterschap [plaats 1] de sloot zal worden bekeken en dat de firma [bedrijf] zal worden benaderd voor werkzaamheden, een fragment uit een verslag van 16 augustus 1995 waarin een klacht van een van de bewoners wordt besproken dat de sloten droog staan en waarin wordt gesproken over een oplossing en om dit met [bedrijf] te bekijken en bespreken, een verslag van 17 juni 1997 waarin is gesproken over het onderhoud van de vijver en sloot en dat er offertes worden opgevraagd bij [bedrijf] voor het uitbaggeren van de vijver en de aangrenzende sloot en de sloot die is gelegen langs het lang van [betrokkene 4] (rb: het Achterland) en van 21 januari 1998 waarin wordt afgesproken het contract met [bedrijf] voor een jaar te verlengen.
4.55.
De Groene Veste heeft aangevoerd dat haar rechtsvoorgangers aan haar hebben verteld dat zij de sloot en de strook hebben onderhouden en verder dat in het verleden door haar rechtsvoorgangers toestemming is verleend aan eigenaren van percelen op [eiser] om delen van de strook te gebruiken als tuin, zodat in ieder geval om die reden geen sprake is geweest van bezit. Verder heeft De Groene Veste nog gewezen op een luchtfoto van 30 april 1999 waarop volgens haar niet te zien valt dat er sprake is van enige bezitsclaim van [eiser] .
4.56.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] met de door haar overgelegde stukken voldoende aangetoond dat zij in de loop der jaren op haar kosten onderhoud aan de strook en aan de sloot heeft laten uitvoeren. Het laten uitvoeren van onderhoud is echter onvoldoende om aan te merken als bezit op de wijze als hiervoor in 4.53 overwogen. Daarnaast heeft [eiser] nog aangevoerd dat zij door het plaatsen van een hek de toegang van het Achterland naar haar perceel heeft afgesloten maar die stelling heeft zij niet met bewijsstukken onderbouwd. Op de overgelegde foto die volgens [eiser] uit 1987 dateert is in ieder geval geen hek zichtbaar, zodat aan die stelling voorbij gegaan wordt.
4.57.
Uit het vorenstaande volgt reeds dat niet kan worden geoordeeld dat sprake is geweest van dusdanige bezitsdaden dat deze naar verkeersopvatting het bezit van de oorspronkelijke bezitter teniet doet en dit voor de oorspronkelijke bezitter duidelijk was. Het enkele (doen) uitvoeren van onderhoud is daarvoor onvoldoende. Nu niet geoordeeld kan worden dat sprake is geweest van bezit, is [eiser] niet door verkrijgende of bevrijdende verjaring eigenaar geworden van de strook. De door haar gevorderde verklaring voor recht wordt afgewezen.
De gevorderde verwijdering van de schutting
4.58.
De vordering van [eiser] om De Groene Veste te veroordelen de grensoverschrijdende schutting bij de toegangsweg tussen de percelen langs de strook grond te verwijderen zal, gelet op het hiervoor gegeven oordeel over de eigendom van de strook grond, worden afgewezen. Het staat De Groene Veste vrij als eigenaar van de strook om de toegang tot de strook ter voorkoming van oneigenlijk gebruik af te sluiten.
De gevorderde verwijdering van de mantelbuis
4.59.
[eiser] vordert verwijdering van de door Alliander aangebrachte mantelbuis. Deze mantelbuis voor de aansluiting van (kracht)stroom voor bouwwerkzaamheden op het Achterland is in opdracht van De Groene Veste medio 2019 door Alliander aangebracht. Deze werkzaamheden werden uitgevoerd zonder overleg met of instemming van [eiser] . [eiser] heeft hiertegen geprotesteerd en heeft de verdere uitvoering van de graafwerkzaamheden onmogelijk gemaakt doordat een of meer bewoners van [eiser] voor de graafmachine is/zijn gaan staan. Na inschakeling van de politie zijn de werkzaamheden op aanraden van de politie stil gelegd.
Na overleg tussen Liander en de VvE van [eiser] heeft Liander aan De Groene Veste laten weten dat [eiser] in haar recht stond, omdat anders dan Liander dacht, de werkzaamheden waren uitgevoerd op eigen grond van [eiser] en niet op openbare grond. Liander heeft De Groene Veste laten weten dat een permanente aansluiting kan worden aangevraagd als een huisnummerbesluit is genomen.
4.60.
Zoals hiervoor in randnummer 4.26 is overwogen en beslist is er een nutserfdienstbaarheid gevestigd op [eiser] ten behoeve van het Achterland.
Niet kan dan ook worden uitgesloten dat het in de toekomst voor de aansluiting van het Achterland op de nutsvoorzieningen alsnog noodzakelijk zal zijn dat een mantelbuis voor de leverantie van (kracht)stroom zal worden aangebracht onder het perceel van [eiser] . In het licht van die situatie is de rechtbank van oordeel dat [eiser] onvoldoende heeft gesteld en onderbouwd wat haar belang is bij de door haar gevorderde verwijdering van de mantelbuis. Dit deel van haar vordering wordt afgewezen.
Het verbod tot plaatsen van bouwwerken, hekwerken of andere objecten
4.61.
[eiser] heeft daarnaast nog een verbod gevorderd aan De Groene Veste om bouwwerken, hekwerken of andere objecten te plaatsen aan de zijde van de sloot van [eiser] . Nu hiervoor is bepaald dat de strook eigendom is van De Groene Veste is deze vordering van [eiser] niet toewijsbaar.
Proceskosten
4.62.
[eiser] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op:
vastrecht € 656,00
salaris advocaat
€ 1.126,00(2 punten à € [kadaster nummer 3] ,00)
Totaal € 1.782,00.
4.63.
De gevorderde wettelijke rente over deze kosten is eveneens toewijsbaar.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van € 1.782, aan proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling;
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
5.4.
verklaart voor recht dat het Plan (inclusief aanbouw/aanleggen van de nutsvoorzieningen) niet in strijd is met de Erfdienstbaarheid en Nutserfdienstbaarheid, voor zover daarbij hetgeen in dit vonnis is geoordeeld en beslist in acht wordt genomen;
5.5.
verklaart voor recht dat het De Groene Veste in beginsel vrijstaat het perceel AB [kadaster nummer 8] naar eigen inzicht in te richten en haar onbezwaarde eigendomsrecht daarover uit te voeren, vrij van erfdienstbaarheden en andere beperkte rechten, met dien verstande dat zij zich bij die uitoefening rekenschap moet geven van het feit dat de betrokken grond reeds jaren de toegang van [eiser] tot de openbare weg vormt;
5.6.
veroordeelt [eiser] tot nakoming van de Erfdienstbaarheid met inachtneming van het Plan en hetgeen daarover is geoordeeld in 4.17 van dit vonnis;
5.7.
veroordeelt [eiser] tot nakoming van de Nutserfdienstbaarheid met inachtneming van het Plan en hetgeen daarover is geoordeeld in 4.26 van dit vonnis;
5.8.
verbiedt [eiser] om Liander en andere werklieden die opdracht krijgen van De Groene Veste om het Plan uit te voeren, tegen te werken bij het aanleggen van nutsvoorzieningen binnen de Erfdienstbaarheid en de Nutserfdienstbaarheid, mits de uitvoering van de benodigde werkzaamheden tijdig van tevoren wordt afgestemd met [eiser] ;
5.9.
bepaalt dat [eiser] na betekening van dit vonnis een dwangsom zal verbeuren van € 500,-- per dag of gedeelte van een dag dat zij met het nakomen van de verplichtingen onder 5.6 t/m 5.8 in gebreke zal blijven, met een maximum aan de te verbeuren dwangsommen van € 10.000,-;
5.10.
veroordeelt [eiser] tot betaling van € 2.252,00 aan proceskosten;
5.11.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 1155