ECLI:NL:RBNHO:2022:6727

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 augustus 2022
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
9298095
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door fysieke confrontatie tussen buren

In deze zaak hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens schade die zij zouden hebben geleden als gevolg van een fysieke confrontatie op 3 november 2020. De confrontatie ontstond naar aanleiding van een geschil over een parkeerplek. Eisers beschuldigen [gedaagde] van mishandeling, terwijl [gedaagde] betwist dat hij of zijn vriendin, [de vriendin], enige onrechtmatige daad heeft gepleegd. De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van het voorval onderzocht, inclusief videobeelden en getuigenverklaringen. De rechter concludeert dat het gedrag van [gedaagde] en [de vriendin] niet onrechtmatig was, aangezien zij zich verdedigden tegen de provocaties van eisers. De vorderingen van eisers worden afgewezen, en zij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De uitspraak is gedaan door kantonrechter A.K. Korteweg op 3 augustus 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9298095 \ CV EXPL 21-4239
Uitspraakdatum: 3 augustus 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]2. [eiser 2]

beiden wonende te [woonplaats]
eisers
verder gezamenlijk te noemen: eisers
gemachtigde: mr. A. Hashem Jawaheri
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. A. Oass

1.Het procesverloop

1.1.
Eisers hebben bij dagvaarding van 15 juni 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 4 juli 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting hebben eisers bij brief d.d. 14 september 2021 een usb stick met een drietal video’s toegezonden. [gedaagde] heeft bij brief d.d. 7 maart 2022 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[eiser 2] is de moeder van [eiser 1] . Eisers en [gedaagde] woonden destijds bij elkaar in de buurt. [gedaagde] woont daar nog steeds, samen met zijn vriendin (hierna: [de vriendin] ) en (inmiddels) hun kinderen.
2.2.
Eisers, [gedaagde] en [de vriendin] zijn op 3 november 2020 op onplezierige wijze met elkaar in gesprek geraakt over een parkeerplek voor de woning van eisers, wat uiteindelijk heeft geresulteerd in een verbale en fysieke confrontatie tussen eisers en [gedaagde] en [de vriendin] , die destijds hoogzwanger was. Partijen zijn het niet eens over wat er precies is gebeurd – wie agressor(en) was/waren en wie slachtoffer(s) en of er schade is geleden door eisers als gevolg van de confrontatie.
2.3.
Na het incident is de politie gebeld, die zijn langsgekomen. [eiser 1] heeft op 4 november 2020 en [eiser 2] op 8 februari 2021 aangifte bij de politie gedaan van eenvoudige mishandeling. [de vriendin] heeft op 1 februari 2022 aangifte gedaan van eenvoudige mishandeling. Met de aangiftes is verder niets meer gedaan.
2.4.
[gedaagde] heeft op 25 november 2021 aangifte gedaan van belediging/smaad en laster, nadat hij door de politie op basis van een melding van eisers uit zijn bed was gehaald. Die zaak is geseponeerd.
2.5.
Eisers zijn inmiddels verhuisd.

3.De vordering

3.1.
Eisers vorderen dat de kantonrechter:
I. voor recht verklaart dat [gedaagde] jegens [eiser 1] aansprakelijk is voor de schade ten gevolge van de mishandeling op 3 november 2020;
II. voor recht verklaart dat [gedaagde] jegens [eiser 2] aansprakelijk is voor de schade ten gevolge van de mishandeling op 3 november 2020;
III. [gedaagde] veroordeelt tot schadevergoeding aan [eiser 1] op te maken bij staat;
IV. [gedaagde] veroordeelt tot schadevergoeding aan [eiser 2] op te maken bij staat;
V. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten inclusief nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
Eisers leggen aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] zich discriminerend heeft uitgelaten jegens eisers, hen fysiek heeft mishandeld en een voertuig heeft beschadigd. [gedaagde] heeft [eiser 1] op de motorkap van de auto geduwd en vervolgens meermaals met gebalde buist geslagen en geschopt terwijl zij reeds op de grond lag. Ook [eiser 2] is met gebalde vuist geslagen door [gedaagde] en in haar buik geschopt. Ook [de vriendin] heeft eisers fysiek mishandeld. [gedaagde] is op grond van artikel 6:166 BW hoofdelijk aansprakelijk voor het geweld dat door [de vriendin] is toegepast. Eisers hebben schade geleden door de mishandeling, zowel fysiek als mentaal.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering en voert aan – samengevat – dat niet hij of [de vriendin] maar eisers de aanstichters zijn voor de aanvaring tussen partijen. Terwijl [de vriendin] haar auto parkeerde op een openbare plek, werd er door eisers, die net kwamen aanrijden, geschreeuwd dat [de vriendin] met haar auto naar achter moest gaan zodat eisers daar konden parkeren. Hoewel [gedaagde] en [de vriendin] in eerste instantie weg probeerden te lopen van de situatie, zijn zij teruggelopen toen zij zagen dat [eiser 1] tegen hun auto aanschopte. [eiser 1] greep daarna de polsen van [de vriendin] en begon aan haar te trekken. Hierna volgde een worsteling tussen partijen. Eisers zijn dus begonnen met het agressieve gedrag, waartegen [gedaagde] zich heeft verweerd. Er is dan ook geen sprake van het plegen van een onrechtmatigde daad. Dit blijkt ook uit de inconsistenties in de aangiftes, de dagvaarding, het letselrapport en de foto’s die door eisers zijn overgelegd. Het is niet wettelijk overtuigend bewezen dat [gedaagde] een onrechtmatige daad heeft gepleegd jegens eisers. Daarom vervalt de aansprakelijkheid voor schade, aldus [gedaagde] .

5.De beoordeling

5.1.
Voor wat betreft het verloop van het voorval, zijn partijen het niet met elkaar eens. Ter zitting heeft de gemachtigde van eisers twee filmpjes van de situatie op 3 november 2020 laten afspelen, terwijl ook stills van deze filmpjes als foto’s zijn overgelegd. De kantonrechter heeft op de filmpjes en foto’s onder meer het volgende geconstateerd. [de vriendin] heeft de auto van [gedaagde] net geparkeerd, als eisers komen aanrijden bij de auto van [gedaagde] . Zij zetten hun auto stil naast de geparkeerde auto van [gedaagde] . [de vriendin] stapt uit de auto. Nadat ook eisers uit hun auto zijn gestapt, die nog steeds naast de auto van [gedaagde] staat, lopen [gedaagde] en [de vriendin] van eisers weg. Terwijl ze weglopen, raakt het gesprek steeds verhitter en hoort de kantonrechter [gedaagde] zeggen: ‘bel maar, bel maar’. Daarna worden er over en weer nog dingen gezegd en is op de beelden te zien dat [eiser 1] een rake schop geeft tegen de auto van [gedaagde] . Onduidelijk is welk deel van de auto [eiser 1] raakt. Hierna verliest [gedaagde] zijn beheersing en duwt [eiser 1] hardhandig op de motorkap van haar eigen auto. Ze valt op de grond. Op het tweede filmpje is te zien dat ook [de vriendin] en [eiser 2] zich mengen in de ruzie en dat er aan elkaar geduwd en getrokken wordt. Hoewel eisers hebben aangevoerd dat [gedaagde] eisers met gebalde vuist heeft geslagen en [eiser 1] heeft geschopt, is dit niet te zien op het filmpje of de foto’s. [gedaagde] heeft dit ook met klem betwist, waarbij hij erop wijst dat hij zich dergelijk gedrag in zijn beroep als beveiliger ook niet kan permitteren.
5.2.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Eisers hebben in de dagvaarding gewezen op de ‘fatsoensnorm’ dat mensen voor hun eigen woning mogen parkeren, maar daar gaat de kantonrechter niet in mee. De parkeerplek voor de woning van eisers is een openbare parkeerplek. Er bestaat niet zoiets als een fatsoensnorm ten aanzien van het (niet) parkeren van auto’s voor een bepaalde woning. Hoewel eisers hebben gesteld dat zij slechts aan [de vriendin] hebben gevraagd of zij haar auto een stukje vooruit wilde zetten, heeft [de vriendin] dit betwist en aangevoerd dat eisers direct begonnen met schreeuwen en het seinen van de autolampen. Het is weliswaar onduidelijk wat er over en weer is gezegd, maar naar het oordeel van de kantonrechter hadden eisers moeten stoppen met verder aandringen toen bleek dat [de vriendin] de auto niet wilde verzetten en zij uit de auto stapte en naar haar woning liep. Eisers hadden dat moeten accepteren. Toch zijn eisers doorgegaan met pushen. Hoewel [eiser 1] heeft aangevoerd dat zij getriggerd werd om de auto van [gedaagde] te schoppen omdat hij zich discriminerend zou hebben uitgelaten jegens haar en haar moeder, is op het filmpje niet te horen dat [gedaagde] zich discriminerend uitlaat. Deze uitlating is dan ook niet vast komen te staan, althans de precieze woorden zijn niet te achterhalen. Daarnaast geldt nog dat de volgens eisers gebruikte bewoordingen, onvoldoende reden gaven aan [eiser 1] om tegen de auto te trappen, zeker niet zo hard als [eiser 1] dat volgens de filmbeelden deed. Dat zij slechts tegen de band van de auto schopte, hetgeen overigens niet is vast komen te staan omdat het niet zichtbaar is op de filmpjes, maakt dat niet anders. Gelet op het voorgaande was de trap van [eiser 1] disproportioneel en was het begrijpelijk dat [gedaagde] haar wilde weghalen bij zijn auto.
5.3.
Vervolgens is de ruzie verder geëscaleerd, waarbij een handgemeen is ontstaan en er aan elkaar geduwd en getrokken is. De kantonrechter vindt het, afgaande op het beeldmateriaal, aannemelijk dat daarbij niet alleen eisers enig letsel hebben opgelopen, maar ook [de vriendin] een kras op haar gezicht heeft gehad. Uit de overgelegde foto’s en getoonde filmbeelden blijkt echter niet dat [gedaagde] of [de vriendin] eisers hebben getrapt of met gebalde vuist hebben geslagen, zoals zij wel stellen. Dit blijkt evenmin uit de door eisers overgelegde Letselrapportages Forensische Geneeskunde. Daarin staat dat het letsel
mogelijkpast bij de door eisers gestelde toedracht en dat is onvoldoende om vast te kunnen stellen dat er getrapt en met gebalde vuist geslagen zou zijn. Uit de rapportages blijkt verder dat het letsel bij ongecompliceerd verloop zonder blijvende schade zal genezen, binnen 1 week. Ook dit bevestigt dat van excessief geweld geen sprake is geweest.
5.4.
Voor de flink uit de hand gelopen ruzie, kan [gedaagde] en/of [de vriendin] geen verwijt gemaakt worden, in die zin dat hun handelen onrechtmatig is geweest. De kantonrechter stelt vast dat hun handelen zozeer is uitgelokt door het gedrag van eisers, dat het gedrag van [gedaagde] en [de vriendin] jegens eisers in de gegeven omstandigheden niet onrechtmatig is geweest. [gedaagde] kan daarom ook niet worden verplicht om de door eisers gestelde psychisch en overig geleden schade te vergoeden.
5.5.
De conclusie is dat de kantonrechter de vorderingen van eisers zal afwijzen.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van eisers, omdat zij ongelijk krijgen.
5.7.
Wat partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, nu dit in het licht van wat in dit vonnis is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt eisers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 498,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagde] ;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.K. Korteweg en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter