ECLI:NL:RBNHO:2022:729

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
1 februari 2022
Zaaknummer
9362308 \ CV EXPL 21-3861
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van betaalde bedragen voor onbenutte aankoop van appartement in Turkije

In deze zaak heeft eiser, [eiser], een vordering ingesteld tegen gedaagde, [gedaagde], wegens de terugbetaling van een bedrag van € 15.339,00. Eiser stelt dat hij dit bedrag heeft betaald voor de gezamenlijke aankoop van een appartement in Turkije, maar dat gedaagde het appartement nooit heeft gekocht. Gedaagde is niet verschenen op de zitting en heeft zijn verweer onvoldoende toegelicht. De kantonrechter heeft het standpunt van eiser voor juist gehouden, omdat gedaagde niet op de zitting is verschenen en heeft erkend dat hij moet terugbetalen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van eiser toewijsbaar is op basis van een tekortkoming, onrechtmatige daad of verplichting tot terugbetaling na ontbinding van de overeenkomst. Gedaagde's verweer dat hij kosten heeft gemaakt en geen ingebrekestelling heeft ontvangen, werd verworpen, omdat deze stellingen niet onderbouwd waren. De proceskosten zijn voor rekening van gedaagde, die ongelijk heeft gekregen. De kantonrechter heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9362308 \ CV EXPL 21-3861 KB
Uitspraakdatum: 26 januari 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats 1]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: [gemachtigde] alsmede K.W.A. van der Meer, gerechtsdeurwaarder
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats 2]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederende in persoon
De zaak in het kort
[eiser] stelt dat hij aan [gedaagde] ruim € 15.000,00 heeft betaald voor de gezamenlijke aankoop van een appartement in Turkije, maar dat [gedaagde] het appartement (waarschijnlijk) nooit heeft gekocht. [eiser] vordert daarom terugbetaling van dat bedrag. De kantonrechter houdt het standpunt van [eiser] voor juist, omdat [gedaagde] niet op de zitting is verschenen en heeft erkend dat hij moet terugbetalen. [eiser] heeft daarom recht op terugbetaling.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 21 juli 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 29 december 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat [eiser] ter toelichting van zijn standpunt naar voren heeft gebracht. [gedaagde] is niet op de zitting verschenen. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiser] bij brief van 7 december 2021 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Door partijen is in 2015 een schriftelijke overeenkomst gesloten voor de gezamenlijke aankoop van een appartement in Turkije, met de bedoeling om na verkoop de opbrengst te delen.
2.2.
[eiser] heeft in 2015 een bedrag van € 13.000,00 en € 2.339,00 aan [gedaagde] betaald. Die bedragen waren bedoeld voor de aankoop door [gedaagde] van het appartement.
3.
De vordering en het verweer
3.1.
[eiser] vordert, na vermindering van eis, dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 15.339,00. [eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] eerdergenoemd appartement (waarschijnlijk) nooit heeft gekocht. Volgens [eiser] heeft [gedaagde] ook erkend dat hij het door [eiser] betaalde bedrag moet terugbetalen.
3.2.
[gedaagde] betwist de vordering. [gedaagde] voert aan – samengevat – dat partijen inderdaad een overeenkomst hebben gesloten en dat de genoemde bedragen door [eiser] zijn betaald, maar [gedaagde] wijst erop dat hij kosten heeft gemaakt die in mindering moeten komen op de terugbetaling aan [eiser] . Verder stelt [gedaagde] dat hij nooit een ingebrekestelling heeft gehad.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde] moet worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 15.339,00 aan [eiser] .
4.2.
[gedaagde] is met een brief opgeroepen voor de zitting, maar niet verschenen. [gedaagde] heeft dus geen vragen van de kantonrechter kunnen beantwoorden en heeft geen nadere inlichtingen of toelichting gegeven. Het gevolg daarvan is dat moet worden geconcludeerd dat [gedaagde] zijn verweer onvoldoende heeft toegelicht en gemotiveerd. Dat betekent dat het standpunt van [eiser] voor juist wordt gehouden. [gedaagde] heeft daarnaast ook erkend dat hij moet terugbetalen.
4.3.
De vordering van [eiser] wordt daarom toegewezen. Daarbij merkt de kantonrechter op dat die vordering toewijsbaar is op één of meer van de door [eiser] (mede op de zitting) genoemde gronden, te weten een tekortkoming, een onrechtmatige daad of een verplichting tot terugbetaling na ontbinding van de overeenkomst.
4.4.
De stelling van [gedaagde] dat hij kosten heeft gemaakt kan niet worden gevolgd, omdat die stelling niet is onderbouwd en gemotiveerd. Het verweer van [gedaagde] dat hij geen ingebrekestelling heeft gehad, gaat niet op, omdat uit de stukken blijkt dat dit wel het geval is.
4.5.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 15.339,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 21 juli 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op € 123,52 aan kosten voor de dagvaarding, € 507,00 aan griffierecht en € 373,00 aan salaris voor de gemachtigde;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter