Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 9 maart 2022;
- de akte van [eiser] , met producties;
- de antwoordakte van [gedaagden] , met een productie.
2.De verdere beoordeling
- de doorberekening van het bedrag van € 7.902,03 (2.20),
- de kostenopgave van de te verwachten opruim- en afvoerkosten voor fase 1 en het in rekening gebrachte aantal containers en afval (2.22), en
- de doorberekening van de posten 12 tot en met 15 (2.23).
extrakosten in rekening heeft gebracht die hij als schadevergoeding op [gedaagden] wil verhalen. De rechtbank heeft geen aanleiding om eraan te twijfelen dat alle in rekening gebrachte werkzaamheden door Boy Limmen feitelijk zijn verricht. Ook staat vast dat [eiser] de gefactureerde kosten heeft voldaan. Wat echter nog niet vaststaat is of deze kosten voor [eiser] schade opleveren die [gedaagden] dient te vergoeden, of dat dit kosten zijn die hoe dan ook door [eiser] gemaakt zouden worden in het kader van de sanering en de sloop.
uitgeselecteerdeasbest, niet op
gronddie asbesthoudend materiaal bevat.
allein rekening gebrachte kosten
extrakosten voor hem opleverden. In zoverre heeft [eiser] zijn vordering dus onvoldoende onderbouwd.
€ 6.723,97(inclusief btw) aan schadevergoeding worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar met ingang van 24 februari 2020, de datum van betaling door [eiser] aan Boy Limmen.
3.De beslissing
€ 6.723,97, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag met ingang van 24 februari 2020 tot de dag van volledige betaling,