In deze zaak heeft Flightright GmbH, een rechtspersoon naar buitenlands recht gevestigd in Duitsland, een vordering ingesteld tegen KLM Cityhopper B.V. wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De vordering is ingesteld op 18 december 2019, naar aanleiding van een vertraging van meer dan drie uur van een vlucht van Zurich naar Kampala via Amsterdam Schiphol op 25 januari 2019. De passagier, die haar vorderingsrecht had gecedeerd aan Flightright, claimde een bedrag van € 600,00 op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die gemeenschappelijke regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten.
KLM Cityhopper betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals een vliegveiligheidsprobleem en beslissingen van de luchtverkeersleiding. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet kon aantonen dat hij alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen. De rechter concludeerde dat de omstandigheden die tot de vertraging leidden, als buitengewoon konden worden gekwalificeerd, en dat de vervoerder niet aansprakelijk was voor de compensatie. De vordering van Flightright werd afgewezen, en de proceskosten werden aan Flightright opgelegd.