Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 28 september 2021;
- de akte overlegging producties 1 tot en met 19 van [eiser] ;
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening, met producties 1 tot en met 8;
- de incidentele conclusie van antwoord met producties 20 tot en met 51.
- het incidenteel vonnis van 9 februari 2022
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens houdende vermeerdering en wijziging van eis in conventie
- de brief van 30 mei 2022 met productie 9 aan de zijde van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling op 14 juni 2022, waar [eiser] , [gedaagde] en hun advocaten zijn verschenen. Mrs. Middendorf en Mahabiersing hebben spreekaantekeningen overgelegd en voorgedragen. Mr. Ursem heeft een pleitnota overgelegd en voorgedragen.
- in conventie de vorderingen onder nummers 5, 6 en 9 worden ingetrokken en
- in reconventie de onderdelen 1, 3, 4, 5 en 6.
2.De feiten
vof-akteis op 29 september 2013 door beide partijen ondertekend. Hierin is onder meer het volgende vermeld:
bijlage, gevoegd bij de vof-akte, zoals hierna afgebeeld:
addendumhet volgende:
3 april 2017 is geregistreerd. Iedere gemeenschap van goederen tussen partijen werd daarbij uitgesloten.
intentieovereenkomstopgesteld. Voor zover relevant luidt deze als volgt:
balansen een verlies- en winstrekening per 30 september 2018 opgemaakt. Deze heeft hij opgesteld op 4 januari 2019. Uit de balans volgt dat het aandeel van [gedaagde] in het kapitaal € 82.200,- bedraagt.
taxatieovereenkomstgesloten. De voor dit geschil relevante bepalingen luiden als volgt:
- € 2.885.000,- waarde onroerende zaak
- € 1.645.000,- bedrijfswaarde parkeerterrein
- € 275.000,- bedrijfswaarde recreatieobjecten.
3.3. Het geschil
Primairaan de hand van het bepaalde in de VOF-akte, de balans en winst- en verliesrekening per 30 september 2018 (productie 8), aan de hand van het (concept) taxatierapport van Klaver Pagina 20 van 22 (productie 12) en de overige producties en stellingen in deze dagvaarding, met inachtneming van het feit dat de negatieve meerwaarde van de onderneming (van € 146.423) zoals A&T stelt (productie 15) geen invloed heeft omdat [gedaagde] alleen recht heeft op 50% van de waardestijging boven het bedrag dat door [eiser] is voorbehouden, maar wel met inachtneming van het kapitaal van [gedaagde] ad € 82.200,31, met inachtneming van het bedrag (totaal € 73.145,40) dat [gedaagde] te veel heeft opgenomen, en met inachtneming van de kosten van de cursus hoefkappen ad € 4.470,-, dientengevolge met veroordeling van [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van in totaal een bedrag van € 77.615,40,
Subsidiair, op basis van artikel 3:185 BW;
i. het batig saldo na vereffening tussen partijen wordt verdeeld, in die zin dat de op het
batig saldo na vereffening, na aftrek van de vereffeningskosten, eerst de
voorbehouden stille van € 767.176 aan [eiser] wordt uitgekeerd en het alsdan
resterende saldo aan partijen bij helfte zal worden uitgekeerd;
ii. door de vereffenaar en bij de vereffening rekening moet worden gehouden met
eventuele de benadelende handelingen van [eiser] in de periode tussen 1 augustus
2018 en het moment der vereffening;
b. subsidiairpartijen te veroordelen om tot verdeling van het vermogen van de vennootschap onder firma V.O.F. Hoeve Camperduin over te gaan, zulks per datum van de ontbinding van de vennootschap onder firma V.O.F. Hoeve Camperduin op 9 juni 2021 en dientengevolge met vordering van [eiser] om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 1.446.472, zoals is onderbouwd in randnummers 4.6 tot en met 4.12 van deze conclusie, te vermeerderen met het 12 maands euribor rentepercetage, althans de wettelijke rente en wel vanaf het moment de der ontbinding van de vennootschap;
c. meer subsidiairpartijen te veroordelen om tot verdeling van het vermogen van de vennootschap onder firma V.O.F. Hoeve Camperduin over te gaan, zulks per datum van de ontbinding van de vennootschap onder firma V.O.F. Hoeve Camperduin op 30 september 2018 en dientengevolge met vordering van [eiser] om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 1.273.972,--, zoals is onderbouwd in randnummers 4.13 tot en met 4.20 van deze conclusie, te vermeerderen met het 12 maands euribor rentepercetage, althans de wettelijke rente en wel vanaf het moment de der ontbinding van de vennootschap,
d. uiterst subsidiairpartijen te veroordelen om tot verdeling van het vermogen van de vennootschap onder firma V.O.F. Hoeve Camperduin over te gaan, zulks per datum van de ontbinding van de vennootschap onder firma V.O.F. Hoeve Camperduin op 30 september 2018 op basis van artikel 3:185 BW, onder benoeming van een deskundige die de waardebepaling, noodzakelijk ter vaststelling van de omvang van het aandeel van partijen, en te bepalen dat het door [eiser] aan [gedaagde] te bepalen bedrag zal worden vermeerderd met het 12 maands euribor rentepercetage, althans de wettelijke rente en wel vanaf het moment de der ontbinding van de vennootschap;
4.De beoordeling
in conventie en in reconventie
toenamevan de waarde in de periode van de vof.