Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[gedaagde 1],
[gedaagde 2],
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 t/m 7
- de producties 1 t/m 5 van de zijde van [gedaagde 1] en [gedaagde 2]
- de akte overlegging aanvullende producties tevens houdende akte vermeerdering van eis met producties 8 t/m 10 van de zijde van Guni
- de mondelinge behandeling van 14 juli 2022, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden
- de pleitnota van mr. Mahabiersing namens Guni
- de pleitnota van mr. Jansen namens [gedaagde 1] en [gedaagde 2]
- namens Guni: [betrokkene], bijgestaan door mr. Mahabiersing (namens mr. Dijkman) voornoemd,
- [gedaagde 1] en [gedaagde 2], bijgestaan door mr. Jansen voornoemd.
2.De zaak in het kort
3.Feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
ECLI:NL:HR:2019:2026) waarin de Hoge Raad nieuwe regels heeft geformuleerd voor de beoordelingsmaatstaf die in een executiegeschil moeten worden toegepast. Die komen op het volgende neer.
ook gegeven dit uitgangspunt[curs. vzr], zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling heeft verkregen bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan. Bij die belangenafweging moet worden uitgegaan van de inhoud van het vonnis en moet de kans van slagen van hoger beroep buiten beschouwing worden gelaten, tenzij sprake is van een kennelijke misslag.
1.016,00