ECLI:NL:RBNHO:2022:6385

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
8730377 \ CV EXPL 20-7160
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor annulering van vlucht door medische noodsituatie aan boord

In deze zaak heeft AirHelp Limited, een vennootschap gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen United Airlines, Inc., een Amerikaanse luchtvaartmaatschappij, wegens compensatie na de annulering van een vlucht. De annulering vond plaats op 31 juli 2018, toen de passagiers, die van Amsterdam naar Guatemala City zouden vliegen, geconfronteerd werden met een medische noodsituatie aan boord. Een minderjarige passagier werd gediagnosticeerd met waterpokken, wat leidde tot de beslissing om de vlucht te annuleren en het toestel te desinfecteren. AirHelp vorderde een schadevergoeding van € 1.200,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij annuleringen.

De vervoerder, United Airlines, betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals gedefinieerd in de Verordening. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat alle redelijke maatregelen waren genomen om de annulering te voorkomen. De rechter stelde vast dat de medische noodsituatie een buitengewone omstandigheid was, maar dat de vervoerder niet had bewezen dat het desinfecteren van het toestel zodanig veel tijd in beslag nam dat annulering noodzakelijk was. De kantonrechter oordeelde dat AirHelp recht had op de gevorderde compensatie, inclusief wettelijke rente vanaf de datum van de annulering.

De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 1.200,00 aan AirHelp, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten aan de kant van AirHelp. De vordering tot buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat AirHelp niet voldoende had aangetoond dat deze kosten gerechtvaardigd waren. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8730377 \ CV EXPL 20-7160
Uitspraakdatum: 20 juli 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de vennootschap naar het recht harer vestiging
AirHelp Limited
gevestigd te Hong Kong
eiseres
hierna te noemen Airhelp
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
United Airlines, Inc.
gevestigd te Wilmington, Delaware (Verenigde Staten)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. A. Daoudi

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 8 juli 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. Airhelp heeft hierna nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagiers [betrokkene 1] en [betrokkene 2] (hierna: de passagiers) hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Newark Liberty International Airport, New York (Verenigde Staten van Amerika) naar La Aurora Airport, Guatemala City (Guatemala) op 31 juli 2018.
2.2.
De vlucht van Amsterdam-Schiphol Airport naar Newark Liberty International Airport, (hierna: de vlucht) is geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben hun vermeende vorderingsrecht overgedragen aan Airhelp. Airhelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Airhelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 1.200,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. De vervoerder voert daartoe aan dat sprake is van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. De annulering is veroorzaakt vanwege een medische noodsituatie aan boord van de vlucht. Na het boarden werd bij een minderjarige passagier de waterpokken geconstateerd. Het cabinepersoneel van de vervoerder maakte zich zorgen om de minderjarige passagier en zijn mede passagiers. Zij waarschuwden de purser en gezagvoerder van de vlucht. Omwille van het hoge besmettingsrisico is besloten om contact op te nemen met Medlink. Medlink constateerde dat de minderjarige passagier met waterpokken beschikte over een ‘fit to fly’ verklaring, maar desalniettemin onwel was en mogelijk koorts had. Op advies van Medlink is vervolgens het toestel ontruimd en gedesinfecteerd. Als gevolg daarvan en vanwege de verplichte rusttijden van de crew moest de vlucht worden geannuleerd en een andere crew worden ingezet. De vervoerder is een Amerikaanse luchtvaartmaatschappij en heeft niet direct een vervangende crew beschikbaar op Schiphol. De vervoerder heeft zodoende geen enkele invloed kunnen uitoefenen op de omstandigheden die tot de annulering hebben geleid.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de vlucht van de passagiers is geannuleerd, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot annulering van de vlucht leidden.
5.3.
De kantonrechter stelt voorop dat de omstandigheid dat een passagier die zich aan boord van het vliegtuig bevindt, mogelijk een zeer besmettelijke ziekte heeft, waardoor de gezagvoerder, na advies van Medlink, heeft moeten besluiten om die passagier van boord te halen en het toestel te laten desinfecteren, een buitengewone omstandigheid betreft. Dat de gezagvoerder aan dit advies gevolg heeft gegeven, is naar het oordeel van de kantonrechter niet onredelijk, omdat deze beslissing tot doel had de veiligheid dan wel gezondheid van de passagiers aan boord van het vliegtuig te waarborgen. Airhelp heeft ook niet betwist dat sprake was van een medische noodsituatie. Airhelp heeft alleen aangevoerd dat de vervoerder dit al had moeten constateren voordat de passagier aan boord was gegaan. Hoe de vervoerder dit had kunnen doen, heeft Airhelp echter niet gesteld en de kantonrechter is van oordeel dat daarmee onvoldoende is gesteld en gebleken dat de vervoerder dit had kunnen en moeten doen. Het staat zodoende vast dat sprake was van een buitengewone omstandigheid.
5.4.
De vraag is dan vervolgens of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de annulering te voorkomen dan wel de vertraging te beperken.
5.5.
Airhelp heeft gesteld dat dit niet het geval was. Onder meer niet, omdat uit de door Airhelp overgelegde ‘Event Timeline’ van de vlucht volgt dat de vlucht is geannuleerd om 11:30 uur lokale tijd, maar dat daaraan voorafgaand de oorspronkelijke vertrektijd van de vlucht van 09:15 uur lokale tijd al was gewijzigd naar (uiteindelijk) 12:57 uur lokale tijd. Pas na die wijziging van de vertrektijd naar 12:57 uur lokale tijd, is de vlucht geannuleerd. Daarmee staat volgens Airhelp niet vast dat de medische noodsituatie op zichzelf tot de annulering van de vlucht heeft geleid. De vervoerder heeft de juistheid van de door Airhelp overgelegde ‘Event Timeline’ betwist en daartoe aangevoerd dat uit het door de vervoerder overgelegde Passenger Name Record (PNR) volgt dat de vlucht om 11:35:57 uur lokale tijd is geannuleerd, wat de onjuistheid van de ‘Event Timeline’ van Airhelp volgens de vervoerder aantoont. Weliswaar zit daar vijf minuten tussen, maar de vervoerder heeft ter onderbouwing slechts naar de door hem overgelegde PNR verwezen. Hieruit kan echter niets worden afgeleid over eerdere wijzigingen van de vertrektijden dan wel het gelijk blijven van die vertrektijd, althans daarvan is niet gebleken.
5.6.
Daarnaast heeft Airhelp gesteld dat uit de door de vervoerder overgelegde ‘Notable Flight Detail’ volgt dat de vlucht is geannuleerd vanwege het opruimen van de cabine in verband met een passagier die herstellende was van waterpokken. Het gebied waar de passagier met waterpokken zat, moest worden schoongeveegd en leeg gelaten worden. Dit had in een korter tijdsbestek gedaan kunnen worden. De vervoerder hoefde daarvoor de vlucht niet te annuleren, aldus Airhelp. De vervoerder heeft hiertegenover betoogd dat de gezagvoerder het advies van Medlink heeft opgevolgd om het hele toestel te desinfecteren ter waarborging van de veiligheid van de passagiers en crew aan boord. Volgens het RIVM is de waterpokken immers een zeer besmettelijke ziekte. Beslissingen van de gezagvoerder dienen marginaal te worden getoetst, aldus de vervoerder. Het desinfecteren van het gehele toestel neemt een aanzienlijke tijd in beslag en de vertraging zou dusdanig oplopen dat de werk- en rusttijden van de crew zouden worden overschreden. De vlucht kon daarom niet meer worden uitgevoerd, aldus nog steeds de vervoerder.
5.7.
De vervoerder heeft echter tegenover de stelling van Airhelp nagelaten nader te onderbouwen dat het desinfecteren dusdanig veel tijd in beslag zou nemen dat hij genoodzaakt was om de vlucht te annuleren. Anders dan in het eerdere vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland inzake dezelfde vlucht (ECLI:NL:RBNHO:2020:664) is de kantonrechter dan ook van oordeel dat de vervoerder onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij genoodzaakt was om de vlucht te annuleren vanwege de duur van het desinfecteren van het toestel en waarom de verplichte rusttijden van de crew daardoor vervolgens in het gedrang kwamen. Daarmee is niet, althans onvoldoende komen vast te staan dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de annulering van de vlucht te voorkomen.
5.8.
De conclusie is dat de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de annulering van de vlucht, zal worden toegewezen.
5.9.
Ten aanzien van de gevorderde wettelijke rente wordt het volgende overwogen. Airhelp heeft wettelijke rente gevorderd met ingang “van de datum van de vlucht”. Het betreft hier een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade gelet op artikel 6:83 sub b BW terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. De wettelijke rente wordt daarom toegewezen vanaf 31 juli 2018, zijnde de datum waarop de vlucht is geannuleerd.
5.10.
Airhelp heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. Airhelp heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan Airhelp van € 1.200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 31 juli 2018 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van Airhelp tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 100,89;
griffierecht € 499,00;
salaris gemachtigde € 248,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Jansen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter