In deze zaak heeft Flightright GmbH, een rechtspersoon naar buitenlands recht gevestigd in Hamburg, Duitsland, een vordering ingesteld tegen KLM Cityhopper B.V. wegens compensatie na de annulering van een vlucht. De vordering is ingesteld op 8 april 2021, naar aanleiding van een annulering van vlucht KL1900 van Hannover naar Amsterdam op 8 juni 2019. De passagier had zijn vorderingsrecht gecedeerd aan Flightright, die compensatie van € 400,00, plus wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, vorderde op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder, KLM Cityhopper, betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die de landing in Hannover verhinderden.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vlucht van de passagier is geannuleerd en dat de vervoerder zich kan beroepen op buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft voldoende onderbouwd dat de annulering van de vlucht het gevolg was van slechte weersomstandigheden die de voorafgaande vlucht, KL1915, beïnvloedden. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had genomen om de annulering te voorkomen en dat de passagier op een alternatieve vlucht was omgeboekt, waardoor de vertraging beperkt bleef tot 3 uur en 5 minuten.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van Flightright afgewezen en de proceskosten voor rekening van Flightright gesteld, omdat deze ongelijk kreeg. Het vonnis is uitgesproken op 3 augustus 2022 door kantonrechter J.A.M. Jansen in Haarlem.