ECLI:NL:RBNHO:2022:6660

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
1 augustus 2022
Zaaknummer
9528815
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van factuur door architect voor Technisch Ontwerp; geen mondelinge overeenkomst vastgesteld

In deze zaak vordert de eiser, een architect, betaling van een factuur voor werkzaamheden die hij heeft verricht voor het Technisch Ontwerp van een uitbouw aan de woning van de gedaagden. De gedaagden betwisten echter dat er een mondelinge overeenkomst tot stand is gekomen en stellen dat zij geen opdracht hebben gegeven voor deze werkzaamheden. De kantonrechter oordeelt dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor het bestaan van een mondelinge overeenkomst. De rechter concludeert dat de eiser zijn stelling dat er een mondelinge overeenkomst is gesloten niet voldoende heeft onderbouwd met feiten en omstandigheden. De vordering van de eiser wordt afgewezen, en hij wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 6 juli 2022 door de kantonrechter in Haarlem.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9528815 \ CV EXPL 21-7517
Uitspraakdatum: 6 juli 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser] h.o.d.n. [handelsnaam]
wonende en kantoorhoudende te [plaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigden: mr. O.J. Boeder en mr. R.J. Oost
tegen

1.[gedaagde 1]

2. [gedaagde 2]
beiden wonende te [plaats]
gedaagden
verder te noemen: [gedaagde 1] c.s.
gemachtigden: mr. T.C. Bruin en mr. M. Verwer

1.De zaak in het kort

In deze procedure vordert [eiser] betaling van de door hem gefactureerde werkzaamheden voor het Technisch Ontwerp voor de uitbouw van de woning van [gedaagde 1] c.s.. [gedaagde 1] c.s. betwist niet dat die werkzaamheden zijn verricht, maar voert aan dat hij daarvoor geen opdracht heeft gegeven en daarom niet gehouden is om deze factuur te betalen. De vraag die allereerst voor ligt is of tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen. De kantonrechter komt tot de conclusie dat dit niet het geval is, omdat [eiser] zijn stelling, dat sprake is van een mondelinge overeenkomst, onvoldoende met feiten en omstandigheden heeft onderbouwd. De vordering wordt daarom afgewezen.

2.Het procesverloop

2.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 3 november 2021 een vordering tegen [gedaagde 1] c.s. ingesteld. [gedaagde 1] c.s. heeft op 12 januari 2022 schriftelijk daarop geantwoord.
2.2.
Op 7 juni 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [gedaagde 1] c.s. heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.

3.De feiten

3.1.
[eiser] heeft op 9 september 2020 een offerte uitgebracht aan [gedaagde 1] c.s. voor het bouwkundig ontwerpen van een aanbouw aan de achterzijde van diens woning.
3.2.
Op 11 september 2020 heeft [gedaagde 1] c.s. de offerte geaccepteerd. In de offerte staat – voor zover hier relevant – het volgende:
“(…)
Plan van aanpak

stap 01: Inventariseren
-
Archief onderzoek
-
Bestemmingsplan onderzoek

stap 02: Bestaande toestand
-
Uitwerken van de bestaande toestand

stap 03: Schets ontwerp
-
Gezamenlijk ontwerpen van de uitbouw

stap 04: Definitief ontwerp
-
Uitwerken van het definitief ontwerp

stap 05: Vergunningsaanvraag
-
Indienen en begeleiden van de omgevingsvergunning

stap 06: Technisch ontwerp – niet in deze opgave inbegrepen
-
Definitief ontwerp verder opwerken naar technisch ontwerp
(…)
Declaraties en betalingen
Declaraties worden vanaf start werkzaamheden elke laatste dag van de maand of per afgeronde fase verstuurd tot einde opdracht. Wij hanteren een betalingstermijn van 14 dagen. Indien hier niet aan voldaan wordt, zijn wij bevoegd het werk, zonder bijkomende consequenties, stil te leggen
(…)”
Constructie stukken
Constructie berekeningen en eventuele constructie tekeningen zitten niet in deze opgave in begrepen. Na het afronden van het definitief ontwerp zullen deze op basis van het ontwerp worden aangebonden.
(…)”
3.3.
Op deze overeenkomst van opdracht zijn de Algemene voorwaarden consument-architect (Consumentenregeling 2013) van toepassing verklaard.
3.4.
[eiser] en [gedaagde 1] c.s. zijn voor de werkzaamheden een vast bedrag van € 2.401,85 (inclusief btw) overeengekomen. De stappen 01 tot en met 05 van de overeenkomst zijn afgerond. [gedaagde 1] c.s. heeft de daarbij behorende facturen aan [eiser] betaald.
3.5.
In een email van 1 december 2020 van [eiser] aan [gedaagde 1] c.s. staat het volgende:
“(…)
Ik heb de kosten voor de constructeur binnen dit is € 907,50 incl. BTW.
Graag hoor ik of dit akkoord is.
Ook kunnen we proberen eerst de vergunning aan te vragen. Soms wordt het geaccepteerd voordat we de constructie berekeningen toevoegen. Mocht het dan afgekeurd worden zijn niet de kosten voor de construeert al gespendeerd. Dan ontvangen ik graag BSN van [gedaagde 1]. En welk telefoon nummer en mail adres ik er bij kan zetten.
(…)”
3.6.
[gedaagde 1] c.s. reageert in een email van 2 december 2020 daarop en schrijft:
“(…)
Is akkoord. BSN van [gedaagde 1] is (…) en ons mailadres (…). Dit mailadres kan je voortaan gebruiken.
(…)”
3.7.
[eiser] heeft vervolgens werkzaamheden verricht en heeft op 23 februari 2021 een factuur gestuurd aan [gedaagde 1] c.s. van € 907,50 waarop vermeld staat; “
constructie rapport”.
3.8.
In een email van 3 maart 2021 schrijft [eiser] aan [gedaagde 1] c.s.:
“(…)
Ik zag dat de factuur voor de berekeningen voldaan zijn, dank daarvoor!
Kunnen we binnenkort een afspraak maken om het vervolg ook af te ronden? Wellicht kun je mij even bellen om een afspraak te maken.
(…)”
3.9.
Op 10 maart 2021 stuurt [eiser] een email naar [gedaagde 1] c.s. waarin staat:
“(…)
Ik heb al meerdere keren gebeld en gemaild om een afspraak te maken om het Technisch ontwerp verder af te ronden. We moeten enkel nog het elektraplan toevoegen. Tot mijn grote verbazing heb ik niks meer van jullie gehoord.
Graag hoor ik wanneer het jullie schikt om alles af te ronden. Wanneer ik uiterlijk vrijdag 17h niks meer van jullie heb vernomen ben ik genoodzaakt de factuur voor de reeds verrichte werkzaamheden op te maken en te versturen.
(…)”
3.10.
Bij email van 11 maart 2021 reageert [gedaagde 1] c.s. als volgt:
“(…)
Ik heb je vandaag gebeld maar je was niet bereikbaar.
Ten eerste heb ik jou gevraagd om het even op hold te zetten omdat ik eerst om de tafel ging met de aannemers. 1e offerte is meteen betaald en 2e opdracht van de constructeur ook! Andere was concept afspraak!
(…)
Als laatste heb ik meerdere malen aan de telefoon gezegd dat ik nog met de aannemer in gesprek zou gaan over het huis. Daarna zou ik je weer contacteren. Dus ik snap niet helemaal waarom deze mail naar mij is gestuurd, en vooral met deze toon.
(…)”
3.11.
Diezelfde dag reageert [eiser] als volgt daarop:
“(…)
Dat jullie de snelheid van het project bepalen vind ik uiteraard helemaal akkoord. Echter is het 4 weken geleden dat ik de stukken op gestuurd heb en helaas niks meer vernomen. Ik heb meerdere mailtjes verstuurd en geprobeerd te bellen om de stand van zaken te horen. Zoals eerder genoemd is het werk van het technisch ontwerp al grotendeels klaar en ontvangen.
(…)”
3.12.
Op 25 maart 2021 schrijft [eiser] in een email aan [gedaagde 1] c.s.:
“(…)
Had je nog naar de tekeningen kunnen kijken?
(…)”
3.13.
[gedaagde 1] c.s. reageert bij email van 26 maart 2021 en schrijft:
“(…)
We hebben de update van de tekeningen over het hoofd gezien. Excuses daarvoor.
Het ziet er mooi uit zo! Wat is de reden waarom je alleen aan de linkerkant een raampje hebt geplaatst en dat links en rechts de vlakken niet gelijk zijn?
Bedankt!
(…)”
3.14.
Op 12 juli 2021 stuurt [eiser] een factuur van € 2.420,00 aan [gedaagde 1] c.s. waarop vermeld staat; “
Technisch ontwerp” met het verzoek om deze binnen veertien dagen te voldoen. [gedaagde 1] c.s. laat deze factuur, ondanks diverse aanmaningen, onbetaald.
3.15.
Op 20 augustus 2021 vindt een email wisseling plaats tussen partijen. [eiser] schrijft voor zover relevant:
“(…)
Erg bijzonder dit! Jullie hebben mij mondeling opdracht gegeven tot deze werkzaamheden. Mondeling opdracht is óók een opdracht verstrekking! Het op tijd betalen van de eerste twee facturen geeft jullie geen recht om de derde niet te betalen.
De werkzaamheden zijn verricht, volgens jullie opdracht. De werkzaamheden zijn afgerond en daar hoort een betaling tegenover te staan. (…)”
[gedaagde 1] c.s. antwoordt daarop als volgt:
“(…)
Nogmaals er is geen mondelinge afspraak heb de facturen die ik moest betalen betaald heb jou meerdere malen verzocht dat je moest wachten omdat ik eerst de aannemer wou spreken en dan kom je met een vaag verhaal wat je mij niet fatsoenlijk kan uitleggen en een elektra plan wat nergens op sloeg en daar kreeg ik dan € 250,- korting op.
(…)”
3.16.
[gedaagde 1] cs. is niet overgegaan tot betaling van de factuur waarna [eiser] de vordering heeft overgedragen aan een incasso bureau.

4.De vordering

4.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde 1] c.s. veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 2.795,20, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding alsook tot betaling van de proceskosten, waaronder begrepen het salaris gemachtigde.
4.2.
Aan zijn vordering legt [eiser] – kort weergegeven –ten grondslag dat [gedaagde 1] c.s. aan hem mondeling opdracht heeft gegeven voor het maken van een Technisch Ontwerp, stap zes uit de oorspronkelijke offerte. De werkzaamheden zijn door hem verricht en het Technisch Ontwerp is op 10 februari 2021 ook opgeleverd. [gedaagde 1] c.s. heeft het Technisch Ontwerp zonder commentaar geaccepteerd en behouden. Om die reden is [gedaagde 1] c.s. gehouden de overeengekomen prijs van € 2.420,00 te betalen. Daarnaast verkeert [gedaagde 1] c.s. in verzuim omdat hij, ondanks meerdere aanmaningen en sommaties van [eiser] niet is overgegaan tot betaling. Daarom is [gedaagde 1] c.s. ook de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.

5.Het verweer

5.1.
[gedaagde 1] c.s. betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat hij geen opdracht heeft gegeven voor het opstellen van een Technisch Ontwerp en dat daarom geen sprake kan zijn van een aanvullende mondelinge overeenkomst. Daarnaast betwist
c.s. ook dat hij het Technisch Ontwerp zonder commentaar heeft geaccepteerd. Hij heeft meermaals schriftelijk bezwaar daartegen gemaakt en aangegeven dat hij nooit daartoe opdracht heeft gegeven.
5.2.
Verder voert [gedaagde 1] c.s. aan dat er twee omstandigheden zijn die het bestaan van een aanvullende mondelinge overeenkomst tegenspreken. Ten eerste blijkt uit de offerte dat het Technisch Ontwerp expliciet is uitgesloten van de geoffreerde werkzaamheden. Om die reden mocht [gedaagde 1] c.s. erop vertrouwen dat deze werkzaamheden niet zouden worden uitgevoerd zonder zijn uitdrukkelijke instemming met bijvoorbeeld de prijs en de duur van de werkzaamheden. Ten tweede mag van een professionele partij als [eiser] worden verwacht dat hij aanvullende afspraken schriftelijk vastlegt. Dat volgt ook uit de voorgeschreven algemene voorwaarden van de Branchevereniging Nederlandse Architectenbureaus die van toepassing zijn verklaard op de offerte.
5.3.
[gedaagde 1] c.s. voert tot slot aan dat, indien en voor zover sprake zou zijn van een mondelinge overeenkomst, [eiser] het gevorderde bedrag niet althans onvoldoende heeft onderbouwd. De factuur is niet gespecificeerd en [eiser] heeft ook niet aangegeven op grond waarvan het gefactureerde bedrag redelijk is. Bovendien is het bedrag buitensporig hoog. Volgens [gedaagde 1] c.s. is het bedrag hoger dan de eerste factuur terwijl de werkzaamheden zeer beperkt waren.

6.De beoordeling

6.1.
Tussen partijen staat vast dat zij op 11 september 2020 een overeenkomst van opdracht hebben gesloten, dat de daarbij overeengekomen werkzaamheden door [eiser] zijn uitgevoerd en dat de daarbij behorende facturen door [gedaagde 1] c.s. zijn voldaan.
6.2.
De kern van dit geschil is de vraag of tussen partijen een aanvullende overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen. Vast staat dat een schriftelijke overeenkomst tot opdracht niet voorhanden is. Daaruit kan echter niet zondermeer worden afgeleid dat er geen overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen.
6.3.
Voor het vaststellen dat sprake is van een overeenkomst is niet alleen van belang wat partijen nadrukkelijk vastleggen, bijvoorbeeld in een schriftelijke overeenkomst, die hier dus ontbreekt, maar ook wat partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen hebben afgeleid en in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten afleiden. Voorts geldt dat een overeenkomst tot stand komt door een aanbod en de aanvaarding daarvan, zodat ook in het geval dat er enkel sprake is van mondelinge overeenstemming een geldige overeenkomst tot stand is gekomen.
6.4.
Gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde 1] c.s., is het aan [eiser] om zijn stelling dat tussen hem en [gedaagde 1] c.s. een aanvullende mondelinge overeenkomst tot stand is gekomen te bewijzen. [eiser] beroept zich immers op het rechtsgevolg van zijn stelling, zijnde betaling van de factuur. Het had daarom op de weg van [eiser] gelegen om nadere en voldoende concrete feiten omstandigheden te stellen, en zo mogelijk te onderbouwen, die tot de conclusie moeten leiden dat de door hem gestelde mondelinge overeenkomst tot stand is gekomen. Dat heeft [eiser] niet, althans onvoldoende gedaan. Dat sprake is van overeenstemming tussen [eiser] en [gedaagde 1] c.s. is in deze procedure echter niet, althans onvoldoende gebleken. De kantonrechter motiveert dat als volgt.
6.5.
[eiser] stelt dat met [gedaagde 1] c.s., in aansluiting op de eerder overeengekomen werkzaamheden, een mondelinge overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen. Ter zitting heeft [eiser] verklaard dat hij de werkzaamheden en de kosten daarvan telefonisch met [gedaagde 1] c.s. heeft besproken en dat [gedaagde 1] c.s. daarmee heeft ingestemd. Wanneer dat telefoongesprek precies heeft plaatsgevonden en op wiens initiatief, is niet duidelijk geworden. Een schriftelijke bevestiging van het telefoongesprek en/of van de opdracht is achterwege gebleven omdat alles in goed vertrouwen verliep, aldus [eiser] . [gedaagde 1] c.s. betwist deze gang van zaken.
6.6.
Uit hetgeen [eiser] naar voren heeft gebracht over de totstandkoming van de overeenkomst kan geen aanvaarding van enig aanbod van [gedaagde 1] c.s. worden afgeleid. [eiser] stelt weliswaar dat twee of drie weken voor het versturen van het Technisch Ontwerp mondeling overeenstemming is bereikt, maar neemt slechts algemene stellingen in over wat op dat moment over en weer concreet daarover zou zijn gezegd. Het Technisch Ontwerp van 10 februari 2021 is eveneens onvoldoende overtuigend als uitvoeringshandeling van die gestelde overeenstemming, mede gelet op de verklaring van [gedaagde 1] c.s. dat hij niet wist dat [eiser] hem een Technisch Ontwerp had gestuurd en dat hij daartoe ook geen opdracht had verstrekt. De stelling van [eiser] dat hij zonder instemming logischerwijze nooit aan het Technisch Ontwerp zou zijn begonnen is ook onvoldoende om van aanvaarding van [gedaagde 1] c.s. uit te kunnen gaan.
6.7.
Volgens [eiser] kan het bestaan van de door hem gestelde mondelinge overeenkomst met [gedaagde 1] c.s. ook worden afgeleid uit de email van 26 maart 2021 waarin staat dat [gedaagde 1] c.s. de update van de tekeningen over het hoofd heeft gezien (r.o. 3.13). [gedaagde 1] c.s. heeft daarover onweersproken verklaard dat hij [eiser] opdracht had gegeven om de deuren in het definitief ontwerp van 20 november 2020 nog aan te passen. Die aanpassingen zijn door [eiser] ook doorgevoerd. Volgens [gedaagde 1] c.s. ziet zijn reactie op 26 maart 2021 daarom op die aanpassingen en niet op het Technisch Ontwerp.
6.8.
De inhoud van deze email sluit aan bij het standpunt van [gedaagde 1] c.s. en niet op dat van [eiser] . Daaruit valt immers niet af te leiden dat [gedaagde 1] c.s. op de inhoud van het Technisch Ontwerp reageert maar op een aanpassing (update) van het ontwerp. Daarbij komt dat [gedaagde 1] c.s. op 11 maart 2021 heeft aangegeven dat hij (nog) geen opdracht aan [eiser] heeft verstrekt voor het opstellen van het Technisch Ontwerp, omdat hij eerst om de tafel wilde met de aannemer (r.o. 3.10). Ook dat ondersteunt het standpunt van [gedaagde 1] c.s. dat hij in de veronderstelling was dat hij op het aangepast definitief ontwerp reageerde en niet op het Technisch Ontwerp. De stelling van [eiser] dat [gedaagde 1] c.s. het Technisch Ontwerp zonder commentaar heeft behouden is gelet op voorgaande ook niet overtuigend. Van het stilzwijgend instemmen met de opdracht is dan ook geen sprake.
6.9.
Gelet op het voorgaande is de gegrondheid van de vordering van [eiser] niet komen vast te staan en wordt het door hem gevorderde bedrag van € 2.655,35 afgewezen.
6.10.
Een gemotiveerd en gespecificeerd bewijsaanbod van [eiser] ontbreekt. Het bewijsaanbod dat [eiser] heeft gedaan wordt als te algemeen en/of niet ter zake gepasseerd.
6.11.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat hij ongelijk krijgt.

7.De beslissing

De kantonrechter:
7.1.
wijst de vordering af;
7.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde 1] worden vastgesteld op een bedrag van € 436,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagde 1] .
7.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter