ECLI:NL:RBNHO:2022:7338

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 augustus 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2022
Zaaknummer
C/15/320962 / HA ZA 21-535
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een vennootschap onder firma en geschil over verdeling van vermogen

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is een tussenuitspraak gedaan over de ontbinding van de vennootschap onder firma (vof) Hoeve Camperduin. De eiser, [eiser], heeft gevorderd dat de rechtbank vaststelt dat de vof per 30 september 2018 is ontbonden en dat hij het recht heeft om de onderneming voort te zetten. De gedaagde, [gedaagde], heeft verweer gevoerd en een tegenvordering ingesteld, waarbij zij verzocht om de vof te vereffenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vof is ontbonden op basis van de intentieovereenkomst die door beide partijen is ondertekend. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vof eindigde op de datum waarop partijen overeenkwamen, namelijk 30 september 2018, en dat [eiser] het recht heeft om de onderneming voort te zetten. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verdeling van het vermogen van de vof moet plaatsvinden op basis van de slotbalans per 30 september 2018, waarbij rekening moet worden gehouden met de stille reserves en andere financiële verplichtingen. De zaak is verder gecompliceerd door de verschillende taxaties van de waarde van de onderneming, die door beide partijen zijn ingediend. De rechtbank heeft besloten dat een deskundige moet worden benoemd om de waarde van de activa van de vof vast te stellen, en heeft een zitting gepland voor verdere behandeling van de zaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/320962 / HA ZA 21-535
Vonnis van 17 augustus 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. A.C. Mahabiersing te Haarlem,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. W.J.T. Ursem te Alkmaar.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure is als volgt:
  • de dagvaarding van 28 september 2021;
  • de akte overlegging producties 1 tot en met 19 van [eiser] ;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening, met producties 1 tot en met 8;
  • de incidentele conclusie van antwoord met producties 20 tot en met 51.
  • het incidenteel vonnis van 9 februari 2022
  • de conclusie van antwoord in reconventie, tevens houdende vermeerdering en wijziging van eis in conventie
  • de brief van 30 mei 2022 met productie 9 aan de zijde van [gedaagde]
  • de mondelinge behandeling op 14 juni 2022, waar [eiser] , [gedaagde] en hun advocaten zijn verschenen. Mrs. Middendorf en Mahabiersing hebben spreekaantekeningen overgelegd en voorgedragen. Mr. Ursem heeft een pleitnota overgelegd en voorgedragen.
1.2.
Na de mondelinge behandeling hebben partijen verzocht de behandeling van de zaak enige tijd aan te houden om in onderling overleg te proberen het geschil of delen daarvan op te lossen. Uit de rolberichten van beide partijen van 6 juli 2022 leidt de rechtbank af dat dat inderdaad op onderdelen is gelukt. De conclusie luidt dat:
  • in conventie de vorderingen onder nummers 5, 6 en 9 worden ingetrokken en
  • in reconventie de onderdelen 1, 3, 4, 5 en 6.
De vorderingen van partijen zullen hierna met de oorspronkelijke nummering worden vermeld.
Ten slotte hebben partijen vonnis gevraagd.

2.De feiten

2.1.
[eiser] woont in een stolpboerderij, staande en gelegen aan het adres [adres] te [plaats 1] (hierna: de boerderij). Deze boerderij ligt vlak voor de strandopgang naar Hargen aan Zee.
2.2.
[eiser] is na het overlijden van zijn vader een maatschap aangegaan met zijn moeder. De maatschap hield koeien, schapen, enkele pensionpaarden, verhuurde zes zomerhuisjes en exploiteerde een parkeerterrein voor strandbezoekers.
2.3.
[gedaagde] en [eiser] hebben vanaf 2008 een affectieve relatie met elkaar gehad.
2.4.
De maatschap van [eiser] en zijn moeder is per 31 december 2012 geëindigd. Op 28 april 2014 heeft de moeder van [eiser] in het kader van de bedrijfsovername door [eiser] haar aandeel in het vermogen van de ontbonden maatschap aan [eiser] geschonken. In verband daarmee verkreeg [eiser] de boerderij en de daarbij behorende 28 hectare grond, twee stallen en zes vakantiehuisjes.
2.5.
Met ingang van 1 januari 2013 zijn [eiser] en [gedaagde] een vennootschap onder firma aangegaan genaamd “ VOF Hoeve Camperduin ” (hierna: de vof), met als doel het gezamenlijk uitoefenen van een vakantie- en recreatiebedrijf, op de boerderij van [eiser] .
In de hierna te citeren onderdelen uit diverse stukken is [eiser] telkens “vennoot 1” en [gedaagde] “vennoot 2”.
2.6.
De
vof-akteis op 29 september 2013 door beide partijen ondertekend. Hierin is onder meer het volgende vermeld:
in aanmerking nemend dat (…)
• dat vennoot 2 reeds op basis van gelijkwaardigheid werkzaamheden verricht ten behoeve van het vakantie- en recreatiebedrijf alsmede het agrarische bedrijf van vennoot 1;
• dat het bedrijf vanuit de Maatschap Pl. [bedrijf 2] in haar geheel en aansluitend is
overgenomen door vennoot 1 en dat;
• vennoot 1 en vennoot 2 samen willen gaan werken op het gebied van het vakantie- en
recreatiebedrijf, waaronder de exploitatie van een parkeerterrein, en het gelegenheid bieden
tot sportbeoefening, alsmede het agrarisch bedrijf;
• vennoot 1 en vennoot 2 met ingang van 1 januari 2013 voor gezamenlijke rekening en risico deze onderneming uitoefenen;
Artikel 4. Inbreng
1. Iedere vennoot brengt zijn volledige arbeidskracht, vlijt, kennis, relaties en diploma’s in, alsmede de op zijn naam gestelde vergunningen, voor zover deze op de door de vennootschap uit te oefenen activiteiten betrekking hebben.
2. Voorts brengt vennoot 1 activa en passiva in, zoals blijkt uit de balans van Maatschap
[bedrijf 2] per 31 december 2012, opgemaakt per de datum van aangaan van de vennootschap, zoals in artikel 3 (Tijdsduur) is vermeld.
Van de onroerende zaken die op de balans van Maatschap [bedrijf 2] per 31 december 2012 voorkomen, welke onroerende zaken, na overdracht door mevrouw [bedrijf 2] , uiterlijk ultimo 2023, in juridische eigendom zijn van vennoot 1, bestaande uit percelen (…)
wordt uitsluitend de economische eigendom ingebracht. Met betrekking tot bovengenoemde inbreng vindt inbreng door vennoot 1 plaats tegen de fiscale boekwaarde per 31 december 2012, evenwel met voorbehoud van de alsdan aanwezige stille reserves tot maximaal de bedragen zoals vermeld in de aan deze akte gehechte door partijen voor akkoord ondertekende bijlage
(…)
4. Voorts brengt vennoot 2 haar paarden vanuit privé in, te weten Maaike Oldaa J. (…), Topsy (…), Wolanda van de Bleekmeerhoeve (…), Speedy (…) en Arkan van ‘t Jentink
(…)
Artikel 9. Winstverdeling
(…)3. De resterende winst, dan wel het verlies zal door de vennoten als volgt worden genoten of
gedragen:
vennoot 1:50 procent
vennoot 2:50 procent
4. In afwijking van het bepaalde in het derde lid, komt aan vennoot 1 toe, de winst die ontstaat door realisatie van de bij de aanvang van de vennootschap aanwezige stille reserve in de in artikel 4 lid 2 omschreven onroerende zaak, in geval van vervreemding, herwaardering of onttrekking van deze zaak aan de vennootschap of, indien deze feiten zich niet eerder voordoen, bij beëindiging van de vennootschap, voor zover dan nog aanwezig. De geldswaarde van de onroerende zaak bedraagt bij de aanvang van de vennootschap € 1.873.315,— en de fiscale boekwaarde bedraagt per die datum € 951.889,—. Op de aanwezige inventaris, vervoermiddelen en levende have wordt geacht geen stille reserve aanwezig te zijn. De goodwill wordt geacht persoonlijke goodwill te zijn en is derhalve niet in een geldswaarde uitgedrukt. Bedoelde zaken zullen individueel worden geadministreerd.
5. Het bedrag wegens winst en rente dat ieder der vennoten conform het bepaalde in dit artikel
toekomt, wordt bijgeschreven op zijn kapitaalrekening.
6. De overdrachts- of stakingswinsten of -verliezen worden als volgt verdeeld:
De inbrenger (vennoot 1) die stille reserves heeft voorbehouden op de door hem ingebrachte zaken en vermogensrechten, ontvangt deze reserves voor zover de winst op die zaken en
vermogensrechten, behaald hij overdracht of staking, dit toelaat.
Hetgeen resteert wordt als volgt verdeeld:
vennoot 1:50 procent
vennoot 2:50 procent.
(…)
Artikel 12. Einde van de vennootschap
1. De vennootschap eindigt ingeval van:
(….)
f. echtscheiding/scheiding van tafel en bed en/of beëindiging van de samenleving en de
gemeenschappelijk gevoerde huishouding, per de datum waarop het vonnis tot echtscheiding, of tot scheiding van tafel en bed tussen de vennoten wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand dan wel per de datum waarop de relatie is geëindigd en er alsdan geen sprake meer is van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding;
g. de vennoten daartoe in onderling overleg besluiten en wel op het door hen bij dat besluit te bepalen tijdstip. Dit besluit moet schriftelijk worden vastgelegd en door beide vennoten worden ondertekend.
2. Bij het eindigen van de vennootschap is iedere vennoot in het vermogen van de vennootschap gerechtigd tot — of is aan de vennootschap verschuldigd — het saldo van zijn kapitaalrekening, vermeerderd c.q. verminderd met zijn aandeel in de winst of het verlies, gemaakt of geleden in het laatste boekjaar blijkens de ten tijde van het eindigen van de vennootschap op te maken balans en de winst- en verliesrekening. Het bepaalde in artikel 10 is van overeenkomstige toepassing.
3. De slotbalans en de winst- en verliesrekening, waaruit de aandelen van de vennoten kunnen worden afgeleid, worden opgemaakt met inachtneming van de normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd.
Artikel 13. Voortzetting, overname en verblijven
1. Indien de vennootschap eindigt, bestaat een recht tot voortzetting van het bedrijf van de
vennootschap en wel:
f. in het geval als bedoeld in artikel 12 lid 1 sub f voor de vennoot 1, behoudens het bepaalde in
het 4 lid van dit artikel.
2. Aan de vennoot als bedoeld in lid 3. van dit artikel komt het recht toe om de onderneming van de vennootschap voort te zetten, mits hij zijn wens tot gebruikmaking van dit recht binnen drie maanden na het einde van de vennootschap per aangetekende brief of deurwaardersexploot kenbaar heeft gemaakt aan de andere gewezen vennoot of diens rechtsopvolgers.
3. Het recht van voortzetting houdt in om de activiteiten van de vennootschap onder dezelfde naam voort te zetten, onder de verplichting (tevens een recht) alle tot het vennootschapsvermogen
behorende vermogensbestanddelen over te nemen, behoudens het bepaalde in het 4e lid van dit
artikel, dan wel te laten toedelen en de schulden voor zijn rekening te nemen alsmede aan de
gewezen vennoot of diens rechtsopvolgers in geld uit te keren de waarde van diens aandeel In dit
vermogen, een en ander conform het bepaalde in artikel 14 (Financiële gevolgen hij voortzetting).
(…)
Artikel 14. (Financiële gevolgen hij voortzetting).
(…)
2. Om het door de voortzettende vennoot verschuldigde bedrag te bepalen, wordt een slotbalans opgemaakt volgens de bepalingen van artikel 12 lid 3. (…)
3. Op de in lid 2 genoemde slotbalans, die slechts dient als afrekeningbasis, zullen de activa,
waaronder de goodwill en de passiva van de vennootschap worden gewaardeerd tegen de waarde
in het economisch verkeer.
4. De waardebepalingen, noodzakelijk ter vaststelling van de omvang van het aandeel van de gewezen vennoot zullen geschieden door drie deskundigen of, indien de beide vennoten het erover eens zijn dat één deskundige voldoende is, door één deskundige aan te wijzen door de vennoten
gezamenlijk.
2.7.
Klaver Agrarisch Vastgoed heeft de vof in 2013 gewaardeerd. Die waardering is vastgelegd in een door beide partijen ondertekende
bijlage, gevoegd bij de vof-akte, zoals hierna afgebeeld:
2.8.
Op 12 juni 2015 hebben beide partijen een “addendum” ondertekend in verband met inmiddels gebleken milieuschade van een perceel grond. Voor zover relevant vermeldt dit
addendumhet volgende:
“3. Klaver Makelaardij taxeert op een waarde van € 25.750, Verhagen Rentmeester taxeert een waarde van € 180.000. Beide taxaties verschillen in de waardering van een perceel vervuilde grond, destijds vastgesteld door Unihorn BV. Vennoot en 2 wensen de lagere waarde zoals berekend door Klaver Makelaardij in aanmerking te nemen voor het bepalen van de stille reserves, waarmee deze in totaliteit berekend worden op maximaal € 767.176.”
2.9.
Op 16 maart 2017 zijn partijen een geregistreerd partnerschap aangegaan, dat op
3 april 2017 is geregistreerd. Iedere gemeenschap van goederen tussen partijen werd daarbij uitgesloten.
2.10.
In de tweede helft van 2018 is de relatie tussen partijen geëindigd en heeft [gedaagde] de boerderij verlaten.
2.11.
Beide partijen hebben vervolgens in onderling overleg met hun gezamenlijke registeraccountant [betrokkene 1] op 12 december 2018 een
intentieovereenkomstopgesteld. Voor zover relevant luidt deze als volgt:
“vennoot 1 en vennoot 2 thans hebben besloten de samenwerking te willen beëindigen en hierbij de belangrijkste uitgangspunten en condities willen vastleggen, welke uitgangspunten en condities leidraad zullen zijn voor de uit te voeren handelingen en werkzaamheden en na welke handelingen en werkzaamheden eerst beoordeeld kan worden of deze uitgangspunten leidend zullen zijn en beëindiging of splitsing van de vennootschap tussen vennoot 1 en vennoot 2 tot gevolg zullen hebben.
Vennoot 1 en vennoot 2 komen het volgende overeen
Artikel 1. Tijdstip beëindiging vennootschap
Vennoot 1 en vennoot 2 wensen de vennootschap onder firma Hoeve Camperduin
te beëindigen per 30 september 2018. Hiertoe dient na vaststellen van de jaarcijfers 2017
een tussentijds resultaat en balans te worden opgesteld per 30 september 2018 Vennoot 1
en vennoot 2 geven door ondertekening van deze overeenkomst opdracht om deze stukken
op te stellen.
Vennoot 1 en 2 doen een beroep op artikel 12 lid 1 onder g en zullen de schriftelijke
bekrachtiging t.z.t. vastleggen in een akte van ontbinding.
Artikel 2. Voortzetting en staking
Vennoot 1 wenst het deel van de onderneming behorende aan vennoot 2 voort te zetten, Vennoot 1 wenst derhalve zijn recht op grond van artikel 13 akte vennootschap onder firma uit te oefenen. Lid 1 artikel 13 onder f wordt hiermee geacht te zijn ingevuld en aan voldaan. Vennoot 1 wordt derhalve aangeduid als de voortzetter voor reeds benoemde activiteiten en is zich bewust van alle hiermee verbonden risico’s en verplichtingen.
Vennoot 1 en 2 komen overeen dat door ondertekening van deze overeenkomst wordt geacht te zijn voldaan aan de bepaling verwoord in artikel 13 lid 2 akte van vennootschap onder firma.
Artikel 4. Berekening winst/verlies en verdeling
Op grond van hetgeen in artikel 1. is bepaald zal de resultaatverdeling plaatsvinden tot en
met 30 september 2018. Indien vennoot en vennoot 2 uiteindelijk bepalen, na onderzoek en verrichte werkzaamheden en beoordeling van de uitkomsten van deze werkzaamheden, dat de vennootschap wordt ontbonden per 30 september 2018, zal de resultaatverdeling per 30 september 2018 plaatsvinden met inachtneming van artikel 9 akte vennootschap onder firma.
Artikel 5. Opname winstaandeel en uitbetaling kapitaalaandeel
Artikel 10 van het contract vennootschap onder firma blijft onverkort van kracht.
Opnamen na beëindiging van de vennootschap, in casu naar verwachting 30 september
2018, zullen worden verrekend op het alsdan resterende kapitaalaandeel.”
2.12.
[betrokkene 1] heeft uitvoering gegeven aan de afspraken in de intentieovereenkomst. Hij heeft een
balansen een verlies- en winstrekening per 30 september 2018 opgemaakt. Deze heeft hij opgesteld op 4 januari 2019. Uit de balans volgt dat het aandeel van [gedaagde] in het kapitaal € 82.200,- bedraagt.
2.13.
Eveneens op 12 december 2018 hebben partijen een
taxatieovereenkomstgesloten. De voor dit geschil relevante bepalingen luiden als volgt:
“In aanmerking nemende dat (…) vennoot 1 bij aangaan van de vennootschap onder firma het economisch eigendom heeft ingebracht in de vennootschap en dat dientengevolge bij
beëindiging afgerekend dient te worden over waardemutaties dienaangaande rekening houdende met de bepalingen in het contract vennootschap onder firma;
Vennoot 1 en vennoot 2 komen het volgende overeen:
Artikel 1. Tijdstip beëindiging vennootschap
Vennoot 1. en vennoot 2 wensen de vennootschap onder firma ‘V.O.F. Hoeve Camperduin’
te beëindigen per 30 september 2018, e.e.a. zoals vastgelegd in de intentieovereenkomst
De taxatie dient plaats te vinden naar de waarde op het tijdstip 30 september 2018.
Artikel 2. Taxateur
Vennoot en 2 wijzen gezamenlijk Klaver Makelaardij te Nieuwe Niedorp aan als taxateur.
Artikel 3 Overige
De uitkomsten van de taxatie zullen door vennoten worden geëerbiedigd. De kosten van de taxatie zullen voor rekening van de vennootschap komen en pro rata ieder voor een gelijk deel, worden verrekend indien de vennootschap zal worden beëindigd per 30 september 2018.
Indien een der vennoten naar aanleiding van de taxatie uitkomsten een second opinion
wenst, zullen de kosten van deze taxatie voor eigen rekening zijn.”
2.14.
Klaver Makelaardij heeft de taxatie van “agrarisch erf met bedrijfswoning, bedrijfsopstallen, ondergrond, vakantiewoningen, landerijen, parkeerplaats en verdere aanhorigheden” verricht. Onder “marktwaarde” in dit rapport wordt verstaan “het geschatte bedrag waartegen vastgoed tussen een bereidwillige koper en een bereidwillige verkoper na behoorlijke marketing in een zakelijke transactie zou worden overgedragen op de waardepeildatum, waarbij de partijen met kennis van zaken, prudent en niet onder dwang zouden hebben gehandeld.” De marktwaarde van de getaxeerde objecten tezamen heeft Klaver bepaald op € 1.783.000,-. Dit is vastgelegd in een taxatierapport dat in concept van 2 april 2019 aan beide partijen is toegezonden.
2.15.
Belastingadviesbureau A&T Advisers heeft op basis van de rapporten van Klaver (marktwaarde € 1.783.000,-) en [betrokkene 1] (boekwaarde € 1.162.247,-) de meerwaarde van de vof per 30 september 2018 vastgesteld op € 620.753,-. Rekening houdend met het voorbehoud van stille reserves van [eiser] van € 767.176,- resulteert dat in een negatieve gezamenlijke ‘meerwaarde’ van - € 146.423,-.
2.16.
[gedaagde] heeft naar aanleiding van de rapportages een second opinion laten uitvoeren door DTM-taxaties. Op basis van de peildatum 30 september 2018 en dezelfde norm voor het begrip “marktwaarde” komt deze taxateur uit op de volgende waarden:
- € 2.885.000,- waarde onroerende zaak
  • € 1.645.000,- bedrijfswaarde parkeerterrein
  • € 275.000,- bedrijfswaarde recreatieobjecten.
In totaal dus een waarde van € 4.805.000,-.

3.3. Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser] vordert het volgende:
vast te stellen (te verklaren voor recht) dat de vennootschap onder firma V.O.F. Hoeve Camperduin is ontbonden per 30 september 2018, subsidiair per 15 oktober 2018, meer subsidiair per een datum zoals de rechtbank dat in goede Justitie vaststelt;
te bepalen, althans te verklaren voor recht, dat aan [eiser] het recht toekomt om de onderneming van de vennootschap voort te zetten, zulks onder de naam Hoeve Camperduin;
partijen te veroordelen over te gaan tot verdeling van het vermogen van de VOF, zulks per de datum van de ontbinding van de VOF,
Primairaan de hand van het bepaalde in de VOF-akte, de balans en winst- en verliesrekening per 30 september 2018 (productie 8), aan de hand van het (concept) taxatierapport van Klaver Pagina 20 van 22 (productie 12) en de overige producties en stellingen in deze dagvaarding, met inachtneming van het feit dat de negatieve meerwaarde van de onderneming (van € 146.423) zoals A&T stelt (productie 15) geen invloed heeft omdat [gedaagde] alleen recht heeft op 50% van de waardestijging boven het bedrag dat door [eiser] is voorbehouden, maar wel met inachtneming van het kapitaal van [gedaagde] ad € 82.200,31, met inachtneming van het bedrag (totaal € 73.145,40) dat [gedaagde] te veel heeft opgenomen, en met inachtneming van de kosten van de cursus hoefkappen ad € 4.470,-, dientengevolge met veroordeling van [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van in totaal een bedrag van € 77.615,40,
Subsidiair, op basis van artikel 3:185 BW;
te bepalen, althans voor recht te verklaren, dat [eiser] bij uitsluiting recht heeft op bewoning van de bedrijfswoning aan het adres [adres] in [plaats 1] ;
(…)
(…)
[gedaagde] te veroordelen om mee te werken aan het beëindigen van de blokkering van de bankrekening van de (ontbonden) VOF bij de Rabobank, [rekeningnummer], met een verbod om zonder toestemming van [eiser] over het tegoed op die rekening te beschikken, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat [gedaagde] in gebreke blijft om hieraan te voldoen binnen 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis;
[gedaagde] te veroordelen om mee te werken aan de wijziging van de tenaamstelling van de bankrekening van de (ontbonden) VOF bij de Rabobank, [rekeningnummer], welke thans nog op naam staat van [eiser] V.O.F. Hoeve Camperduin, in [eiser] Hoeve Camperduin, dan wel een andere naam zoals door [eiser] in overleg met en na goedkeuring van de Rabobank zal vaststellen, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat [gedaagde] in gebreke blijft om hieraan te voldoen binnen 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis;
(…)
[gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de nakosten.
3.2.
Als grondslag van de vorderingen beroept [eiser] zich op de inhoud van de vof-akte en de later tussen partijen gesloten intentieovereenkomst.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde] heeft de volgende tegenvordering ingesteld:
(…)
a. primairte bepalen dat de ontbonden vennootschap onder firma V.O.F. Hoeve Camperduin vereffend moet worden, met benoeming van mr. A.H.J. Dunselman van Schenkeveld advocaten als vereffenaar en met bepaling dat
i. het batig saldo na vereffening tussen partijen wordt verdeeld, in die zin dat de op het
batig saldo na vereffening, na aftrek van de vereffeningskosten, eerst de
voorbehouden stille van € 767.176 aan [eiser] wordt uitgekeerd en het alsdan
resterende saldo aan partijen bij helfte zal worden uitgekeerd;
ii. door de vereffenaar en bij de vereffening rekening moet worden gehouden met
eventuele de benadelende handelingen van [eiser] in de periode tussen 1 augustus
2018 en het moment der vereffening;
b. subsidiairpartijen te veroordelen om tot verdeling van het vermogen van de vennootschap onder firma V.O.F. Hoeve Camperduin over te gaan, zulks per datum van de ontbinding van de vennootschap onder firma V.O.F. Hoeve Camperduin op 9 juni 2021 en dientengevolge met vordering van [eiser] om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 1.446.472, zoals is onderbouwd in randnummers 4.6 tot en met 4.12 van deze conclusie, te vermeerderen met het 12 maands euribor rentepercetage, althans de wettelijke rente en wel vanaf het moment de der ontbinding van de vennootschap;
c. meer subsidiairpartijen te veroordelen om tot verdeling van het vermogen van de vennootschap onder firma V.O.F. Hoeve Camperduin over te gaan, zulks per datum van de ontbinding van de vennootschap onder firma V.O.F. Hoeve Camperduin op 30 september 2018 en dientengevolge met vordering van [eiser] om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 1.273.972,--, zoals is onderbouwd in randnummers 4.13 tot en met 4.20 van deze conclusie, te vermeerderen met het 12 maands euribor rentepercetage, althans de wettelijke rente en wel vanaf het moment de der ontbinding van de vennootschap,
d. uiterst subsidiairpartijen te veroordelen om tot verdeling van het vermogen van de vennootschap onder firma V.O.F. Hoeve Camperduin over te gaan, zulks per datum van de ontbinding van de vennootschap onder firma V.O.F. Hoeve Camperduin op 30 september 2018 op basis van artikel 3:185 BW, onder benoeming van een deskundige die de waardebepaling, noodzakelijk ter vaststelling van de omvang van het aandeel van partijen, en te bepalen dat het door [eiser] aan [gedaagde] te bepalen bedrag zal worden vermeerderd met het 12 maands euribor rentepercetage, althans de wettelijke rente en wel vanaf het moment de der ontbinding van de vennootschap;
(…)
(…)
(…)
(…)
[eiser] te veroordelen in de kosten van deze procedure zowel in conventie als in reconventie, en in de nakosten.
3.5.
[gedaagde] stelt primair dat de vof vereffend dient te worden, omdat de vof niet op andere wijze is beëindigd. De inschrijving van de ontbinding van het geregistreerd partnerschap (artikel 12 lid 1 onder f van de vof-akte) heeft pas plaatsgevonden op 9 juni 2021. Partijen hebben uiteindelijk ook geen schriftelijke verklaring ondertekend dat de vof op 30 september 2018 is beëindigd (artikel 12 lid 1 onder g).
[eiser] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
Partijen zijn overeengekomen hun geschil bij de burgerlijke rechter aan te brengen. Gelet op de samenhang tussen de vorderingen over en weer zullen deze ook gezamenlijk worden beoordeeld. De primaire vordering van [gedaagde] in reconventie (vereffening van de vof) is daarvan het verst strekkend en zal de rechtbank als eerste beoordelen.
4.2.
De primaire vordering van [gedaagde] tot vereffening van de vof is gebaseerd op de stelling dat de vof pas is ontbonden op het moment van de inschrijving van de ontbinding van het geregistreerd partnerschap van partijen, op 9 juni 2021. [gedaagde] verwijst daarvoor naar artikel 12 lid 1 onder f van de vof-akte, dat hier wordt herhaald. De vof eindigt in geval van:
echtscheiding/scheiding van tafel en bed en/of beëindiging van de samenleving en de
gemeenschappelijk gevoerde huishouding, per de datum waarop het vonnis tot echtscheiding, of tot scheiding van tafel en bed tussen de vennoten wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand dan wel per de datum waarop de relatie is geëindigd en er alsdan geen sprake meer is van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding;
De rechtbank merkt allereerst op dat dit artikellid ook bepaalt dat de vof eindigt op de datum waarop de relatie is geëindigd en er geen sprake meer is van een gemeenschappelijke huishouding. Hoewel uit de standpunten van partijen niet duidelijk is op te maken wanneer dat precies is geweest, was het in ieder geval in 2018.
4.3.
Meer van belang is echter, waar partijen in 2018 zelf van uit zijn gegaan en wat toen hun bedoeling was. Daarvoor is artikel 12 lid 1, onder g van belang. De vof eindigt ook indien:
de vennoten daartoe in onderling overleg besluiten en wel op het door hen hij dat besluit te bepalen tijdstip. Dit besluit moet schriftelijk worden vastgelegd en door beide vennoten
worden ondertekend
Uit alle overgelegde stukken blijkt dat dat 30 september 2018 is geweest. Uit de door de toen nog voor partijen gezamenlijk optredende accountant [betrokkene 1] opgestelde intentieovereenkomst (zie artikel 1) die door beide partijen is ondertekend, komt dat besluit nadrukkelijk naar voren (“komen het volgende overeen:”). Partijen hebben ook gehandeld naar de inhoud van de overeenkomst. Bij de volgende waardering van de vof en de taxaties wordt telkens 30 september 2018 als datum genomen, waarvan moet worden uitgegaan dat de vof is geëindigd. In die periode heeft [gedaagde] daar nooit bezwaar tegen aangetekend.
4.4.
Uit de diverse stukken en opstelling van de vennoten blijkt ook dat het de bedoeling was dat [eiser] de vennootschap zou voortzetten.
4.5.
Er is daarom onvoldoende grond om aan te nemen dat de vof alsnog zou moeten worden vereffend. De primaire en subsidiaire vordering in reconventie (2.a. en 2.b. zullen daarom worden afgewezen. Vordering 1 in conventie is daarentegen op dezelfde gronden dus wel toewijsbaar.
Vordering 2 in conventie: voortzetting onderneming
Vordering 4 in conventie: bewoning van de bedrijfswoning
Vordering 7 in conventie: beëindigen van de blokkering van de bankrekening
Vordering 8 in conventie: wijziging van de tenaamstelling van de bankrekening
Gelet op het hiervoor gegeven oordeel, zijn deze onderdelen van de vorderingen van [eiser] ook toewijsbaar. Overigens heeft [gedaagde] in haar conclusie van antwoord verklaard daartegen ook geen bezwaar te hebben, als haar vordering tot vereffening van de vof niet zou worden toegewezen.
Vordering 3 in conventie en vordering 2 in reconventie: de verdeling van de vof
4.6.
Uitgangspunt bij de verdere beoordeling is dus de verdeling van de vof per 30 september 2018.
De rechtbank laat in het midden welke ‘arbeid’ beide partijen tijdens het bestaan van de vof hebben ingebracht. De vof-akte geeft duidelijk aan dat bij beëindiging van de vof op basis van de slotbalans in de verhouding 50/50 zou worden verdeeld, na aftrek van het bedrag van € 767.176,- aan stille reserves dat aan [eiser] zou toekomen. De rechtbank neemt dat dan ook als uitgangspunt.
4.7.
[eiser] stelt in zijn laatste conclusie dat het uitgangspunt van partijen is geweest dat bij de verdeling de onderneming zou moeten worden gewaardeerd op basis van de waarde in het economisch verkeer. En dat het dan moet gaan om de waardering van de gehele onderneming, inclusief het onroerende goed. De rechtbank volgt [eiser] daarin, maar de door beide partijen ingebrachte stukken maken dat daar nog geen eindoordeel over kan worden gegeven.
4.8.
[eiser] heeft een beroep gedaan op de vermelding van “persoonlijke goodwill” in de vof-akte. Niet onderbouwd is aan welk onderdeel van de onderneming die persoonlijke goodwill van [eiser] verbonden zou zijn. De rechtbank gaat daar dan ook verder aan voorbij.
4.9.
[eiser] beroept zich voor de verdeling van de vof op de uitkomst van de taxatie door Klaver Makelaardij (hierna: Klaver). Klaver heeft gedaan wat de opdracht van beide partijen was: een taxatie van de onderneming maken op dezelfde wijze als dat in 2013 was gedaan. In het taxatierapport ziet de rechtbank dan ook dezelfde posten terugkomen als die worden vermeld in de bijlage bij de vof-akte (zie hiervoor onder 2.7).
Klaver komt zodoende op een waarde van € 1.783.000,-
4.10.
Uit de tekst van de taxatieovereenkomst volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat partijen zich vooraf hebben neergelegd bij de taxatie door Klaver. Dat blijkt uit artikel 3, waarin aan partijen de mogelijkheid tot een second opinion is gegeven. Die bepaling zou anders zinloos zijn. Dit nog daargelaten het feit dat Klaver na de door [gedaagde] geuite bezwaren geen definitief taxatierapport heeft opgesteld.
4.11.
[gedaagde] heeft die second opinion door DTM laten uitvoeren met als resultaat een zeer veel hogere waarde van de vof:
onroerende zaken € 2.885.000,- (waaronder 20.000 m2 parkeerterrein voor
een bedrag van € 869.000,-) = € 2.016.000 excl.
Bedrijfswaarde parkeerterrein € 1.645.000,-
Bedrijfswaarde recreatieobjecten € 275.000,-
4.12.
De rechtbank stelt vast dat in de taxatie van Klaver slechts de taxatie van de onroerende zaken is gedaan. Duidelijk is dat dat in dit geval het grootste deel van de waarde van de vof is, maar [gedaagde] stelt – in de DTM-taxatie – naar het oordeel van de rechtbank terecht dat het parkeerterrein en de recreatieobjecten ook een afzonderlijke bedrijfswaarde vertegenwoordigen.
Die onderdelen zijn in de taxatie van Klaver niet meegenomen, maar ook niet bij de start van de vof in 2013.
Gelet op de bedoeling van partijen zoals die blijkt uit de vof-akte, de intentieovereenkomst en de taxatieovereenkomst, is de rechtbank van oordeel dat het voor de verdeling van de vof tussen de vennoten reëel is om uit te gaan van de
toenamevan de waarde in de periode van de vof.
4.13.
Bij de uiteindelijke afrekening tussen partijen zal de rechtbank uitgaan van het volgende.
Waarde onroerende zaken.
4.13.1.
Zowel Klaver als DTM hebben de taxatie van de onroerende zaken zeer goed onderbouwd. Toch leidt dit tot een verschil in de uitkomst:
€ 2.016.000,- van DTM (totale waarde van € 2.885.000,- minus € 869.000,- voor 20.000 m2 parkeerterrein)
€ 1.597.000,- van Klaver (€ 1.783.000,- minus € 186.000,- voor 5.300 m2 parkeerterrein).
De rechtbank ziet geen aanleiding een derde taxatie te laten verrichten en zal als uitgangspunt een waarde nemen, die precies tussen de twee taxaties ligt: € 1.806.500,-.
Bedrijfswaarde parkeerterrein en recreatiewoningen
4.13.2.
Partijen hebben de taxatierapporten over en weer gemotiveerd betwist. Daarom ligt het in de rede om de (subsidiaire) suggesties van partijen te volgen en de bedrijfswaarde van de recreatiewoningen en het parkeerterrein te laten vaststellen door een door de rechtbank te benoemen deskundige. Daarvóór dient eerst nog te worden beslist over de aan de deze deskundige mee te geven uitgangspunten. Daartoe zal de rechtbank een mondelinge behandeling met partijen gelasten. Beide partijen kunnen in ieder geval reageren op de volgende vragen:
Hoeveel m2 beslaat het gehele parkeerterrein?
Welk deel is bestraat en welk deel grasland?
Is er wel of geen vergunning? Zo ja, dan dient die in het geding te worden gebracht.
Welke deskundige zou in aanmerking kunnen komen om door de rechtbank te worden benaderd?
Kapitaal vennoten
4.13.3.
Deze blijkt uit de slotbalans per 30 september 2018. De rechtbank zal hierbij ten laste van [gedaagde] nog rekening houden met een bedrag van € 73.145,40 (opgenomen door [gedaagde] ) en € 4.470,- (cursus hoefkappen).
Stille reserves.
4.13.4.
Dit bedrag hebben partijen ten gunste van [eiser] vastgesteld op € 767.176,-.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat de vennootschap onder firma V.O.F. Hoeve Camperduin is ontbonden per 30 september 2018;
5.2.
verklaren voor recht dat [eiser] de onderneming van de vennootschap mag voortzetten, zulks onder de naam Hoeve Camperduin;
5.3.
verklaart voor recht dat [eiser] bij uitsluiting recht heeft op bewoning van de bedrijfswoning aan het adres [adres] in [plaats 1] ;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om mee te werken aan het beëindigen van de blokkering van de bankrekening van de (ontbonden) VOF bij de Rabobank, [rekeningnummer], met een verbod om zonder toestemming van [eiser] over het tegoed op die rekening te beschikken, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag dat [gedaagde] in gebreke blijft om hieraan te voldoen binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, met een maximum van € 100.000,-;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] om mee te werken aan de wijziging van de tenaamstelling van de bankrekening van de (ontbonden) VOF bij de Rabobank, [rekeningnummer], welke thans nog op naam staat van [eiser] V.O.F. Hoeve Camperduin, in [eiser] Hoeve Camperduin, dan wel een andere naam zoals door [eiser] in overleg met en na goedkeuring van de Rabobank zal vaststellen, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat [gedaagde] in gebreke blijft om hieraan te voldoen binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, met een maximum van € 100.000,-;
5.6.
verklaart de onderdelen 5.4 en 5.5 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
in conventie en in reconventie
5.7.
beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen zoals hiervoor onder 4.14.2 omschreven en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van mr. L.J. Saarloos, in het gerechtsgebouw te Alkmaar aan de Kruseman van Eltenweg 2 op
maandag 12 september 2022, ’s middags om 14.30 uur,
5.8.
bepaalt dat beide partijen dan in persoon aanwezig moeten zijn,
5.9.
houdt alle beslissingen voor het overige aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op
17 augustus 2022.