ECLI:NL:RBNHO:2022:6899

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 juni 2022
Publicatiedatum
4 augustus 2022
Zaaknummer
22/2399
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen sluiting van een pand wegens illegale kansspelactiviteiten

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 17 juni 2022, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. S.M. Ploegmakers, heeft bezwaar gemaakt tegen de sluiting van zijn pand door de burgemeester van de gemeente Hoorn, die op 11 mei 2022 een last onder bestuursdwang heeft opgelegd. De sluiting van het pand, dat door verzoeker wordt gebruikt voor de opslag van partyartikelen, is ingegaan op 19 mei 2022 en duurt drie maanden. De burgemeester heeft deze maatregel genomen naar aanleiding van vermoedens van illegale pokergames die in het pand zouden plaatsvinden, ondersteund door waarnemingen van de politie en een proces-verbaal van het Team Criminele Inlichtingen.

Tijdens de zitting op 8 juni 2022 heeft de voorzieningenrechter de zaak behandeld, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de burgemeester. Verzoeker betoogde dat de sluiting van het pand zijn bedrijfsvoering ernstig belemmert, omdat hij geen toegang heeft tot zijn opslagruimte en daardoor zijn bedrijf niet kan exploiteren. Hij voerde aan dat hij recentelijk investeringen had gedaan en dat hij afhankelijk is van de inkomsten uit zijn bedrijf.

De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat verzoeker niet voldoende heeft aangetoond dat hij in een financiële noodsituatie verkeert. De voorzieningenrechter concludeert dat verzoeker zijn bedrijfsvoering kan voortzetten, aangezien hij de partyartikelen op locatie levert en het pand enkel voor opslag wordt gebruikt. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, waardoor de sluiting van het pand gehandhaafd blijft. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/2399

uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 juni 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. S.M. Ploegmakers),
en

de burgemeester van de gemeente Hoorn (verweerder)

(gemachtigde: mr. S. Bogaarts).

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen van verzoeker tegen de door verweerder opgelegde last onder bestuursdwang.
Met het bestreden besluit van 11 mei 2022 heeft verweerder het pand aan de [het pand] (het pand) gesloten op 19 mei 2022 om 15:00 uur voor een periode van drie maanden, tot en met 19 augustus 2022 om 15:00 uur. De sluiting houdt in dat het niet is toegestaan het pand te betreden, zich daar te verhouden of anderszins daarin te verblijven. Het pand is verzegeld. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 8 juni 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van verweerder.

Conclusie

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Dit betekent dat het pand gesloten blijft. De voorzieningenrechter legt hieronder uit waar deze zaak over gaat en hoe tot dit oordeel is gekomen.

Totstandkoming van het besluit

Feiten en omstandigheden
1. Het pand is een verzamelgebouw op een industrieterrein dat bestaat uit twee verdiepingen. Op de begane grond bevindt zich een loods en op de eerste etage zijn er meerdere (kantoor)ruimtes. Verzoeker huurt het pand en gebruikt de begane grond als opslag voor zijn bedrijf dat zorgdraagt voor de levering en plaatsing van partyartikelen (zoals stoelen, tafels, tenten en aankleding) op locatie.
2. In de bestuurlijke melding van de politie Noord-Holland van 22 maart 2022 staat dat tijdens een surveillance op donderdag 17 februari 2022, omstreeks 04:00 uur bij het pand waarnemingen zijn gedaan waarvan de surveillanten vermoedden dat dit te maken had met illegaal gokken. Op de eerste etage brandde licht en in het pand waren meerdere personen aanwezig. Bij het pand stonden voertuigen geparkeerd waarvan de tenaamgestelden voorkwamen in de politiesystemen met betrekking tot illegaal gokken. Naar aanleiding van deze waarneming is het pand vaker tijdens de surveillance meegenomen en heeft de politie onder andere op 22 februari 2022, 28 februari 2022 en 7 maart 2022 waargenomen dat er licht brandde op de eerste etage en dat er meerdere voertuigen voor het pand stonden die registraties hadden met betrekking tot illegaal gokken. Daarnaast is er in februari 2022 een proces-verbaal van het Team Criminele Inlichtingen bij de politie Noord-Holland binnengekomen met daarin de tekst
“ [naam] organiseert op vrijdag- en zondagavond op de [het pand] illegale pokergames”.Uit politieonderzoek is gebleken dat ‘ [naam] ’ een bijnaam is voor verzoeker.
3. Op 11 maart 2022 omstreeks 23:00 uur hebben agenten van de politie Noord-Holland, samen met toezichthouders van verweerder, gecontroleerd of in het pand illegale kansspelactiviteiten plaatsvonden. De toezichthouders hebben geconstateerd dat er 11 mensen op de eerste verdieping aanwezig waren. De aanwezige personen hadden een totaalbedrag van € 6.141,05 bij zich. Bij zes van de aanwezige personen is een bedrag van
€ 100,- of hoger aangetroffen, waarbij twee van deze personen een bedrag van meer dan
€ 1.000,- bij zich hadden. Verder stond in een van de ruimtes op de eerste verdieping een pokertafel waar 8 personen aan zaten die fiches voor zich op tafel hadden liggen.
Het bestreden besluit
4. Verweerder heeft de last onder bestuursdwang opgelegd, omdat verzoeker volgens verweerder illegale pokeractiviteiten organiseert. Dit blijkt volgens verweerder uit de omstandigheid dat tijdens de controle van 11 maart 2022 een pokertafel is aangetroffen die werd gebruikt door de aanwezigen, speelkaarten en een hoog geldbedrag. Dit tezamen met de eerdere waarnemingen van de politie Noord-Holland en het bij de politie binnengekomen proces-verbaal van het Team Criminele Inlichtingen. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoeker met de sluiting van het pand nog steeds zijn beroep kan blijven uitoefenen, omdat de onderneming ook vanuit andere panden kan worden gedreven en niet aan het pand gebonden is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

5. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Spoedeisend belang
6. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist.
7. Verzoeker betoogt een spoedeisend belang te hebben bij het treffen van een voorlopige voorziening, omdat sprake is van financiële nood nu hij geen toegang heeft tot het (onderste gedeelte van het) pand en hij zijn bedrijf niet kan exploiteren. Verzoeker heeft kort geleden diverse investeringen gedaan en verwacht een lading artikelen die wordt afgeleverd bij het pand. Ter zitting heeft verzoeker facturen overgelegd ter onderbouwing van deze stelling. Ook geeft verzoeker aan dat hij de artikelen niet thuis kan opslaan, omdat daar onvoldoende ruimte is en dat hij geen middelen heeft om elders een pand of opslagbox te huren. Verzoeker is financieel afhankelijk van de inkomsten uit het bedrijf. Naast verzoeker rekenen ook de partner en de kinderen van verzoeker op zijn financiële inbreng.
8. De voorzieningenrechter ziet op dit moment, gelet op hetgeen is aangevoerd, onvoldoende grond voor het oordeel dat verzoeker als gevolg van de tijdelijke sluiting van zijn bedrijfspand dusdanig in zijn bedrijfsvoering wordt belemmerd dat hij voor het voortbestaan van zijn bedrijf moet vrezen en dat het treffen van een voorlopige voorziening is aangewezen. Niet is gebleken dat verzoeker zijn bedrijfsvoering niet kan voortzetten, aangezien verzoeker de partyartikelen op locatie levert. Het pand wordt enkel gebruikt voor de opslag van de goederen. Dat verzoeker deze goederen niet thuis kan opslaan, doet niet af aan de omstandigheid dat tijdelijk gebruik kan worden gemaakt van een opslag elders. Gesteld is dat verzoeker niet de financiële middelen heeft om een opslag elders te huren, maar dit is niet aangetoond met bankafschriften. Enkel de facturen die ter zitting zijn overgelegd zijn onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van een financiële noodsituatie. De financiële situatie van verzoeker is niet met stukken onderbouwd. Bovendien is ter zitting gebleken dat in de noodzakelijke kosten voor het bestaan van het gezin wordt voorzien, doordat de partner van verzoeker een WW-uitkering ontvangt. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening ontbreekt. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. Affourtit-Kramer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L. Smit, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.