ECLI:NL:RBNHO:2022:6641

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 juni 2022
Publicatiedatum
29 juli 2022
Zaaknummer
C/15/329157 / KG ZA 22-298
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot nakoming van hypothecaire financieringsovereenkomst na aanvaarding door eisers

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 27 juni 2022, hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een kort geding aangespannen tegen Obvion N.V. De eisers vorderden dat Obvion zou worden veroordeeld om de hypothecaire financieringsovereenkomst na te komen. De achtergrond van de zaak betreft een hypothecaire lening die door Obvion was aangeboden en door eisers was aanvaard. Obvion had echter op 23 mei 2022 de hypotheekaanvraag afgewezen en op 25 mei 2022 het bindend aanbod ingetrokken, wat leidde tot de rechtszaak.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de mededelingen van Obvion geen rechtsgevolg hadden, omdat de overeenkomst al tot stand was gekomen op 18 mei 2022 door de ondertekening van het bindend aanbod door eisers. De rechter benadrukte dat de afwijzing van de hypotheekaanvraag en het intrekken van het aanbod geen invloed hadden op de reeds bestaande overeenkomst. Obvion werd daarom verplicht om de overeenkomst na te komen en het overeengekomen bedrag van € 447.080,-- te voldoen op de bankrekening van de notaris.

Daarnaast werd Obvion ook verplicht om medewerking te verlenen aan het passeren van de hypotheekakte. De vordering van eisers tot schadevergoeding werd afgewezen, omdat Obvion had toegezegd de veroordelingen onvoorwaardelijk na te komen. De proceskosten werden aan Obvion opgelegd, aangezien zij als in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de uitspraak onmiddellijk moest worden nageleefd, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/329157 / KG ZA 22-298
Proces-verbaal van mondelinge uitspraak in kort geding van 27 juni 2022
in de zaak van

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],
beiden wonende te [plaats],
eisers,
advocaat mr. N. Lubach te Alkmaar,
tegen
de naamloze vennootschap
OBVION N.V.,
gevestigd te Heerlen,
gedaagde,
advocaat: mr. I.H.C. Jans te Eindhoven.
Partijen zullen hierna [eiser 1], [eiser 2] (gezamenlijk: [eiser 1] c.s.) en Obvion genoemd worden.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ter behandeling van een vordering in kort geding.
Tegenwoordig zijn mr. W.S.J. Thijs, voorzieningenrechter, en mr. H. Bruin, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen
  • [eiser 1] c.s., bijgestaan door mr. Lubach voornoemd;
  • namens Obvion: mevrouw [betrokkene 1] (jurist), bijgestaan door mr. Jans voornoemd.
Ook is aanwezig van de zijde van [eiser 1] c.s. mevrouw [betrokkene 2], hypotheekadviseur.
Mrs, Lubach en Jans hebben de standpunten van partijen ter zitting toegelicht.
De zitting is korte tijd geschorst. Na heropening van de zitting heeft de voorzieningenrechter het volgende mondelinge vonnis gewezen.
MONDELING VONNIS IN KORT GEDING

1.De gronden van de beslissing

1.1.
[eiser 1] c.s. vorderen samengevat - dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. Obvion veroordeelt de overeenkomst met [eiser 1] c.s. betreffende de hypothecaire financiering na te komen en daartoe voor 1 juli 2022 het overeengekomen bedrag van € 447.080,-- te voldoen op de daartoe aangewezen bankrekening van de notaris, althans subsidiair Obvion te verplichten om het bindend aanbod na te komen op een door de voorzieningenrechter te bepalen wijze, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
II. Obvion verplicht medewerking te verlenen aan het passeren van de leveringsakte (de voorzieningenrechter leest: de hypotheekakte) op 1 juli 2022 of een nader te bepalen datum, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
III. Obvion veroordeelt aan [eiser 1] c.s. te voldoen een bedrag van € 42.150,-- bij wijze van voorschot op de schadevergoeding van de door [eiser 1] c.s. te lijden schade indien Obvion niet aan het vonnis voldoet;
een en ander met veroordeling van Obvion in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.
1.2.
Aan de orde is in de eerste plaats de vraag wat de gevolgen zijn geweest van de mededeling van Obvion bij brief van 23 mei 2022 aan de tussenpersoon van [eiser 1] c.s. dat zij de hypotheekaanvraag afwijst en van de mededeling van Obvion bij e-mailbericht van 25 mei 2022 aan de tussenpersoon van [eiser 1] c.s. dat zij blijft bij haar besluit om haar bindend aanbod aan [eiser 1] c.s. in te trekken.
1.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat beide mededelingen geen rechtsgevolg hebben gehad. Daarvoor is het volgende redengevend.
1.4.
Obvion heeft op 17 mei 2022 een gewijzigd bindend aanbod aan [eiser 1] c.s. gedaan. Dat aanbod is op 18 mei 2022 door ondertekening door [eiser 1] c.s. aanvaard. Zoals Obvion ook zelf terecht in haar bindend aanbod heeft vermeld komt door ondertekening van het bindend aanbod een overeenkomst van geldlening tot stand. De totstandkoming van de overeenkomst is bevestigd met het statusbericht van 19 mei 2022 dat het dossier finaal akkoord is.
1.5.
Dit betekent dat vast staat dat op 18 mei 2022 tussen partijen een geldige overeenkomst tot stand is gekomen die Obvion verplicht tot het verstrekken van de geldlening overeenkomstig de voorwaarden waaronder deze is aangegaan. Na het tot stand komen van de overeenkomst heeft het afwijzen van de hypotheekaanvraag of het intrekken van het aanbod geen rechtsgevolg meer gehad.
1.6.
Dit betekent dat Obvion gehouden is de overeenkomst na te komen.
1.7.
De omstandigheid dat volgens Obvion sprake is van overkreditering en dat de lening verstrekt wordt in strijd met artikel 4.34 Wft is niet relevant, omdat de overeenkomst al tot stand gekomen is. Dat Obvion daarbij kennelijk een beoordelingsfout heeft gemaakt, geeft haar niet het recht geen uitvoering te geven aan de overeenkomst. Invulling geven aan de zorgplicht van artikel 4:34 Wft dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter voorafgaand aan het tostandkomen van de overeenkomst te gebeuren.
1.8.
Dat [eiser 1] c.s. niet zouden hebben voldaan aan de voorwaarden waaronder de overeenkomst tot stand is gekomen en dat Obvion op die grond gerechtigd zou zijn geen uitvoering te geven aan de overeenkomst, is niet gebleken.
1.9.
Obvion heeft verzocht een vonnis te wijzen dat de voorzieningenrechter passend en redelijk acht. In de situatie waarin [eiser 1] c.s. zich thans bevinden - zij zijn verplicht om de nieuwe woning af te nemen en hun huidige woning aan derden te leveren - ziet de voorzieningenrechter geen mogelijkheid voor een andere passende voorziening dan dat Obvion wordt verplicht de overeenkomst na te komen. Elke andere beslissing zal op dit moment al leiden tot een grote schadepost voor [eiser 1] c.s., dan wel Obvion, terwijl niet vaststaat dat [eiser 1] c.s. niet aan hun betalingsverplichtingen jegens Obvion kunnen voldoen.
1.10.
De vordering onder III. (de schadevergoeding) zal worden afgewezen. Nu Obvion ter zitting heeft toegezegd onvoorwaardelijke uitvoering te geven aan deze veroordelingen valt niet in te zien welke schade [eiser 1] c.s. zullen lijden. Gelet op bedoelde toezegging van Obvion zullen ook de gevorderde dwangsommen worden afgewezen.
1.11.
Obvion zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [eiser 1] c.s. tot op heden worden begroot op € 1.455,03 (waarvan € 125,03 aan dagvaardingskosten, € 314,-- aan griffierecht en € 1.016,-- aan salaris advocaat). De gevorderde nakosten en wettelijke rente over de proces- en nakosten zullen eveneens worden toegewezen.

2.De beslissing

De voorzieningenrechter
2.1.
veroordeelt Obvion de overeenkomst met [eiser 1] c.s. betreffende de hypothecaire financiering na te komen en daartoe op eerste aanvraag van de notaris het overeengekomen bedrag van € 447.080,-- te voldoen op de daartoe aangewezen bankrekening van de notaris;
2.2.
verplicht Obvion medewerking te verlenen aan het passeren van de hypotheekakte op 1 juli 2022 of een nader te bepalen datum;
2.3.
veroordeelt Obvion in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [eiser 1] c.s. begroot op € 1.455,03, te vermeerderen met de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,-- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Obvion niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,-- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de proceskosten en de nakosten met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
2.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
2.5.
wijst af het anders of meer gevorderde.
De voorzieningenrechter sluit de zitting.
Waarvan proces-verbaal,
De griffier
mr. H. Bruin
De voorzieningenrechter
mr. W.S.J. Thijs