ECLI:NL:RBNHO:2022:6659

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 april 2022
Publicatiedatum
1 augustus 2022
Zaaknummer
9419443
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van koop- en aannemingsovereenkomst met betrekking tot levering en plaatsing van hekwerk en scheidingswand

In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over een geschil tussen eiser en de vennootschap onder firma [de vof] c.s. betreffende de levering en plaatsing van een hekwerk en een scheidingswand. Eiser heeft de overeenkomst met betrekking tot het hekwerk ontbonden, omdat [de vof] c.s. nakoming heeft geweigerd. Eiser vordert terugbetaling van zijn aanbetaling van € 3.046,78 en schadevergoeding, terwijl [de vof] c.s. een tegenvordering heeft ingesteld voor de resterende aanneemsom van het hekwerk en de scheidingswand. De kantonrechter oordeelt dat de ontbinding van de overeenkomst rechtsgeldig is, omdat [de vof] c.s. tekort is geschoten in de nakoming. De vordering van eiser tot terugbetaling van de aanbetaling wordt toegewezen, terwijl de tegenvordering van [de vof] c.s. tot betaling van de resterende aanneemsom wordt afgewezen. De kantonrechter concludeert dat de gestelde gebreken aan de scheidingswand de ontbinding van de overeenkomst niet rechtvaardigen, en dat eiser de resterende koopsom voor de wand nog moet betalen. De vordering tot schadevergoeding wordt afgewezen, omdat eiser geen schade heeft geleden die voor vergoeding in aanmerking komt. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9419443 \ CV EXPL 21-5892
Uitspraakdatum: 13 april 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. J.F.M. Verheij
tegen

1.de vennootschap onder firmaV.O.F. [de vof]

gevestigd te [plaats]

2. [gedaagde 2]

wonende te [plaats]

3. [gedaagde 3]

wonende te [plaats]
verder te noemen: [de vof] , [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en tezamen [de vof] c.s.
gemachtigde: mr. M.E. van Veen-de Haan

1.De zaak in het kort

Het gaat in deze zaak om de levering en plaatsing van een door [de vof] c.s. vervaardigd hekwerk en de levering van een door [de vof] c.s. vervaardigde scheidingswand. Nadat de scheidingswand was geleverd en door [eiser] zelf was geplaatst, is bij de plaatsing van het hekwerk door [de vof] c.s. ruzie ontstaan. [de vof] c.s. heeft het hek vervolgens meegenomen en is niet meer teruggekeerd ondanks sommaties van [eiser] , die ook klachten had over de kwaliteit van de scheidingswand. In deze procedure vordert [eiser] terugbetaling van zijn aanbetalingen en schadevergoeding, terwijl [de vof] c.s. als tegenvordering de volledige aanneemsom alsook een schadevergoeding vordert. De kantonrechter oordeelt dat [eiser] de overeenkomst met betrekking tot het hekwerk rechtsgeldig heeft ontbonden omdat [de vof] c.s. nakoming heeft geweigerd, zodat [de vof] c.s. de aanbetaling moet terugbetalen. De door [eiser] gestelde gebreken aan de scheidingswand rechtvaardigen de ontbinding van de overeenkomst niet en [eiser] moet het restant van de koopsom voor de wand nog betalen. De overige vorderingen en tegenvorderingen worden afgewezen.

2.Het procesverloop

2.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 13 augustus 2021 een vordering tegen [de vof] c.s. ingesteld. [de vof] c.s. heeft op 13 oktober 2021 schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend. [eiser] heeft op 28 februari 2022 schriftelijk gereageerd in de zaak van de tegenvordering.
2.2.
Op 11 maart 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [eiser] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiser] bij brief van 1 september 2021 een akte overlegging producties ingediend.
2.3.
[de vof] c.s. heeft ter zitting nog een akte vermeerdering van eis overgelegd.

3.De feiten

3.1.
[eiser] en [de vof] , waarvan [gedaagde 2] en [gedaagde 3] de vennoten zijn, hebben een overeenkomst gesloten, op grond waarvan [de vof] een hekwerk zou leveren en plaatsen bij zowel [eiser] als bij zijn buren voor een totaal bedrag van € 9.208,10 inclusief btw. Het hekwerk dat voor [eiser] bestemd was kostte volgens deze offerte € 5.160,00 exclusief btw.
3.2.
In de offerte van 23 maart 2021 met nummer 2021-0307 staat onder meer het volgende:
“(…)
1x [adres 1] looppoort met vast stuk hekwerk en brievenbus hoogte 160cm met 10 cm speling onderzijde (…)
(…)
1x [adres 2] looppoort hekwerk met brievenbus en geautomatiseerde poort. hoogte 160 cm met speling onderzijde voorzien. van grondmotoren (…)”
3.3.
Daarnaast hebben [eiser] en [de vof] een overeenkomst gesloten voor de levering van een stalen scheidingswand voor de woning van [eiser] voor een bedrag van € 2.964,50 inclusief btw. De scheidingswand zou door [eiser] zelf worden geplaatst. In de offerte van 23 maart 2021 met nummer 2021-0308 staat onder meer:
“(…) 1x Stalen scheidingswand tussen hal en woongedeelte
Afmeting: ca. H271,5 x B188cm
voorzien van 1 vast zijlicht en 1 openslaande scharnierdeur (…)”
3.4.
De Algemene Voorwaarden van [de vof] (hierna: algemene voorwaarden) zijn samen met de offertes naar [eiser] verstuurd. Daarin staat onder meer:
“(…)Artikel 1 Algemeen1.1. Deze voorwaarden zijn van toepassing op alle opdrachten en op alle verkoop, levering en consignatie van producten, uitgevoerd resp. verricht door [de vof] . Een exemplaar van deze voorwaarden wordt ter beschikking gesteld. Bij akkoord op offerte/opdracht, wordt automatisch ingestemd met de algemene voorwaarden van [de vof] . (…)
(…)
Artikel 4 Annulering opdracht of bestelling door opdrachtgever/besteller
4.1
Annulering van een opdracht of wijziging daarvan is alleen mogelijk tegen vergoeding van de ten behoeve van die opdracht redelijkerwijs reeds gemaakte kosten, waaronder mede worden begrepen de offertekosten, kosten van voorbereiding, uitbesteding aan derden, bestellingen, transport- en reiskosten en dergelijke. Die kosten mogen in mindering worden gebracht op de reeds ontvangen voorschotten op de betaling als bedoeld in art. 5.
4.2.
Annulering van bestellingen is slechts mogelijk voor zover voor de uitvoering daarvan, daaronder mede begrepen het bestellen van materialen, nog geen kosten zijn gemaakt.
(…)
Artikel 7 Eigendomsvoorbehoud
7.1.
Alle in opdracht of op bestelling geleverde producten en materialen blijven
eigendom van [de vof] , ook wanneer zij zich bij derden bevinden, totdat zij volledig zijn betaald.
7.2.
[de vof] heeft bovendien het recht geleverde maar nog niet betaalde producten die zich bij derden bevinden als haar eigendom op te vorderen en weg te (doen) halen.
7.3.
[de vof] heeft daarnaast het recht nog niet geleverde producten onder zich te houden totdat alle verschuldigde achterstallige betalingen zijn verricht.
(…)
8.4
Geen reclames kunnen worden ingediend voor gebreken geconstateerd nadat de
afgeleverde producten in gebruik zijn genomen, bewerkt of verwerkt zijn dan wel
aan derden zijn doorgeleverd.
(…)”
3.5.
Op 25 maart 2021 heeft een emailwisseling plaatsgevonden tussen [eiser] en [de vof] c.s. met betrekking tot de offerte. [de vof] c.s. heeft het volgende geschreven:
“(…)
Hierbij toegevoegd als bijlage de offerte zoals besproken. Voor [adres 2] zal nog korting over worden verrekend van € 150,- op het totaal bedrag.
Graag ontvangen we nog de factuurgegevens van [adres 1] om een aanbetalingsfactuur te kunnen maken. (…)”
3.6.
[eiser] antwoordt daarop:
“(…)
Helemaal akkoord en bedankt voor de korting!
(…)
Ik heb veel zin in deze nieuwe samenwerking!
Kan ik uitgaan van plaatsen eerste week mei?
(…)”
3.7.
3.8.
Bij e-mailbericht van 26 maart 2021 heeft [de vof] c.s. aan [eiser] het volgende geschreven:
“(…)
We gaan er in ieder geval alles aan doen om zo spoedig mogelijk te leveren.
Maar moet haalbaar zijn!
Hierbij toegevoegd de aanbetaling facturen. Kunt u zorg dragen dat de factuur bij de buren terecht komt?
(…)”
3.9.
Daarop antwoordt [eiser] als volgt:
“(…)
Via de buren heb ik twee vraagjes/toevoegingen.
1- Het hek aan [adres 3] is qua model het uitgangspunt.
2- Er staat in mij gedeelte ( [adres 2] ) dat het inbouwgedeelte van de intercom wordt voorbereid. Maar dit geld natuurlijk ook voor de buren. (…)
3- De elektrische sloten worden door jullie in het hek geleverd en voorbereid
4- Weet je zeker dat 10cm aan de onderzijde mooi is? kan dit terug gebracht worden naar 4 of 5 cm? als de hoogte maar ca. 170 cm is
Verder alles prima in orde ik zorg dat de aanbetalingsfactuur bij de buren komt en zal zelf mijn gedeelte ook overmaken.
(…)”
3.10.
[eiser] heeft € 3.046,78, zijnde 50% van de aanneemsom, aanbetaald.
3.11.
Op 28 maart 2021 heeft [de vof] c.s. per email laten weten:
“(…)
De intercom wordt voor beide voorbereid in de koker van de looppoort. Eveneens beide een elektrische sluitplaat. Meestal pakken we aan de onderzijde van het hek 10 cm. Let op dit is +/- we zouden het naar 8 cm kunnen brengen. De 8 cm is voldoende om met een bezem of hark onder het hek te kunnen.
(…)”
3.12.
De scheidingswand is op 12 mei 2021 geleverd en is door [eiser] geplaatst. Op de factuur van [de vof] c.s. die hierop ziet (met nummer 2021-0247 en voor een bedrag van € 2.964,50 inclusief btw) staat met de hand geschreven:
“€ 2380,- contant betaald op 12- 05- 2021”. Onder de factuur staat een handtekening.
3.13.
Op 18 mei 2021 hebben partijen de volgende whatsappberichten naar elkaar gestuurd:
“(…)
[gedaagde 3] : Heb je foto’s van de deuren?
Ben erg benieuwd
Eerste keer met zo’n grote greep
[eiser] stuurt drie bestanden
[gedaagde 3] : Netjes
Zier er goed uit
Is hij op eerste foto dicht
[eiser] stuurt een bestand
[gedaagde 3] : Ivm kiertje boven deur?
[eiser] :Ja
Ziet er netjes uit
Goed gemaakt
Wel ca. 1 cm te kort
[gedaagde 3] : Ja we nemen altijd tolerantie
Soms is dat handig als een stucadoor zen waterpas niet bij heeft
[eiser] : Moet wel nog even die bovenstijl iets kantelen denk ik
(…)
[eiser] : Maar je ziet het dinsdag wel het ziet er gaaf uit”
(…)”
3.14.
Op 25 mei 2021 heeft [de vof] c.s. het hekwerk geleverd en een deel ervan geplaatst. Op 29 mei 2021 is [de vof] c.s. naar [eiser] gegaan om het resterende deel van het hekwerk te plaatsen. Tussen partijen is discussie ontstaan nadat de looppoort vastliep op de bestrating. [eiser] heeft toen aangegeven niet tevreden te zijn over het hekwerk. [de vof] c.s. heeft, nadat zij eerst in [plaats] een oplader en extra mankracht had gehaald, het hekwerk en het reeds geplaatste deel verwijderd en weer meegenomen. Op verzoek van [eiser] is de politie aanwezig geweest, omdat [eiser] het met de verwijdering van het hek niet eens was.
3.15.
Bij email van 29 mei 2021 heeft [eiser] [de vof] c.s. in gebreke gesteld en daarbij een termijn van twee weken gesteld voor nakoming. Ook geeft [eiser] aan dat als [de vof] c.s. niet binnen de gestelde termijn nakomt, hij de overeenkomst ontbindt en de opdracht op kosten van [de vof] c.s. door een derde zal laten uitvoeren. In de mail staat verder:
“(…)
Onderstaand omschrijf ik de op het blote oog waar te nemen problemen.
Het hek [adres 1] en [adres 2] :
1- het hek is niet conform afspraak (kopie [adres 4] )
2- de plaatsing (de beloofde 4 weken) zijn ruimschoots verstreken.
3- je geeft ons de schuld van bestaand oplopend straatwerk welke al aanwezig was bij het opmaken van de begroting.
4- de looppoort palen staan te ver uit elkaar.
5- de looppoort paal ( [adres 2] ) staat niet in het centrum van het perceel.
6- de intercom voorbereiding is niet op de juiste hoogte conform afspraak kopie [adres 3] .
7- de gatenrous en de verticale spijlen zijn niet conform afspraak diagonaal geplaatst.
De glas en staal deur:
1- deze heb je zelf ingemeten en is ca 1cn tot 1,5cm te laag. Je hebt marge genomen zonder dit met ons te overleggen waardoor nu een sleuf is ontstaan aan de bovenzijde.
2- thv het slotgat is er iets mis gegaan met de coating.
3- het slot en de deur lopen niet synchroon
4- de deur is niet gemaakt volgens het door ons gestuurde voorbeeld. (…)”
3.16.
[de vof] c.s. heeft per email van 1 juni 2021 uitvoerig daarop gereageerd en heeft onder meer aangegeven dat de levering door omstandigheden langer duurde en zij de palen dieper heeft gezet op uitdrukkelijk verzoek van [eiser] waardoor de looppoort uiteindelijk vastliep en de intercom lager kwam te zitten. Verder heeft [de vof] c.s. aangegeven dat zij het ontwerp van [adres 3] als uitgangspunt heeft genomen en dat zij de uitstraling daarvan ook heeft benaderd. Ten aanzien van de klachten over de scheidingswand heeft [de vof] c.s. aangegeven dat [eiser] hier na de levering tevreden over was en hem bovendien gewezen op artikel 8.4. van de algemene voorwaarden waarin staat
dat “geen reclames kunnen worden ingediend voor gebreken geconstateerd nadat de afgeleverde producten in gebruik zijn genomen, bewerkt of verwerkt zijn”.
3.17.
In deze reactie van [de vof] c.s. staat ook:
“(…)
Wij hebben hier goed over nagedacht en alles op een rijtje gezet. Maar ons vertrouwen in u als klant is zo erg geschaad dat wij op deze manier niet verder willen.
U heeft ons zelf van uw erf af gestuurd toen de discussie plaats vond. U heeft zelf aangegeven dat u niks meer van ons wilde hebben en wij alles zo snel mogelijk moesten verwijderen. We moesten maar alles in onze werkbus proppen. Er zijn zoveel dingen geroepen en gezegd en bedreigingen geuit o.a. dat u ons juridisch helemaal kapot wilt gaan maken en dat u ons van alles wilt gaan aanrekenen. Dit heeft er voor gezorgd dat ons vertrouwen weg is en wij niks meer met u als klant te maken willen hebben. (…)
(…)
We weten dat u ons wettelijk gezien minimaal 2 weken de tijd moet geven om alles naar wens te maken. Maar mondeling zegt u hele andere dingen, waardoor wij hebben besloten om deze samenwerking te beëindigen.
(…)”
3.18.
Nadien hebben partijen via hun gemachtigden gecorrespondeerd. Ondanks pogingen daartoe, heeft dat niet tot een oplossing geleid.

4.De vordering

4.1.
[eiser] vordert – na vermindering van eis – dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. voor recht verklaart dat [de vof] c.s. toerekenbaar tekort is geschoten bij de
uitvoering van de opdracht(en) en hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade, nader
op te maken bij staat;
b. voor recht verklaart dat [eiser] de overeenkomsten met V.O.F. [de vof] op juiste gronden heeft ontbonden en voor zover nodig de overeenkomsten als ontbonden te verklaren;
c. [de vof] c.s. hoofdelijk te veroordelen om aan [eiser] te betalen de aanbetalingen van respectievelijk € 3.046,78 en € 2.750,00, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 27 juli 2021 tot de dag van algehele voldoening;
d. [de vof] c.s. hoofdelijk te veroordelen aan [eiser] te betalen de proceskosten,
waaronder begrepen de kosten van de gemachtigde van [eiser] , te vermeerderen met
de wettelijke rente indien betaling binnen veertien dagen na het betekenen van het vonnis uitblijft;
e. [de vof] c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de nakosten van € 131,00
(zonder betekening van het vonnis), dan wel € 169,00 (na betekening van het
vonnis), te vermeerderen met de wettelijke rente indien betaling binnen veertien dagen na het betekenen van het vonnis uitblijft.
4.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [de vof] c.s. tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomsten. Het hekwerk voldeed niet aan de overeenkomst en vertoonde gebreken. Ook de geleverde scheidingswand voldeed niet aan de overeenkomst. Ondanks verzoeken daartoe, heeft [de vof] c.s. geweigerd de gebreken te herstellen. [eiser] heeft de overeenkomsten daarom ontbonden en als gevolg daarvan rust op [de vof] c.s. de verplichting tot ongedaanmaking. Bovendien lijdt [eiser] schade omdat hij iemand anders heeft moeten inschakelen om een ander duurder hekwerk te maken en te leveren. [de vof] c.s. moet deze schade vergoeden.

5.Het verweer en de tegenvordering

5.1.
[de vof] c.s. betwist de vorderingen en voert aan – samengevat – dat zij niet tekort geschoten is in de nakoming van haar verplichtingen. De scheidingswand is conform de overeenkomst aan [eiser] geleverd en is toen ook door [eiser] gemonteerd. Van gebreken daaraan is geen sprake. Voor zover er na de levering van de scheidingswand wel gebreken waren beroept [de vof] c.s. zich op schuldeisersverzuim omdat [eiser] geen medewerking heeft verleend om deze te onderzoeken en te verhelpen. Bovendien zijn de door [eiser] gestelde gebreken dermate gering dat deze de ontbinding van de overeenkomst niet rechtvaardigen, aldus [de vof] c.s.
5.2.
Ook het hekwerk is conform de overeenkomst en zonder gebreken aan [eiser] geleverd. Verder voert [de vof] c.s. aan dat [eiser] de overeenkomst niet heeft ontbonden maar deze op onzorgvuldige wijze heeft opgezegd. Als gevolg daarvan moet [eiser] de gehele aanneemsom voldoen. Indien en voor zover geen sprake zou zijn van onzorgvuldige opzegging, voert [de vof] c.s. aan dat zij moet worden bevrijd van de ongedaanmakingsverplichting. [de vof] c.s. beroept zich in dit kader op schuldeisersverzuim omdat [eiser] nakoming heeft verhinderd door aanvankelijk onder het uiten van bedreigingen verwijdering van het hekwerk te eisen en door vervolgens, eveneens onder het uiten van bedreigingen, nakoming te verlangen. Door deze gang van zaken was het voor [de vof] c.s. niet meer mogelijk om uitvoering te geven aan de opdracht. Door het gedrag van [eiser] was sprake van een onveilige en onwerkbare situatie. Van [de vof] c.s. kan daarom in redelijkheid niet worden gevergd dat zij tot verdere uitvoering of herstel van eventuele gebreken overgaat. [de vof] c.s. doet daarom een beroep op de redelijkheid en billijkheid van artikel 6:248 BW.
5.3.
Ten aanzien van het hekwerk doet [de vof] c.s. voorts een beroep op het eigendomsvoorbehoud van artikel 7 van de algemene voorwaarden. Volgens [de vof] c.s. was het duidelijk dat [eiser] niet aan zijn betalingsverplichtingen zou voldoen. Daarom mocht [de vof] c.s. de werkzaamheden opschorten totdat [eiser] de aanneemsom volledig heeft betaald.
5.4.
Tot slot betwist [de vof] c.s. dat zij schadevergoeding moet betalen. Van een toerekenbare tekortkoming is geen sprake en [eiser] heeft niet aangetoond dat hij kosten heeft moeten maken in verband met het laten plaatsen van een ander hekwerk of scheidingswand. Evenmin heeft [eiser] aangetoond dat de kosten hiervoor hoger uitvallen dan hetgeen [de vof] c.s. eerder heeft geoffreerd. [de vof] c.s. verzet zich daarom tegen het voeren van een aparte schadestaatprocedure. [de vof] c.s. betwist ook de gevorderde rente en de buitengerechtelijke kosten omdat zij de hoofdsom niet verschuldigd is.
5.5.
[de vof] c.s. vordert – na vermeerdering van eis – bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
1. voor recht verklaart dat de overeenkomst van aanneming van werk door [eiser] onzorgvuldig is opgezegd;
subsidiair:
2. de overeenkomst tot aanneming van werk terzake het hekwerk en de koopovereenkomst terzake de scheidingswand op grond van artikel 7: 756 lid 2 BW te ontbinden;
3. voor zover de kantonrechter van mening is dat de twee overeenkomsten (aanneming van werk en koopovereenkomst) tussen partijen zijn ontbonden, [de vof] c.s. te bevrijden van de verbintenis tot betaling in verband met schuldeisersverzuim aan de zijde van [eiser] ;
4. [eiser] veroordeelt tot betaling van de aanneemsom, zijnde het nog te betalen deel ter hoogte van € 6.161,32;
5. [eiser] veroordeelt tot betaling van de koopsom van de stalen scheidingswand, zijnde het nog te betalen deel ter hoogte van € 584,50;
6. [eiser] veroordeelt tot betaling van de schade ten gevolge van het weghalen van het hekwerk ter hoogte van € 597,00,
- te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de dag der verzuim, althans de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- alsmede te vermeerderen met de buitengerechtelijke kosten van € 861,88, althans een door de kantonrechter te bepalen bedrag, welk bedrag aan buitengerechtelijke kosten vermeerderd dient te worden met de wettelijke vertragingsrente ex artikel 6:119 BW, vanaf de datum van dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening;
- te vermeerderen met de nakosten en deze te vermeerderen met de wettelijke rente na
betekening va het vonnis;
7. [eiser] veroordeelt in de kosten van deze procedure, het salaris van de gemachtigde van [de vof] c.s. daaronder begrepen.
5.6.
[de vof] c.s. legt aan haar
primairevordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [eiser] de overeenkomst ten aanzien van het hekwerk onzorgvuldig heeft opgezegd door direct na het plaatsen van het hekwerk verwijdering ervan te eisen en daarbij aan te gegeven niets meer van [de vof] c.s. te willen. Deze opzegging is onterecht en onzorgvuldig en daarom is [eiser] op grond van artikel 7:764 BW en artikel 4 van de algemene voorwaarden gehouden de gehele aanneemsom te voldoen. [de vof] c.s. heeft recht op betaling van € 6.161,32, zijnde de aanneemsom van € 9.208,10 minus de aanbetaling van € 3.046,78.
5.7.
Subsidiairvordert [de vof] c.s. ontbinding van de overeenkomst ten aanzien van het hekwerk en legt daaraan ten grondslag dat sprake is van een vertrouwensbreuk die tijdens het plaatsen van het hekwerk is ontstaan waardoor nakoming niet mogelijk is. [eiser] heeft door zijn gedrag niet alleen de uitvoering van het werk belet, maar hij heeft de uitvoering van het werk zelf stopgezet. [de vof] c.s. lijdt bovendien schade omdat zij extra kosten moest maken om het hekwerk te verwijderen. [de vof] c.s. heeft vervoer, mankracht en gereedschappen moeten huren om het hekwerk te verwijderen. Deze kosten komen voor rekening van [eiser] .
5.8.
Verder stelt [de vof] c.s. dat [eiser] niet de volledige koopsom voor de scheidingswand heeft betaald. [eiser] heeft van de totale koopsom van € 2.964,50 een bedrag van € 2.380,00 contant aan haar betaald en is daarom nog een bedrag van € 584,50 aan haar verschuldigd.
5.9.
[eiser] betwist de tegenvorderingen. Op de standpunten van partijen wordt hierna verder ingegaan.

6.De beoordeling

de vordering en de tegenvordering
6.1.
De vordering en de tegenvordering lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
6.2.
De opdracht die [eiser] aan [de vof] c.s. heeft gegeven, bestaat uit twee delen: de levering van een scheidingswand die door [eiser] zelf zou worden geplaatst en de levering en plaatsing van een hekwerk. Bij de offerte waren de door [de vof] c.s. gehanteerde algemene voorwaarden gevoegd. Blijkens artikel 1 van deze algemene voorwaarden zijn deze van toepassing op alle aan [de vof] c.s. verstrekte opdrachten en stemt de opdrachtgever door acceptatie van de offerte ook in met de algemene voorwaarden. Bij de verdere beoordeling geldt daarom als uitgangspunt dat de algemene voorwaarden van [de vof] c.s. op de overeenkomst van toepassing zijn.
6.3.
De kantonrechter zal eerst ingaan op de scheidingswand.
6.4.
Volgens [eiser] is die wand gebrekkig omdat deze geen 2.71,5 cm hoog is, maar 2.70 meter. Verder voldoet de coating ter hoogte van het slotgat niet, zijn het slot en de deur niet op dezelfde hoogte aangebracht en is de scheidingswand niet gemaakt conform het door [eiser] toegestuurde voorbeeld. Omdat [de vof] c.s. deze gebreken niet wilde herstellen, heeft [eiser] de overeenkomst ontbonden en maakt hij aanspraak op terugbetaling van het door hem aanbetaalde bedrag dat volgens hem € 2.750,00 bedraagt. Volgens [de vof] c.s. zijn er geen gebreken aan de wand en was [eiser] aanvankelijk ook tevreden. [de vof] c.s. is niet in de gelegenheid gesteld om de vermeende gebreken te onderzoeken en/of te verhelpen, hetgeen voor risico van [eiser] dient te komen. De gestelde gebreken rechtvaardigen ten slotte geen ontbinding van de overeenkomst. [eiser] moet daarom de resterende koopsom voor de wand, die volgens [de vof] c.s. € 584,50 bedraagt, nog betalen, aldus [de vof] c.s.
6.5.
Vast staat dat de scheidingswand op 12 mei 2021 is geleverd en vervolgens door [eiser] zelf is geplaatst. Blijkens het Whatsapp verkeer tussen partijen was [eiser] na plaatsing aanvankelijk tevreden (r.o. 3.12.). Hij heeft alleen aangegeven dat de wand ongeveer een centimeter te kort was. Toen [de vof] c.s. op 25 mei 2021 kwam om het eerste deel van het hek te plaatsen, hebben partijen gezamenlijk de wand bekeken en toen heeft [eiser] de andere gebreken niet aan de orde gesteld. Pas toen partijen ruzie kregen over het hekwerk, heeft [eiser] in zijn mail van 29 mei 2021 geklaagd over gebreken aan de scheidingswand.
6.6.
De kantonrechter is in het licht van het bovenstaande van oordeel dat, wat er ook zij van de gestelde gebreken, deze de ontbinding van de overeenkomst niet rechtvaardigen. Hoewel [eiser] de gestelde gebreken direct na ontvangst van de scheidingswand en in elk geval bij plaatsing daarvan al had kunnen ontdekken, heeft hij eerst aan [de vof] c.s. laten weten dat de wand er goed uit zag en is bij pas gaan klagen nadat onenigheid was ontstaan over het hekwerk. Daaruit kan worden afgeleid dat de klachten niet heel ernstig zijn. Daar komt bij dat niet kan worden uitgesloten dat de klachten samenhangen met de plaatsing van de wand, wat [eiser] zelf heeft gedaan en waarvoor artikel 8 lid 4 van de algemene voorwaarden de aansprakelijkheid van [de vof] c.s. uitsluit. Op grond van datzelfde artikel kan er na plaatsing van de wand ook niet worden geklaagd dat de wand afwijkt van het opgegeven voorbeeld of dat de coating bij het slotgat niet voldoet: dat had [eiser] vóór plaatsing kunnen en moeten doen. [eiser] heeft wel meteen aangegeven dat de wand één centimeter korter was dan in de offerte staat. In de offerte is echter aangegeven dat het om een “circa” maat gaat. [de vof] c.s. heeft ook toegelicht dat zij scheidingswanden normaliter iets kleiner maakt dan is opgegeven, omdat muren en plafonds vaak scheef lopen en de wand er anders niet tussen past. Een eventuele gleuf die dan ontstaat, kan met kit worden weggewerkt.
6.7.
Omdat de gestelde gebreken de ontbinding niet rechtvaardigen, zullen de vorderingen van [eiser] met betrekking tot de wand worden afgewezen. [eiser] moet de overeenkomst daarom alsnog nakomen. Dat betekent ook dat hij de gehele koopsom aan [de vof] c.s. verschuldigd is. Vast staat dat partijen een koopsom van € 2.954,50 zijn overeengekomen. Partijen twisten nog wel over de hoogte van de aanbetaling. Volgens [eiser] heeft hij van de koopsom al € 2.750,00 betaald en hij verwijst hiervoor naar een pinopname van € 750,00 op 10 mei 2021 en een pinopname van € 2.000,00 op 12 mei 2021. Volgens [de vof] c.s. heeft [eiser] niet meer betaald dan € 2.380,00. Ter onderbouwing hiervan verwijst [de vof] c.s. naar de offerte waarop met de hand de contante betaling van € 2.380,00 is bijgeschreven (r.o. 3.11). Het ligt op de weg van [eiser] die zich beroept op betaling, om aan te tonen dat hij daadwerkelijk € 2.750,00 heeft voldaan. De enkele afschriften van de pinopnames zijn daarvoor onvoldoende: een deel van het opgenomen bedrag kan hij immers aan andere aankopen hebben besteed. Daar komt bij dat de gemachtigde van [de vof] c.s. in de correspondentie steeds aanspraak heeft gemaakt op betaling van het nog openstaande bedrag van € 584,50 en [eiser] tegen de hoogte van dat bedrag nooit bezwaar heeft gemaakt. Dat betekent dat de tegenvordering tot betaling van € 584,50 zal worden toegewezen.
6.8.
Hierna zullen de vorderingen inzake het hekwerk worden behandeld.
6.9.
Volgens [eiser] bleek bij plaatsing van het hek op 29 mei 2021 dat sprake was van allerhande gebreken. Nadat hij [de vof] c.s. daarop had aangesproken, heeft deze het hek en de al geplaatste palen verwijderd en meegenomen voor herstel. [eiser] heeft vervolgens [de vof] c.s. gesommeerd en in de gelegenheid gesteld tot nakoming van de overeenkomst. Omdat [de vof] c.s. dat weigerde, heeft [eiser] uiteindelijk de overeenkomst ontbonden. Hij maakt aanspraak op terugbetaling van het door hem aanbetaalde bedrag van € 3.046,78 en op de schade bestaande uit de hogere kosten voor het plaatsen van een ander hek. Volgens [de vof] c.s. bleek bij plaatsing van het hek dat de loopdeur vastliep op de bestrating, waarop [eiser] in woede ontstak en eiste dat [de vof] c.s. het hek weghaalde. Om dat te kunnen doen, moest [de vof] c.s. eerst een aanhanger in [plaats] (op circa twee uur rijden) gaan halen en extra mankracht gaan regelen. Toen hij (na circa vier uur) met aanhanger en extra mankracht bij [eiser] terugkwam, eiste laatstgenoemde dat het hek bleef staan en dat [de vof] c.s. de gebreken zou herstellen. [de vof] c.s. heeft dat niet meer willen doen omdat inmiddels sprake was van een onwerkbare situatie. Na tussenkomst van de politie heeft [de vof] c.s. het hek verwijderd en meegenomen. Volgens [de vof] c.s. is sprake van een onzorgvuldige opzegging door [eiser] ex artikel 7:764 lid 1 BW, waardoor [eiser] de gehele aanneemsom (minus eventuele besparingen) verschuldigd is. Subsidiair doet [de vof] c.s. een beroep op schuldeisersverzuim, meer subsidiair op de eisen van redelijkheid en billijkheid en uiterst subsidiair op het eigendomsvoorbehoud. [de vof] c.s. maakt aanspraak op het nog niet betaalde deel van de aanneemsom ad € 6.161,32 en op vergoeding van de schade als gevolg van het weghalen van het hekwerk ad € 597,00.
6.10.
Partijen hebben ieder een eigen lezing van de gebeurtenissen op 29 mei 2021 en beroepen zich op door hen overgelegde verklaringen van getuigen die hun versie van de gang van zaken bevestigen. De kantonrechter kan daarom niet vaststellen wat er precies is gebeurd. Vast staat wel dat de loopdeur van het hek niet open kon, dat partijen daar woorden over kregen, dat [de vof] c.s. (na op en neer gereden te zijn van [woonplaats] naar [plaats] ) het hek en de palen in aanwezigheid van de politie heeft verwijderd en meegenomen en niet meer heeft teruggeplaatst. De kantonrechter kan niet vaststellen of [eiser] heeft geëist dat het hek en de palen zouden worden verwijderd om deze in de werkplaats te herstellen of om een einde te maken aan de overeenkomst. Wat daarvan ook zij, vast staat wel dat [eiser] nog voordat [de vof] c.s. het hek en de palen daadwerkelijk verwijderde, heeft aangegeven dat [de vof] c.s. dat niet mocht doen. Ook staat vast dat hij in een e-mail van diezelfde dag heeft aangegeven dat hij wilde dat [de vof] c.s. de overeenkomst alsnog zou nakomen en de door [eiser] gestelde gebreken zou herstellen. Vast staat ook dat [de vof] c.s. vervolgens in een uitgebreide brief van 1 juni 2021 de samenwerking heeft beëindigd wegens een vertrouwensbreuk. Op sommaties van [eiser] tot nakoming is [de vof] c.s. niet meer ingegaan.
6.11.
Gelet op het voorgaande kan het betoog van [de vof] c.s. dat [eiser] de overeenkomst onzorgvuldig heeft opgezegd, niet slagen. Zelfs als [eiser] aanvankelijk zou hebben geëist dat [de vof] c.s. het hek en de palen weghaalde en hij [de vof] c.s. niet toestond het werk af te maken, dan is [eiser] daar binnen enkele uren mondeling en schriftelijk op terug gekomen en heeft hij aangedrongen op nakoming. Dat [de vof] c.s. dit ook zo heeft begrepen, blijkt wel uit de brief van 1 juni 2021 waarin zij zelf de samenwerking beëindigt. Dat betekent dat de vordering van [de vof] c.s. tot betaling van de resterende aanneemsom zal worden afgewezen. Het zelfde geldt voor de vordering tot betaling van € 597,00 aan schadevergoeding wegens het weghalen van het hek, omdat ook die vordering was gebaseerd op de volgens [de vof] c.s. onzorgvuldige opzegging door [eiser] en die grondslag niet slaagt.
6.12.
6.13.
Het beroep op schuldeisersverzuim ex artikel 6:58 BW kan evenmin slagen. Het moge zo zijn dat [eiser] op 29 mei 2021 de nakoming van de overeenkomst onmogelijk heeft gemaakt, maar kort daarna heeft hij die gelegenheid alsnog gegeven. Weliswaar waren de verhoudingen tussen partijen ernstig verslechterd, maar dat maakt nog niet dat [eiser] nakoming door [de vof] c.s. onmogelijk heeft gemaakt. Het is uiteindelijk [de vof] c.s. geweest die dat niet meer wilde en de overeenkomst heeft beëindigd. De tegenvordering om [de vof] c.s. te bevrijden van de verbintenis tot betaling in verband met schuldeisersverzuim aan de zijde van [eiser] kan daarom niet slagen.
6.14.
De weigering van [de vof] c.s. om nog na te komen, leidt ertoe dat [eiser] vervolgens gerechtigd was de overeenkomst te ontbinden: los van het antwoord op de vraag of de klachten van [eiser] over het hekwerk terecht waren, geldt dat [de vof] c.s. het hek helemaal niet meer heeft geplaatst en dus in die zin de overeenkomst niet is nagekomen. De subsidiaire vordering van [de vof] c.s. om de overeenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:756 lid 2 BW kan dus niet slagen: de overeenkomst is door [eiser] al rechtsgeldig ontbonden zodat ontbinding door de rechter niet meer aan de orde is.
6.15.
Ook het beroep op het eigendomsvoorbehoud slaagt niet. Daarvoor is vereist dat [eiser] , na in gebreke te zijn gesteld, nalatig is gebleven met het nakomen van zijn betalingsverplichtingen. Van een ingebrekestelling door [de vof] c.s. is niet gebleken. Bovendien, nu de overeenkomst rechtsgeldig door [eiser] is ontbonden, rust op [eiser] niet langer een betalingsverplichting.
6.16.
De ontbinding van de overeenkomst leidt tot ongedaanmakingsverplichtingen aan beide zijden. Vast staat dat het hek en de palen weer door [de vof] c.s. zijn meegenomen. Deze vertegenwoordigen voor [eiser] dus geen enkele waarde meer. Dat de verdere werkzaamheden die [de vof] c.s. ter plaatse heeft verricht nog enige waarde voor [eiser] vertegenwoordigen, is gesteld noch gebleken. Dat betekent dat [de vof] c.s. de aanbetaling voor het hek ad € 3.046,78 aan [eiser] moet terugbetalen. De vordering zal in zoverre worden toegewezen.
6.17.
[eiser] heeft verder nog gevorderd dat [de vof] c.s. wordt veroordeeld tot vergoeding van de schade nader op te maken bij staat. Ter comparitie is gebleken dat de enige schade die [eiser] in dat verband stelt te hebben geleden, bestaat uit de meerkosten voor het nieuwe hek dat hij heeft laten plaatsen. Dat nieuwe hek kostte € 7.649,00 zodat [eiser] in vergelijking tot de door [de vof] c.s. geoffreerde prijs, € 2.489,00 duurder uit is. Omdat op grond van artikel 6:87 BW een vordering tot vervangende schadevergoeding niet kan samengaan met ontbinding van de overeenkomst, neemt dat kantonrechter aan dat de schade waarvoor [eiser] vergoeding beoogt te vorderen voortvloeit uit de ontbinding van de overeenkomst (ex artikel 6:277 BW).
6.18.
Op grond van artikel 6:277 BW wordt de verschuldigde schadevergoeding berekend door vergelijking met twee denkbare vermogenssituaties: enerzijds die welke zou zijn voortgevloeid uit een in alle opzichten onberispelijke nakoming, anderzijds die welke zou resulteren uit een ontbinding zonder schadevergoeding na afwikkeling van de daaruit voortvloeiende restitutieverplichtingen. De kantonrechter is van oordeel dat deze vergelijking in dit geval leidt tot de conclusie dat [eiser] geen schade heeft geleden en licht dat als volgt toe.
6.19.
Onberispelijke nakoming zou hebben geleid tot levering en plaatsing van een hekwerk met een waarde van € 5.160,00 (excl. btw), waarvoor [eiser] een bedrag van € 5.160,00 vermeerderd met btw had moeten betalen. Ontbinding en ongedaanmaking betekent dat [eiser] geen hek heeft, maar dat hij ook geen € 5.160,00 hoeft te betalen. Deze vermogensvergelijking komt per saldo gelijk uit. Dat [eiser] na de ontbinding een duurder hek heeft gekocht en gekregen, leidt niet tot een andere conclusie. Anders dan [eiser] kennelijk veronderstelt heeft hij na ontbinding van de overeenkomst met [de vof] c.s. niet hetzelfde hek voor een hogere prijs gekregen, maar is aan hem een hek geleverd en bij hem geplaatst dat € 7.649,00 waard is. Juist bij een maatwerk opdracht als de onderhavige waarbij iedere potentiële opdrachtnemer een eigen prijs offreert, geldt dat de opdrachtgever krijgt wat hij betaalt. De gevorderde schadevergoeding zal dan ook worden afgewezen.
6.20.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiser] zal toewijzen voor zover het betreft de terugbetaling van de aanneemsom tot een bedrag van € 3.046,76 en voor het overige zal afwijzen. Dat geldt, met uitzondering van de verklaring voor recht dat de overeenkomst betreffende het hek is ontbonden, ook voor de gevorderde verklaringen voor recht waarbij [eiser] in het licht van het voorgaande geen belang meer heeft. De door [eiser] gestelde schade is in het voorgaande al behandeld, zodat voor een verwijzing naar de schadestaatprocedure geen aanleiding meer bestaat.
6.21.
In reconventie zal uitsluitend de vordering tot betaling van € 584,50 voor de scheidingswand worden toegewezen. De door [de vof] c.s. gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen omdat [eiser] uiteindelijk een groter bedrag van [de vof] c.s. te vorderen had dan [de vof] c.s. van [eiser] .
6.22.
Nu partijen over en weer en in conventie en in reconventie op punten in het ongelijk zijn gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

7.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
7.1.
verklaart voor recht dat de overeenkomst ten aanzien van de levering en plaatsing van het hekwerk is ontbonden;
7.2.
veroordeelt [de vof] c.s. tot betaling aan [eiser] van € 3.046,76, te vermeerderen met de wettelijke vanaf 27 juli 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
7.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
7.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
7.5.
wijst de vordering voor het overige af.
de tegenvordering
7.6.
veroordeelt [eiser] tot betaling aan [de vof] c.s. van € 584,50, te vermeerderen met de wettelijke vanaf 13 augustus 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
7.7.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
7.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
7.9.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk, kantonrechter en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter