ECLI:NL:RBNHO:2022:7679

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 augustus 2022
Publicatiedatum
25 augustus 2022
Zaaknummer
C/15/326169 / HA ZA 22-181
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldigheid huwelijkse voorwaarden en echtscheidingsconvenant; wilsgebreken; IPR; toepassing Engels recht op verdeling huwelijksgoederengemeenschap

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een echtscheiding, staat de geldigheid van huwelijkse voorwaarden en een echtscheidingsconvenant centraal. De vrouw, eiseres in conventie, betwist de geldigheid van het convenant en stelt dat haar geestelijke vermogens ten tijde van de ondertekening verstoord waren. De rechtbank oordeelt dat zowel naar Nederlands als naar Engels recht het convenant partijen bindt. De vrouw moet haar verplichtingen uit het convenant nakomen, terwijl de vorderingen die zij heeft ingesteld, worden afgewezen. De man, gedaagde in conventie, heeft in reconventie vorderingen ingesteld die onder andere betrekking hebben op een gebruiksvergoeding en de verkoop van een appartement. De rechtbank wijst de vorderingen van de man tot betaling van een gebruiksvergoeding af, maar bepaalt dat de vrouw het appartement tijdig moet verlaten en ontruimen. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij het aangaan van huwelijkse voorwaarden en de gevolgen van geestelijke stoornissen op de geldigheid van overeenkomsten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/326169 / HA ZA 22-181
Vonnis van 24 augustus 2022
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [plaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. R. Holland te Eindhoven,
tegen
[de man],
wonende te [plaats 1] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. S.A. Merhottein te Haarlem.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.
De zaak in het kort
Partijen houdt verdeeld of het echtscheidingsconvenant al dan niet geldig is overeengekomen. De rechtbank komt – zeer kort samengevat – zowel naar Nederlands recht als naar Engels recht tot de conclusie dat het convenant partijen bindt. De vorderingen van de vrouw die allen uitgaan van het tegendeel, worden daarom afgewezen. De vrouw moet haar verplichtingen uit het convenant nakomen en de vorderingen in reconventie van de man die hierop zien, worden (enigszins aangepast) toegewezen. De vordering van de man tot betaling van een gebruiksvergoeding, wordt afgewezen. Partijen moeten ieder hun eigen proceskosten dragen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 1 juni 2022 en de daarin genoemde stukken
  • bij B8-formulier van 7 juni 2022 van de man met nadere producties G 16 t/m G 20
  • bij B8-formulier van 15 juni 2022 van de vrouw met nadere productie 20
  • op verzoek van de rechtbank, bij e-mail van 16 juni 2022 van mr. Merhottein, de echtscheidingsbeschikking, het getekende convenant met bijlage en de herstelbeschikking
  • de mondelinge behandeling van 17 juni 2022, waarvan door de griffier aantekeningen zijn bijgehouden
  • de spreekaantekeningen van mr. Holland voornoemd
  • de pleitnotities van mr. Merhottein voornoemd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen trouwen op [datum 1] 1997 in [plaats 2] , Engeland. De vrouw heeft de Oekraïense en Britse nationaliteit. De man heeft de Nederlandse nationaliteit.
2.2.
Daags voor het trouwen, op [datum 2] 1997, sluiten partijen bij een lokale notaris in Engeland een
prenuptial agreement(hierna: huwelijkse voorwaarden). Het concept van de huwelijkse voorwaarden wordt op 24 november 1997 door de notaris aan de man gezonden met – voor zover relevant – de volgende toelichting:

Dear Mr. [de man] ,
Re Will/Prenuptial Agreement
I refer to your recent meeting with me and now send you herewith draft Will und Prenuptial Agreement for approval by you. Please let me know whether you approve the same as drawn or whether you have any amendments alterations or additions to make.
I have slightly widened the terms of the Prenuptial Agreement but please do not hesitate in deleting or amending any term which is not acceptable.
(…)”
2.3.
In de huwelijkse voorwaarden is – voor zover relevant – opgenomen (de meisjesnaam van de vrouw is [de vrouw] ):
“(…)
2. ALLassets held by the parties in their respective names prior to the Marriage shall remain in their respective absolute beneficial ownership following the Marriage.
3. ALLchattels purchased during the Marriage by either of the parties or by the parties jointly shall be deemed to be in joint ownership and upon the death of either party shall accrue to the survivor.
4. THEproperty at [adres 1] [plaats 2] vested in the sole name of Mr. [de man] will remain in his sole and absolute beneficial ownership notwithstanding any contribution which Mrs. [de vrouw] may make directly or indirectly towards the purchase maintenance or improvement of the said property and she has and will acquire no beneficial ownership in the said property.
5. MRS.[de vrouw] ’s property, [adres 2] Ukraine shall remain her sole and absolute property.
6. INthe event of the dissolution of the marriage or other termination or the separation of the parties neither shall make any financial claim of any kind upon the other (without prejudice to the right of either party to make such a claim in respect of any child of the marriage).
7. IN the event of death of either party then the survivor will be entitled to the following: -a.(…)
b. Mrs. [de vrouw] shall have the right to occupy the property at [adres 1] aforesaid rent free for a period of 6 months following the death of Mr. [de man] or until the said property shall be sold which ever shall first occur (…)”
2.4.
Op dezelfde datum laat de man door de Engelse notaris een testament opstellen dat onder andere bepaalt dat hij zijn eigendom, op dat moment de woning te [plaats 2] of enig ander huis dat hij zal bezitten, bij zijn overlijden nalaat aan zijn kinderen uit een eerder huwelijk.
2.5.
Na het trouwen blijven partijen gedurende zes jaar (tot in 2003) wonen in de woning van de man te [plaats 2] , Engeland.
2.6.
In 2002 kopen partijen gezamenlijk een appartement in [plaats 4], België.
2.7.
In 2003 verkoopt de man zijn woning te [plaats 2] , Engeland en verhuizen partijen naar België. De man koopt daartoe op eigen naam een woonhuis te [plaats 3] (België) waar partijen intrekken.
2.8.
In 2011 verkoopt de man de woning te [plaats 3] (België) en koopt hij op 15 juni 2011 een woonhuis aan de [adres 3] te [plaats 1] (hierna: de woning). Dit is dan de echtelijk woning van partijen. De koopprijs voor de woning is voldaan uit de opbrengst van de verkoop van de woning te [plaats 3] (België).
2.9.
In 2012 verkopen partijen hun gezamenlijke appartement in [plaats 4], België. Op 12 april 2012 kopen partijen gezamenlijk een appartement aan de [adres 4] te [plaats 1] voor de verhuur (hierna: het appartement).
2.10.
In 2020 blijkt de man ongeneeslijk ziek. Vanaf november 2020 wonen partijen gescheiden van elkaar en verblijft de vrouw in het appartement en de man in de woning.
2.11.
Bij e-mail van 25 januari 2021 schrijft de toenmalige advocaat van de vrouw aan de man dat zij wil scheiden en vraagt aan de man hoe hij hier tegenover staat en of hij een eigen advocaat heeft. De man antwoordt diezelfde dag dat hij met een echtscheiding kan instemmen en deelt de contactgegevens van zijn (huidige) advocaat. Op 12 februari 2021 vindt het eerste viergesprek met de advocaten plaats.
2.12.
Van 1 maart 2021 tot 9 april 2021 wordt de vrouw vanwege haar geestelijke gesteldheid opgenomen in een GGZ-kliniek. In dat kader wordt op 29 maart 2021 een zorgmachtiging uitgesproken door de rechtbank Noord-Holland voor de duur van zes maanden.
2.13.
Op 9 april 2021 wordt de vrouw uit de kliniek ontslagen. Ze krijgt na haar ontslag antipsychotica, antidepressiva en rustgevende medicatie voorgeschreven. Deze medicijnen kunnen bijwerkingen geven.
2.14.
Bij brief van 13 april 2021 schrijft de behandelend verpleegkundig specialist van de GGZ-kliniek onder meer aan de vrouw:
“Reden van opname was een psychotische ontregeling, waarschijnlijk geluxeerd door psychosociale factoren (scheiden partner, ziekte partner en een sociaal isolement), met goed herstel door instelling op medicatie (amisulpride).”
2.15.
Op 20 april 2021 dient de man een eenzijdig echtscheidingsverzoek in bij de rechtbank. Vanaf mei 2021 pakken partijen met hun advocaten het gezamenlijk overleg weer op en vinden er nog een aantal viergesprekken plaats om tot een regeling te komen.
2.16.
De vrouw is van plan te emigreren naar Israël, waar zij op verschillende voorzieningen aanspraak kan maken, en is doende met de voorbereiding hiervan. In de eerste concept-convenant van juli 2021 is in het kader van de verkoop van het appartement hierover opgenomen:

6.4 De woning[waarmee het appartement wordt bedoeld, toevoeging rechtbank]
wordt te koop aangeboden nadat de vrouw de woning heeft verlaten om op een andere locatie (bijvoorbeeld in Israël) te gaan wonen. In het geval de man overlijdt en de vrouw op dat moment nog in de woning woont, is zij gerechtigd om nog vijf jaar na het overlijden van de man in de woning te blijven wonen, waarna de woning zal worden verkocht.
De advocaat van de vrouw heeft met pen het gedeelte doorgestreept waarin staat: “
om nog vijf jaar na overlijden van de man” en heeft met pen vervangende tekst genoteerd: “
as long as she is alive and physically able to live independently”.
De advocaat van de vrouw heeft op meerdere plekken in het concept met pen commentaar in het Engels geplaatst en een enkele keer in het Nederlands.
2.17.
In het tweede concept-convenant van 11 augustus 2021, dat wel door de vrouw maar niet door de man is ondertekend, is over de verkoop van het appartement onder meer het volgende opgenomen:

6.4 De woning[waarmee het appartement wordt bedoeld, toevoeging rechtbank]
wordt te koop aangeboden (…) de verkoopprijs en de oplevertermijn, zonder overleg niet eerder dan 12 maanden na ondertekening van deze overeenkomst, worden in overleg met de makelaar bepaald.”
2.18.
Op respectievelijk 12 en 13 augustus 2021 ondertekenen partijen de derde versie van het echtscheidingsconvenant (hierna: het convenant). Hiervan is de woning van de vrouw in Oekraïne geen onderdeel, omdat deze reeds is verkocht. In de considerans van het convenant staat onder meer dat partijen op [datum 1] 1997 in Engeland zijn getrouwd op huwelijkse voorwaarden, en staat – onder meer – het volgende overeengekomen:

PARTNERALIMENTATIE
Artikel 2 Hoogte, duur
2.1.
De man voldoet aan de vrouw een eenmalige afkoopsom van € 10.000,- bruto ten behoeve van zijn alimentatieverplichting waarmee de aanspraken op partneralimentatie over en weer definitief vervallen, omdat partijen na verevening van de pensioenaanspraken van de man en rekening houdende met de door hen te ontvangen uitkeringen voldoende inkomen hebben om in hun levensonderhoud te voorzien.
2.2.
De bepalingen in 2.1 kunnen niet bij rechterlijke uitspraak worden gewijzigd op grond van een wijziging van omstandigheden, behoudens in het geval van een zo ingrijpende wijziging van omstandigheden, dat de partij die de wijziging verzoekt naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet langer aan het niet-wijzigingsbeding mag worden gehouden, zoals in art. 1:159 lid 3 BW is bepaald.
AFWIKKELING HUWELIJKSE VOORWAARDEN
Artikel 3 Omvang van de beperkte gemeenschap en peildatum
3.1.
Als peildatum voor de omvang van de beperkte gemeenschap van partijen geldt 1 februari 2021; als peildatum voor de waardering van de goederen van de beperkte gemeenschap geldt 1 februari 2021;
3.2.
Voor zover partijen bekend omvat het (privé-)vermogen van partijen de in Bijlage I vermelde bestanddelen.
Artikel 4 Verdeling beperkte gemeenschap
4.2.
Partijen hebben de in Bijlage I genoemde gezamenlijke bankrekeningen. De saldi hiervan worden bij helfte gedeeld conform Bijlage I. De man dient nog een bedrag van € 22.500,- aan de vrouw te voldoen om de verdeling van de saldi zoals opgenomen in Bijlage I te bewerkstelligen.
(…)
Artikel 6 Woningen
[adres 3]
6.1
Zoals in Bijlage 1 vermeld, komt de echtelijke woning aan de [adres 3], [postcode] [plaats 1] aan de man toe. Op grond van de huwelijkse voorwaarden is deze woning op grond van zaaksvervanging steeds privé-eigendom van de man gebleven.
6.2
De man is de enige bewoner van de woning. (…)
[adres 4]
6.3
De woning[waarmee het appartement wordt bedoeld, toevoeging rechtbank]
aan de [adres 4] is gemeenschappelijk eigendom van partijen, ieder voor de helft. De vrouw bewoont de woning, omdat de man het in het belang van zijn gezondheid beter acht dat partijen tijdens de afwikkeling van de gevolgen van de echtscheiding apart wonen.
6.4
De woning wordt na ondertekening van het convenant te koop aangeboden, waarna de opbrengst na aftrek van kosten bij helfte wordt gedeeld. Partijen benoemen hiervoor in overleg een makelaar. Het bedrag waarvoor de woning te koop wordt aangeboden alsmede de verkooprijs en de oplevertermijn worden in overleg met de makelaar bepaald.
6.5
De vrouw geeft uiterlijk binnen één week na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de daartoe bestemde registers een notariële volmacht af ten behoeve van de man althans ten behoeve van zijn erfgenamen. Deze volmacht strekt tot machtiging van de man c.q. zijn erfgenamen om de woning te verkopen en te leveren aan een derde-koper en om daartoe alle handelingen te verrichten die voor verkoop en levering noodzakelijk zijn.
6.6
Totdat de woning is verkocht, voldoet de vrouw de aan de woning verbonden eigenaars- en gebruikerslasten met uitzondering van de bijdrage aan de vereniging van eigenaren en de WOZ-belasting: deze worden bij helfte gedeeld. Indien reparatie of onderhoud noodzakelijk is, is de vrouw hiervoor verantwoordelijk. Indien het een grote reparatie of groot onderhoud betreft, komt dit voor rekening van beiden. Partijen treden in overleg voordat deze kosten worden gemaakt.
6.7
Het is de vrouw niet toegestaan om de woning te verhuren of om de woning te onderverhuren. Het is de vrouw evenmin toegestaan om de woning te bezwaren met een hypotheekrecht of om een derde op welke wijze dan ook (gebruiks-)rechten op de woning te geven.
7 Regeling pensioenaanspraken
7.1
De door de man tijdens het huwelijk opgebouwde pensioenafspraken worden verevend, althans gedeeld. Deze aanspraken zijn voor een deel in Groot-Brittannië opgebouwd. De man zal ervoor zorgen dat de vrouw hetzij een rechtstreekse aanspraak op haar deel van de opgebouwde pensioenaanspraken krijgt, hetzij leidt hij het ertoe dat de waarde van haar deel wordt bepaald en dat hij haar deel maandelijks aan haar voldoet. De man heeft tijdens het huwelijk pensioenaanspraken opgebouwd bij de volgende pensioenfondsen:
a)
Teachers's Pension. Van de 11,5 jaar opbouw heeft de vrouw recht op de opbouw gedurende de laatste 10 jaar. De vrouw heeft recht op 359 GBP (helft pensioen) x 10/11,5= 312,37 GBP, hetgeen tegen de huidige wisselkoersen€ 355,79is. Laatstgenoemd bedrag kan fluctueren afhankelijk van de wisselkoersen;
b)
ABP. Het maandelijks ABP pensioen bedraagt € 226,67. Het deel waar de vrouw recht op heeft, bedraagt € 226,67 : 2 X 13/67 =€ 22,-per maand.
7.2
De man zal de vrouw als begunstigde aanmerken voor zijn (bijzonder) nabestaandenpensioen voor zover de pensioenverzekeraar deze mogelijkheid biedt.
(…)
10 Ontbinding
10.1
Partijen doen afstand van hun recht om ingevolge het bepaalde in art. 6:265 BW
ontbinding van deze overeenkomst te vorderen.
(…)”
2.19.
Bij beschikking van deze rechtbank van 19 augustus 2021 is de echtscheiding uitgesproken. Daarin is op gemeenschappelijk verzoek bepaald dat het convenant deel uitmaakt van de beschikking en in het dictum staat hierover dat de rechtbank: “
bepaalt dat het aangehechte door partijen op respectievelijk 12 en 13 augustus 2021 ondertekende convenant deel uitmaakt van deze beschikking”. De beschikking is op 1 september 2021 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.20.
Begin september 2021 geven partijen samen opdracht aan een makelaar tot verkoop van het appartement. Bij een geplande bezichtiging ontzegt de vrouw de makelaar de toegang. De vrouw weigert de volmacht voor de verkoop van het appartement zoals bedoeld in artikel 6.5 van het convenant (zie alinea 2.18 van dit vonnis) te verstrekken en laat weten in het appartement te willen blijven wonen.
2.21.
Bij brief van 10 november 2021 van de huidige advocaat van de vrouw aan de man roept de vrouw de vernietiging van het convenant in, wegens het ontbreken van haar wil en misbruik van omstandigheden bij het overeenkomen van het convenant.
2.22.
Vooruitlopend op deze bodemprocedure heeft de man in kort geding gevorderd dat het te wijzen kort geding-vonnis in de plaats treedt van de door de vrouw aan hem te verlenen volmacht, waarmee hij de verkoop en levering van het appartement kan uitvoeren en de ontruiming van de vrouw van het appartement binnen een maand na datum van het vonnis in kort geding, op straffe van een dwangsom.
2.23.
Ter zitting van 29 maart 2022 in het kort geding zijn partijen een schikking overeengekomen, onder meer inhoudende dat de vrouw tot het einde van de bodemprocedure in eerste aanleg in het appartement kan blijven wonen. Haar verblijfsrechten na dat moment hebben partijen afhankelijk gesteld van de uitkomst van deze bodemprocedure.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
De vrouw vordert – samengevat - dat de rechtbank, bij vonnis zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
zal verklaren voor recht dat de huwelijkse voorwaarden niet rechtsgeldig tot stand zijn gekomen;
primair:
zal verklaren voor recht dat dat de geestvermogens van de vrouw ten tijde van het tot stand komen en ondertekenen van het convenant gestoord waren, de met haar verklaring overeenstemmende wil daartoe ontbrak en dat de vrouw het convenant op grond daarvan rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft vernietigd dan wel het convenant en de daarin vastgelegde verdeling op deze grond te vernietigen,
subsidiair:
zal verklaren voor recht dat het convenant onder misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen en dat de vrouw het convenant op grond daarvan rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft vernietigd dan wel het convenant en de daarin vastgelegde verdeling op deze grond te vernietigen,
meer subsidiair:
zal verklaren voor recht dat het convenant en de daarin opgenomen verdeling door benadeling van de vrouw voor meer dan één vierde wegens dwaling tot stand is gekomen en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap in het convenant en de daarin vastgelegde verdeling op die grond te vernietigen,
nog meer subsidiair:
zal verklaren voor recht dat het convenant zodanig in strijd is met de redelijkheid en billijkheid dat het onaanvaardbaar is de vrouw hieraan te houden en op die grond het convenant en de daarin vastgelegde verdeling te vernietigen;
zal bepalen dat de huwelijksgoederengemeenschap alle goederen omvat zoals opgenomen in het overzicht van de vrouw, overgelegd in de procedure,
zal bepalen dat de man dit overzicht dient aan te vullen en de waardes van de bankrekening op de peildatum met stukken dient te onderbouwen,
de verdeling van de goederen en schulden van partijen conform dit overzicht zal vaststellen, althans op zodanige wijze als de rechtbank vermeent te behoren,
zal bepalen dat de man zijn aandeel in het appartement aan de vrouw moet leveren ter gedeeltelijke voldoening van de vordering van de vrouw uit hoofde van overbedeling,
zal bepalen dat de man uit hoofde van voormeld verdeling aan de vrouw nog dient te voldoen € 135.019,50 althans een nog nader te bepalen bedrag uit hoofde van overbedeling, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de echtscheidingsbeschikking tot de dag der algehele voldoening, althans vanaf een door de rechtbank te bepalen datum tot de dag der algehele voldoening,
de man zal veroordelen in de proceskosten.
3.2.
De man voert verweer met als conclusie dat de vorderingen van de vrouw moeten worden afgewezen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
De man vordert samengevat – dat de rechtbank bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de vrouw zal veroordelen tot betaling van een gebruiksvergoeding van € 700 per maand per 1 februari 2022, althans een gebruiksvergoeding van een bedrag en met een ingangsdatum dat uw rechtbank in goede justitie juist acht;
II. zal bepalen dat het ten deze te wijzen vonnis ex artikel 3:300 lid 1 BW in de plaats treedt van de door de vrouw op grond van artikel 6.5 van het convenant te verlenen volmacht aan de man waarmee de man de verkoop en de levering van het appartement en alle daartoe benodigde (rechts)handelingen kan uitvoeren, zonder dat hij daartoe haar medewerking behoeft;
III. de vrouw zal veroordelen om het appartement binnen zes maanden na datum van het ten deze te wijzen vonnis te verlaten en ontruimen onder afgifte van de huissleutel aan Vlieg Makelaars op straffe van een dwangsom van € 500 per dag met een maximum van € 25.000,- voor iedere dag dat zij met naleving hiervan in gebreke blijft;
in voorwaardelijke reconventie:
I. zal bepalen dat in het kader van de door de rechtbank vast te stellen afwikkeling van het gemeenschappelijke vermogen, naast de door de rechtbank in goed justitie te bepalen afwikkeling, aan de man toekomt een vergoedingsrecht ten bedrage van € 260.000 uit hoofde van de investering van de man in de woning alsmede een vergoedingsrecht ten bedrage van € p.m., dat wil zeggen de verkoopopbrengst uit hoofde van de investering van de man in het appartement,
in conventie en (voorwaardelijke) reconventie de vrouw zal veroordelen in de daadwerkelijk gemaakte proceskosten.
3.5.
De voorwaardelijke eis in reconventie is ingesteld voor het geval dat de rechtbank oordeelt dat een nieuwe wijze van afwikkeling van het huwelijksvermogen moet worden vastgesteld.
3.6.
De vrouw voert verweer met als conclusie dat de vorderingen van de man moeten worden afgewezen.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Bevoegdheid en toepasselijk recht

4.1.
Gelet op de Oekraïense en Britse nationaliteit van de vrouw en de in Engeland gesloten huwelijkse voorwaarden heeft deze zaak een internationaal karakter. De rechtbank dient eerst ambtshalve te beoordelen of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vorderingen kennis te nemen en zo ja, welk recht op de vorderingen van toepassing is.
4.2.
De vorderingen zijn ingesteld na 29 januari 2019, zodat wat betreft de bevoegdheid van de rechtbank van toepassing is de Verordening (EU) 2016/1103 van de Raad van 24 juni 2016 tot uitvoering van de nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van huwelijksvermogensstelsels (HuwvermVo).
4.3.
Aan de Nederlandse rechter komt rechtsmacht toe op grond van artikel 6 lid 1 onder a HuwvermVo in samenhang met artikel 3 lid 1 onder a HuwvermVo en alinea 18 van de considerans bij de HuwvermVo.
4.4.
Wat betreft de bepaling van het toepasselijk recht stelt de rechtbank vast dat het in deze zaak, zowel in conventie als reconventie, in de kern scharniert op de vraag of er grond bestaat voor vernietiging van het convenant en de daarin opgenomen verdeling. De vrouw vindt dat de verdeling alsnog moet plaatsvinden, waarbij aan de huwelijkse voorwaarden geen werking toekomt. Op de mondelinge behandeling verklaren partijen eensluidend dat zij tijdens de onderhandelingen over het echtscheidingsconvenant de verdeling van het huwelijksvermogen naar Engels recht wensten uit te voeren. De huwelijkse voorwaarden dienen volgens hen ook aan Engels recht te worden getoetst. Wat betreft de aantastbaarheid van het convenant redeneren beide partijen vanuit het Nederlandse rechtstelsel, waarbij zij beiden stellen dat het Nederlands recht van toepassing op de partneralimentatieclausule in het convenant.
4.5.
De rechtbank moet ambtshalve toetsen welk recht van toepassing is. De bepaling van het toepasselijke recht dient in de eerste plaats te gebeuren aan de hand van het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 (HHV 1978), omdat partijen zijn getrouwd na 1 september 1992 en vóór 29 januari 2019. Partijen hebben in de huwelijkse voorwaarden noch naderhand een rechtskeuze gemaakt. Op grond van de hoofdregel van artikel 4 lid 1 HHV 1978 is dan het recht van de eerste gewone verblijfplaats na het huwelijk van toepassing op de verdeling van het huwelijksvermogen. Dat is in dit geval Engeland.
4.6.
Het HHV 1978 voorziet echter niet in de bepaling van het toepasselijk recht op verbintenissen die voortvloeien uit het huwelijksvermogensrecht, zoals in dit geval het convenant (en de geldigheid daarvan). Het HHV 1978 is bovendien niet van toepassing op de handelingsbekwaamheid van echtgenoten.
4.7.
De rechtbank zal hierna daarom de door de vrouw aangevoerde Nederlandse grondslagen die volgens haar tot vernietiging van het convenant (als schil van de afspraken) moeten leiden, beoordelen naar Nederlands recht omdat de overeenkomst in Nederland is gesloten, het vermogen dat in de overeenkomst wordt verdeeld, zich in Nederland bevindt en beide partijen daar ook woonden ten tijde van het sluiten van de overeenkomst (zie artikel 10:154 Rv jo artikel 4 lid 4 Verordening (EG) nr. 593/2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I). Dan zal blijken dat deze vernietigingsgronden niet slagen.
4.8.
Vervolgens zal de rechtbank de in het convenant opgenomen financiële afwikkeling toetsen naar Engels recht, en tot de conclusie komen dat ook naar Engels recht er voldoende gewicht toekomt aan het convenant, zodat de inhoud daarvan onverkort blijft gelden tussen partijen.
in conventie
Onherroepelijke beslissing ten aanzien van de verdeling?
4.9.
De man stelt dat de beschikking waarbij de familierechter de verdeling heeft vastgesteld onherroepelijk is geworden, zodat alleen nog de weg van herroeping openstaat. De rechtbank volgt de man hierin niet. In de beschikking overweegt de familierechter dat hij rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek het convenant deel uit te laten maken van zijn beschikking waarin de echtscheiding wordt uitgesproken en dat hij op dit verzoek het Nederlandse recht als haar interne recht toepast en conform het verzoek zal beslissen. In zijn beslissing bepaalt de familierechter dan ook vervolgens dat het aangehechte ondertekende convenant deel uitmaakt van de beschikking. Daarmee is geen sprake van een vaststelling van de verdeling door de rechter, zodat de aanvechting van de werking van het convenant niet via de route van een herroeping van de beschikking moet lopen.
Gebondenheid aan convenant als vaststellingsovereenkomst?
4.10.
De man stelt dat het convenant geldt als een vaststellingsovereenkomst, terwijl de vrouw dit betwist. De rechtbank zal gelet op de uitkomst van deze procedure dit punt verder in het midden laten.
Aantasting convenant naar Nederlands recht?
a. Ontbreken van de wil als gevolg van een geestelijke stoornis? – nee
4.11.
De vrouw stelt dat tijdens het onderhandelingsproces over de verdeling en bij het sluiten van het convenant haar geestelijke vermogen waren verstoord door de zware medicatie die zij nam; zij was de hele dag versuft en de inhoud van verkregen informatie drong niet tot haar door. Als onderbouwing van deze stelling legt de vrouw haar medicatieoverzicht van de periode 1 december 2016 tot en met 14 december 2021 van de apotheek over en wijst op de bijwerkingen van deze medicijnen. Zij wijst daarnaast op het voor haar nadelige onderhandelingsresultaat. De man heeft de stelling van de vrouw gemotiveerd betwist.
4.12.
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw onvoldoende feiten heeft aangedragen voor de stelling dat er sprake zou zijn van het ontbreken van de wil als gevolg van een geestelijke stoornis bij het aangaan van het convenant. Het medicijngebruik alleen geeft hiervoor onvoldoende grond. Deze medicijnen kunnen bijwerkingen geven, maar de vrouw heeft geen stukken overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat de vrouw daadwerkelijk de omschreven bijwerkingen ondervond. De vrouw heeft gesteld dat zij destijds ‘versuft’ was, maar dit wordt door de man gemotiveerd bestreden.
4.13.
Voor zover er al sprake zou zijn van een geestelijke stoornis waardoor haar wil ontbrak, dan kan dat niet aan de man worden tegengeworpen: de vrouw werd bijgestaan door haar advocaat bij de onderhandelingen en aan het sluiten van het convenant is een langdurig en gedetailleerd overleg vooraf gegaan, waarbij er drie versies van het convenant zijn uitgewisseld. De vrouw heeft het verweer van de man niet of onvoldoende weersproken dat zij eerdere episodes met zware psychische klachten heeft gekend en dat zij snel weer opknapte nadat haar medicijnen goed ingeregeld waren. De vrouw heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd, waaruit zou kunnen volgend dat dit deze keer anders zou zijn. Gelet op deze omstandigheden mocht de man er gerechtvaardigd op vertrouwen dat er geen sprake was van een geestelijke stoornis waardoor de wil van de vrouw ontbrak.
b. Misbruik van omstandigheden? – nee
4.14.
De vrouw stelt voorts dat de man heeft geprofiteerd van haar gestoorde geestelijke vermogen, van de omstandigheid dat zij geen inzicht in de gezamenlijke financiën had, zij de Nederlandse taal niet machtig was en van dat de advocaat die zij in de arm had genomen niet in staat bleek haar belangen in deze internationale echtscheiding adequaat te behartigen.
4.15.
De man betwist dit. Hij stelt zich op het standpunt dat het convenant zorgvuldig tot stand is gekomen en dat de inhoud ervan aansluit bij hetgeen partijen ten tijde van de totstandkoming hebben gewenst. De vrouw wilde volgens hem zelf juist ook tot een afhandeling van de echtscheiding komen in verband met haar vergevorderde emigratieplannen. Het onderhandelingstraject heeft geduurd van medio januari 2021 tot 12 augustus 2021 en gedurende deze gehele periode heeft de vrouw bijstand gehad van een advocaat.
4.16.
Zoals hiervoor overwogen is niet komen vast te staan dat er sprake was van een geestelijke stoornis van de vrouw, ten tijde van het sluiten van het convenant. De enkele stelling dat de vrouw destijds ‘versuft’ was, hetgeen ook niet is komen vast te staan, brengt nog niet met zich brengt dat er sprake was van een onjuiste voorstelling van zaken aan de zijde van de vrouw waarvan de man heeft geprofiteerd. Uit de aantekeningen van de advocaat van de vrouw op de eerste versie van het convenant, veelal in het Engels, blijkt bovendien dat haar toenmalige advocaat het convenant met de vrouw heeft doorgenomen en dat er voorstellen van aanpassingen zijn besproken. Er zijn vier viergesprekken gevoerd, waarbij er door partijen met hun beider advocaten is gesproken over het convenant. Niet gesteld of gebleken is dat de vrouw (of haar advocaat) de man om nadere financiële gegevens heeft gevraagd, maar dat die desondanks niet zijn verstrekt. De vrouw heeft gelet op deze feiten en omstandigheden onvoldoende gesteld om misbruik van omstandigheden aan te nemen.
4.17.
Voor zover de vrouw van mening is dat haar toenmalige advocaat bij het tot stand komen van het convenant haar belangen niet naar behoren heeft behartigd, is dat een omstandigheid waarover zij zou moeten klagen bij haar toenmalige advocaat – naar de rechtbank heeft begrepen heeft zij dit inmiddels ook gedaan – maar die zij niet aan de man kan tegenwerpen.
c. Benadeling voor meer dan een vierde wegens dwaling tot stand gekomen – niet gebleken
4.18.
De vrouw stelt ook te hebben gedwaald en aanzienlijk te zijn benadeeld bij het overeenkomen van het convenant, afgezet tegen een verdeling naar Engels recht. Zij stelt dat de verdeling zoals neergelegd in het convenant vernietigbaar is, omdat zij voor meer dan een kwart is benadeeld.
4.19.
Of naar Engels recht aanleiding is de verdeling anders vorm te geven dan bij convenant tussen partijen is overeengekomen, zal hierna nog worden behandeld. De vraag nu is of naar Nederlands recht sprake is van benadeling voor een meer dan een kwart, want als dat zo is, dan brengt dat de vernietiging van het convenant met zich mee op grond van artikel 3:196 BW. Dit artikel heeft echter een beperktere reikwijdte dan de vrouw aan dit artikel toekent. Dit artikel is van toepassing indien de vrouw zou hebben gedwaald omtrent de waarde van een of meer van de te verdelen goederen en schulden en daardoor voor meer dan een vierde gedeelte is gedwaald. De woning is echter in het convenant uitdrukkelijk buiten de verdeling gehouden en daarmee heeft de vrouw ingestemd. De waarde van de woning kan dan ook niet betrokken worden bij de vraag of zij ten aanzien van de waarde daarvan heeft gedwaald. Voor zover de vrouw stelt dat zij heeft gedwaald ten aanzien van het pensioen en de banksaldi, heeft zij onvoldoende duidelijk gemaakt dat zij daardoor voor meer dan een kwart is benadeeld. Daarom slaagt ook deze vernietigingsgrond niet.
d. Strijd met de redelijkheid en billijkheid
4.20.
De vrouw betoogt ten slotte dat de verdeling voor haar zodanig in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, dat het onaanvaardbaar zou zijn om deze in stand te
laten. Zij vordert op die grond het convenant en de daarin vastgelegde verdeling te vernietigen. Ze wijst in dit verband op hetzelfde feiten- en omstandighedencomplex als hiervoor onder a tot en met c al aan de orde is gekomen, zodat deze vordering naar Nederlands recht niet slaagt. De rechtbank zal deze stelling betrekken bij de vraag of naar Engels recht het convenant stand houdt of niet. Uit hetgeen de rechtbank naar Engels recht hierna over het convenant en de nadien bij de vrouw gestelde opgekomen omstandigheden, volgt des te meer dat ook naar Nederlands recht het convenant niet kan worden aangetast met een beroep op de redelijkheid en billijkheid.
Financiële afwikkeling huwelijk naar Engels recht
4.21.
Naar Engels recht doet het huwelijk geen gemeenschap van goederen ontstaan: iedere echtgenoot is zelfstandig eigenaar van het vermogen dat hij of zij in het huwelijk heeft aangebracht en van het vermogen dat hij of zij tijdens het huwelijk heeft verworven. Echtgenoten zijn als het ware in een stelsel van totale uitsluiting van iedere gemeenschap gehuwd. Deze scheiding van goederen sluit niet uit dat er gemeenschappelijk vermogen ontstaat of dat partijen gemeenschappelijk eigendom verwerven dat wordt aangeduid als ‘common purse’ en ‘joint property’. De verdeling hiervan na echtscheiding vindt in beginsel plaats bij helfte.
4.22.
Na de ontbinding van het huwelijk heeft de Engelse rechter op grond van de Matrimonial Causes Act een discretionaire bevoegdheid om maatregelen te nemen betreffende de vermogens van partijen, waarbij de rechter niet is gebonden aan de eigendomstitels. Als algemeen beoordelingspunt geldt dat de financiële aanspraken van de echtgenoten over en weer zo snel mogelijk na de echtscheidingsuitspraak eindigen. Een belangrijke doelstelling hierbij is het bewerkstelligen van een faire afrekening. Dit wil – anders dan de vrouw stelt - niet zeggen dat een verdeling automatisch bij helfte moet plaats vinden.
4.23.
In geval van huwelijkse voorwaarden of een echtscheidingsconvenant behoudt de rechter bij echtscheiding naar Engels recht de discretionaire vrijheid de vermogensrechtelijke afwikkeling vast te stellen naar gelang hetgeen hij of zij
fairacht en dus ook om aanpassingen te maken in het resultaat dat een afwikkeling op basis van de huwelijkse voorwaarden oplevert.
4.24.
Naar Engels recht is de rechtbank bij het beoordelen van een verzoek om ‘financial relief’ dus niet verplicht de inhoud van het huwelijkse voorwaarden en het convenant te volgen. Ten tijde van het sluiten van de huwelijkse voorwaarden door partijen, hadden deze geen juridisch bindende status in Engeland. Uit de uitspraak van 20 oktober 2010 van de Supreme Court in de zaak Radmacher/Grantino moet bekeken worden welk gewicht aan de afspraken neergelegd in huwelijkse voorwaarden en/of een echtscheidingsconvenant wordt toegekend, waarbij de volgende drie punten moeten worden gewogen:
1. Waren er omstandigheden rond het maken van de afspraken waardoor er minder gewicht aan de overeenkomst moet worden toegekend?
a. Hierbij geldt het uitgangspunt dat partijen vrijwillig, zonder onnodige druk en onder wetenschap van de gevolgen, de huwelijkse voorwaarden en/of het convenant zijn aangegaan.
b. De vraag hierbij is of er een
belangrijkgebrek aan openbaarmaking, informatie of advies is geweest;
2. Vergroten de buitenlandse elementen van de zaak het gewicht dat aan de overeenkomst moet worden toegekend?
3. Maken de omstandigheden ten tijde van de beslissing van de rechtbank het eerlijk of juist (
fair or just) om te vertrekken vanuit de inhoud van de overeenkomst?
-
Huwelijkse voorwaarden
4.25.
De vrouw heeft gelijk dat de huwelijkse voorwaarden uit 1997 naar Engels recht de toets van Radmacher/Granatino genoemd onder 1. mogelijk niet kunnen doorstaan, omdat zij destijds geen onafhankelijk juridisch advies heeft ingewonnen en niet blijkt dat de notaris haar heeft ingelicht over de gevolgen van de huwelijkse voorwaarden, waarna zij nog voldoende tijd had om daarover na te denken voor het sluiten van het huwelijk. De huwelijkse voorwaarden zijn immers zeer kort voorafgaand aan het huwelijk overeengekomen en de notaris heeft vooral de belangen van de man voor ogen gehad, getuige zijn brief aan de man waarin hij aangeeft de voorwaarden na een één op één gesprek met de man te hebben verruimd (zie alinea 2.2). De vrouw was toen in Oekraïne en kwam kort voor het huwelijk terug naar Engeland. Dat maakt dat er op die grond (zie 4.24 onder 1) minder gewicht aan de inhoud ervan moet worden toegekend, maar dat betekent nog niet dat de huwelijkse voorwaarden onder Engels recht bij de beoordeling van een verzoek om ‘financial relief’ als ongeldig moeten worden verklaard.
4.26.
Dan is vervolgens de vraag wat het gewicht is dat aan de huwelijkse voorwaarden moet worden toegekend. Partijen hebben zelf nagenoeg geen gewicht toekent aan de huwelijkse voorwaarden, zo blijkt uit de inhoud van het convenant. Partijen hebben de huwelijkse voorwaarden alleen betrokken bij het convenant, voor zover daarin afspraken zijn gemaakt over het voorhuwelijks vermogen. Maar dat blijft ook naar Engels recht in beginsel buiten de financiële afwikkeling, zodat de huwelijkse voorwaarden op dit uitgangspunt niet van invloed zijn op de afwikkeling. Voor zover de huwelijkse voorwaarden uitsluiten dat er financieel wordt afgewikkeld, geldt dat partijen zich daaraan niet hebben gehouden: in het convenant is partneralimentatie toegekend aan de vrouw en partijen hebben het spaargeld afgewikkeld als ware het een gezamenlijke pot waarop ieder gelijke aanspraak op had. Het gewicht dat de rechtbank daarom toekent aan de huwelijkse voorwaarden is nihil. Omdat dit het geval is, komt de rechtbank niet toe aan een beoordeling van het door de man gevoerde verjaringsverweer.
4.27.
De conclusie is dan ook dat de huwelijkse voorwaarden niet van invloed zijn op de vraag die in deze procedure voorligt of de vrouw recht heeft op een ‘financiel relief’ dat meer inhoudt dan partijen in het convenant zijn overeengekomen. Bij de weging van het gewicht van de huwelijkse voorwaarden, worden deze naar Engels recht niet ongeldig verklaard. De rechtbank heeft hiervoor geconcludeerd dat aan de voorwaarden geen gewicht toekomt. De vrouw heeft niet toegelicht wat voor belang zij buiten dit verband heeft bij de door haar gevorderde verklaring voor recht dat de huwelijkse voorwaarden (naar Engels recht) niet rechtsgeldig zijn. De rechtbank zal daarom deze vordering afwijzen.
-
Toetsing convenant naar Engels recht
4.28.
De rechtbank oordeelt dat het convenant naar Engels recht standhoudt. Van belang bij deze beoordeling naar Engels recht, gelet ook op de criteria uit Radmacher/Granatino (zie alinea 4.24) is onder meer dat de partijafspraken zoals neergelegd in het convenant vrijelijk zijn aangegaan, partijen beiden onafhankelijk juridisch advies hebben ingewonnen en de afspraken niet overhaast zijn gemaakt. Gelet op de bijstand van advocaten en de meerdere viergesprekken die er zijn geweest, waarbij er gedurende een langere periode onderhandeld is over de inhoud van de afspraken, gaat de rechtbank ervan uit dat partijen zich bewust waren van de gevolgen van het convenant en dat zij voldoende geïnformeerd waren bij het maken van de afspraken.
Daarbij acht de rechtbank de uitkomst van het convenant ‘fair’, zeker gelet op het feit dat de vrouw ten tijde van het voeren van de onderhandelingen en het bereiken van het akkoord, naar Israël zou emigreren en al het papierwerk hiertoe al gereed had. Dat de vrouw vindt dat haar toenmalige advocaat slecht voor haar heeft onderhandeld, indien al juist, dient voor haar eigen rekening en risico te blijven. Verder geldt voor beide partijen dat zij kwetsbaar zijn: beiden kampen met een zwakke gezondheid: psychisch dan wel fysiek, zodat hun positie daarin nauwelijks verschilt. Het was niet het eerste huwelijk voor partijen en zij hebben geen gezamenlijke kinderen. De man heeft twee dochters uit een eerder huwelijk en de vrouw een zoon. De man heeft tijdens het huwelijk tot aan zijn pensioengerechtigde leeftijd gewerkt en inkomen gegeneerd, terwijl de vrouw alleen de eerste jaren van hun huwelijk werkzaam was en inkomen genoot. Zowel de man als de vrouw zijn hoogopgeleid. De vrouw was naar eigen zeggen ten tijde van het huwelijk gewend om van weinig geld rond te komen: zij kreeg van de man wat geld om vrij te besteden, maar dat was volgens haar nooit veel. Het appartement werd verhuurd tot het moment dat de vrouw daar introk. De huurinbrengsten waren € 1.400 per maand. Beide partijen genieten pensioenrechten, de man meer dan de vrouw. De rechtbank neemt al deze omstandigheden in ogenschouw bij de beoordeling of het convenant naar Engels recht standhoudt.
4.29.
De rechtbank acht verder van belang dat partijen al nagenoeg tien jaar in Nederland woonden toen de man het verzoekschrift tot echtscheiding bij de rechtbank indiende. Zij hebben na het sluiten van hun huwelijk slechts zes jaar na huwelijk in Engeland gewoond en zijn daarna naar België en vervolgens naar Nederland vertrokken. Zij hebben gedurende hun huwelijk van 24 jaar maar relatief kort in Engeland gewoond. Het verzoek tot echtscheiding is bij de Nederlandse rechtbank ingediend en het convenant is in Nederland overeengekomen, terwijl de man de Nederlandse nationaliteit heeft. Naar Nederlands recht is het convenant niet vernietigbaar op de door de vrouw aangevoerde grondslagen. Al deze buitenlandse elementen vergroten naar Engels recht het gewicht dat de rechtbank aan het convenant geeft (zie ook alinea 4.24 onder 2).
4.30.
Daarbij waren ten tijde van het sluiten van het convenant de emigratieplannen van de vrouw zo concreet, dat het eerlijk was om overeen te komen dat het appartement zou worden verkocht en de vrouw de woning dan zou moeten verlaten. Nadien zijn die plannen van de vrouw minder vast omlijnd geworden. De huidige omstandigheden van de vrouw, waarbij haar emigratieplannen onduidelijk zijn, heeft zij volledig zelf in de hand gehad door haar emigratiepapieren die tot oktober 2021 geldig waren, te laten verlopen. De vrouw heeft op de mondelinge behandeling gesteld dat het lastig is om die papieren opnieuw in orde te brengen, maar lastig betekent nog niet dat het niet mogelijk is. Bovendien is ze ook van plan af te reizen naar Israël en overweegt ze emigratie nog steeds, zo verklaarde de vrouw ook op de zitting. Verder zal de vrouw over een aanzienlijk bedrag beschikken na verkoop van het appartement (naar verwachting ongeveer € 187.250) terwijl zij daarnaast uit het convenant een bedrag van € 71.000 heeft ontvangen (partneralimentatie en verdeeld spaargeld), zodat niet in te zien valt dat zij met de totaalsom van de genoemde bedragen geen woonruimte (al dan niet in het buitenland) zou kunnen betrekken. Voor zij zover zij dit vermogen al (deels) heeft verteerd, is dat haar eigen keuze geweest en kan zij dat niet tegenwerpen aan de man. De vrouw ontvangt verder (partner)pensioen en heeft daaruit een maandelijks vast inkomen om in haar onderhoud te voorzien. Ten slotte valt onder voorgaande (financiële) omstandigheden niet in te zien dat de psychische klachten van de vrouw maken dat ten voordele van de vrouw moet worden afgeweken van het convenant. Bovendien heeft zij in dat kader de stelling van de man onvoldoende betwist, die inhoudt dat de vrouw is ingeregeld met medicijnen, zodat haar psychische klachten voldoende onder controle zijn.
Om deze redenen brengen de huidige omstandigheden van de vrouw onvoldoende gewicht in de schaal om te oordelen dat het convenant partijen niet bindt (zie ook alinea 4.24 onder 3).
4.31.
Wat betreft de bedragen die de rechtbank in voorgaande alinea noemt: uit de bijlage bij het convenant blijkt dat partijen na afwikkeling van de verdeling uitkomen op een bedrag van € 715.057 aan totaal vermogen van de man en op een bedrag van
€ 249.750 van de vrouw, waarbij het bedrag aan partneralimentatie niet is betrokken. Het verschil tussen beide genoemde bedragen wordt in de bijlage I bij het convenant met name gevormd door het privé vermogen van de man van € 550.307 (de waarde van de woning) en het privé vermogen van de vrouw van € 40.000 (dat buiten de verdeling is gehouden).
4.32.
Hierna zal de rechtbank ingaan op de door partijen in hun debat betrokken onderdelen van het convenant, ter nadere toelichting van haar beslissing dat het convenant ongewijzigd blijft gelden en de verdeling conform de daarin neergelegde afspraken als ‘fair’ moet worden afgewikkeld tussen partijen.
-
Partneralimentatie
4.33.
Het convenant regelt dat de vrouw een bedrag aan partneralimentatie krijgt. Omdat de man ongeneeslijk ziek is en de vrouw van plan was te emigreren, is een bedrag ineens van € 10.000 overeengekomen. Dit alles is onvoldoende betwist door de vrouw, zodat dit vaststaat. Dat dit bedrag te laag zou zijn, is onvoldoende onderbouwd gesteld door de vrouw. Het convenant houdt bovendien in artikel 2.2 een mogelijkheid open voor de vrouw om (naar Nederlands recht) een aanpassing van dit bedrag te verzoeken bij een voldoende ingrijpende wijziging van omstandigheden. Naar Engels recht is alleen relevant dat het overeengekomen bedrag aan partneralimentatie (met de naar Nederlands recht geldende wijzigingsmogelijkheid) wordt betrokken bij de vraag of de financiële afwikkeling als ‘fair’ kan worden bestempeld. Dat dit bedrag is overeengekomen, draagt bij aan het oordeel dat dit laatste het geval is.
-
De woning
4.34.
De vrouw heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat naar Engels recht al hetgeen partijen na huwelijkssluiting aan inkomen en vermogen hebben verworven gemeenschappelijk is. In het convenant is dit uitgangspunt ook gevolgd: alleen het voorhuwelijks vermogen (en hetgeen daarvoor in de plaats is gekomen), is door partijen buiten de verdeling gehouden. De vrouw stelt dat het Engels recht geen systeem van zaaksvervanging kent, zodat volgens haar de man na de overdracht van de woning te Engeland geen voorhuwelijks vermogen meer had en de huidige woning volledig moet worden betrokken in de financiële afwikkeling. De rechtbank acht het niet relevant of Engels recht de figuur van zaaksvervanging kent: relevant is dat partijen ieder voorhuwelijks vermogen hadden (de vrouw had (destijds) een aandeel in een appartement in Oekraïne en de man had een woning in Engeland). De bedoeling van partijen bij aanvang van hun huwelijk was om dit vermogen buiten een eventuele toekomstige verdeling te houden.
4.35.
De vrouw stelt dat er een hypotheek op de woning in Engeland rustte die is afgelost ten tijde van het huwelijk, zodat er vermenging heeft plaatsgevonden en dat de woning te [plaats 3] ([plaats 4]) in elk geval deels is gefinancierd door partijen gezamenlijk. De rechtbank volgt de vrouw hierin niet. De vrouw heeft geen bewijs overgelegd waaruit volgt dat er ten tijde van het huwelijk nog een hypotheek op de woning te Engeland rustte, die met gemeenschappelijk vermogen is afgelost. De man heeft betwist dat hiervan sprake was, terwijl hem gelet op het tijdsverloop niet kan worden verweten dat hij geen onderbouwing van dit verweer kan geven. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de woning te Engeland geheel door de man is gefinancierd, zodat de verkoopopbrengst alleen aan hem toekwam en als voorhuwelijks vermogen geldt.
4.36.
De man verwijst naar een door hem overgelegde schermafbeelding van de website van zijn makelaar, waarop staat dat de woning te Engeland is verkocht voor 195.000 GBP. De vrouw gaat ook uit van deze verkoopprijs. De man heeft een overzicht van de wisselkoersen uit juli 2003 overgelegd, waaruit volgt dat dit gelijk staat aan een bedrag van € 278.571. Dit betreft dus volledig voorhuwelijks vermogen van de man. De woning te [plaats 3] is door de man gekocht voor een koopprijs van € 235.000. In de notariële akte van levering van de woning te [plaats 3] (België), waarbij (alleen) de man als koper geldt staat: ‘
De verkopers verklaren te verkopen aan de koper, die aanvaardt in persoonlijke naam, als wederbelegging van eigen gelden voortkomende van de verkoopprijs van zijn huis te (…) Engeland: (…) Een woonhuis (…) te [plaats 3]’. Afgaande op deze informatie, waar de vrouw onvoldoende tegenover heeft gezet, houdt de rechtbank het erop dat dat de woning van de man in België volledig door hem is gefinancierd met eigen voorhuwelijks vermogen.
4.37.
Tussen partijen is niet in geschil dat de woning te [plaats 1] , die is gekocht voor
€ 260.000 volledig is gefinancierd uit de verkoopopbrengst van de woning te België van
€ 370.000. Daarmee staat vast dat de woning te [plaats 1] enig eigendom is van de man en is gefinancierd uit voorhuwelijks vermogen van de man. Het is fair deze de woning (en de waarde daarvan) in het convenant buiten de verdeling is gelaten, indachtig de wens van de man voorhuwelijksvermogen veilig te stellen voor zijn beide dochters uit een eerder huwelijk. De vrouw heeft onvoldoende betwist dat zij wist dat de man voorafgaand aan hun huwelijk een testament had opgesteld, waarin hij de woning in Engeland (en opvolgende woningen) wilde nalaten aan zijn kinderen uit een eerder huwelijk. Dit laatste acht de rechtbank een te billijken doel, zodat zij het ‘fair’ acht dat de woning in het convenant buiten de verdeling is gelaten. De rechtbank ziet dus geen aanleiding om in afwijking van het convenant en ten voordele van de vrouw de woning in de financiële afwikkeling te betrekken en de waarde daarvan mee te nemen.
-
Het appartement
4.38.
Wat betreft het appartement geldt dat deze naar Engels recht in beginsel bij helfte wordt verdeeld omdat sprake is van gezamenlijk eigendom. Dat zijn partijen in het convenant ook overeengekomen: in het convenant is afgesproken dat het appartement wordt verkocht, onder verdeling van de opbrengst bij helfte.
4.39.
De vrouw stelt dat het appartement in afwijking op het convenant aan haar moet worden toebedeeld, zonder dat zij hiervoor een vergoeding aan de man verschuldigd is. Zij stoelt dit onder andere op de door haar gestelde overbedeling van de man, waarbij zij echter ten onrechte rekent met de waarde van de woning. Uit voorgaande alinea 4.39 volgt immers dat de woning terecht buiten de financiële afwikkeling tussen partijen is gehouden. Voor zover het door de vrouw gestelde bedrag aan overbedeling wordt gevormd uit (volgens haar) te laag aangehouden banksaldi, zal hierna blijken dat zij daarin niet wordt gevolgd.
4.40.
Een ander argument van de vrouw voor (kosteloze) toedeling van het appartement aan haar, is dat zij geen uitzicht heeft op andere woonruimte en bij verkoop van het appartement dakloos wordt. Zoals hiervoor al is overwogen, was hiervan geen sprake ten tijde van het sluiten van het convenant. Uit de verschillende versies van het convenant en haar verklaringen op de mondelinge behandeling, blijkt dat de emigratieplannen van de vrouw zo concreet waren, dat zij geen belang had bij een lang(er) verblijf in het appartement. In het conceptconvenant van juli 2021 wordt naar de voorgenomen verhuizing verwezen (zie alinea 2.16 van dit vonnis). De vrouw stelt weliswaar dat haar emigratie niet moet worden betrokken bij de afwikkeling van het huwelijk naar Engels recht, maar de rechtbank volgt de vrouw hierin niet. Alle omstandigheden kunnen worden meegewogen, waaronder dus ook haar emigratieplannen.
4.41.
De vrouw stelt verder dat haar emigratiepapieren inmiddels verlopen zijn, reden waarom zij stelt na verkoop van het appartement ‘homeless’ te zijn, maar dat heeft ze (na het sluiten van het convenant) zelf in de hand gehad en kan zij niet tegenwerpen aan de man. Daarbij heeft zij onvoldoende duidelijk gemaakt wat haar plannen op dit moment zijn, terwijl zij wel naar Israël zal afreizen en het voor haar mogelijk is om de benodigde papieren voor emigratie opnieuw in orde te maken. Ten slotte zal zij na verkoop van het appartement over een aanzienlijk bedrag beschikken, waarmee het voor haar mogelijk wordt geacht vervangende woonruimte te vinden, al dan niet in Nederland. Daarnaast heeft de vrouw nog een bedrag aan spaargeld ontvangen. Daarom wordt het convenant op dit punt ook onder de huidige omstandigheden van de vrouw als ‘fair’ beschouwd door de rechtbank.
-
De pensioenaanspraak
4.42.
Wat betreft haar pensioenaanspraak stelt de vrouw dat zij is benadeeld, omdat zij genoegen heeft genomen met de beperking dat zij geen rechtstreekse aanspraak op de (Britse) pensioen van de man heeft. In het convenant zijn partijen overeengekomen dat de man ertoe zal leiden dat de vrouw een rechtstreekse aanspraak op het (Britse) pensioen krijgt of dat zij de waarde van haar deel maandelijks van hem ontvangt. Dit laatste is nu het geval, zo begrijpt de rechtbank. De rechtbank stelt vast dat dit geen kwestie is van benadeling, maar dat partijen voor hen praktische afspraken hebben gemaakt. Er kan dan ook niet worden gesproken van een onjuiste financiële afwikkeling op dit punt.
-
De bankrekeningen
4.43.
Wat betreft de privé-bankrekeningen geldt de man op zijn rekeningen grotere bedragen had staan dan de vrouw en dat partijen in het convenant hebben afgesproken dat het banksaldi van in totaal € 121.298 bij helfte wordt verdeeld. In het convenant ontvangt de vrouw een bedrag van € 22.500, omdat de vrouw begin 2021 al een bedrag van € 28.500 van de privérekening van de man naar haar eigen rekening had overgemaakt en dat zij al een bedrag van € 10.000 aan contant geld had meegenomen. Zodoende heeft de vrouw een totaalbedrag van € 61.000 ontvangen.
4.44.
De vrouw stelt in deze procedure dat in mei 2020 een totaal van € 154.500 op de ING, KBC en Barclays bankrekeningen stond. Volgens de vrouw klopt de afwikkeling van de Engelse bankrekeningen niet. Over de gang van zaken rond de Barclays-bankrekening heeft de man in de gedingstukken verklaard dat deze rekening in verband met de Brexit in tranches naar 0 is teruggebracht en overgeboekt naar de KBC-rekening. Daar tegenover stelt de vrouw dat zij het bedrag van € 28.500 vóór de peildatum heeft overgeboekt en suggereert kennelijk dat dit bedrag dan buiten de verdeling zou moeten blijven. Zij heeft echter niet aangegeven waarom zij recht heeft op dit bedrag, dat naar Engels recht het eigendom van de man was ten tijde van het huwelijk. Dat zij een bedrag € 10.000 aan contacten heeft meegenomen heeft de vrouw onweersproken gelaten.
4.45.
De rechtbank concludeert op dit punt dat de vrouw tegenover de met stukken onderbouwde betwisting van de man, haar stelling dat de spaarsaldi onjuist zijn, onvoldoende heeft onderbouwd. Het enkele vermoeden dat de banksaldi niet juist zijn opgegeven is onvoldoende om de man te verplichten nadere stukken in het geding te brengen. Dat is des te meer het geval omdat partijen ieder met bijstand van hun advocaten tot het te verdelen bedrag aan spaargeld zijn gekomen.
4.46.
ij de Court of Justice wordt geoordeeld dat de huwelijkse voorwaarden gelden mits partijen
ze vrijelijk zijn aangegaan en bewust zijn van de gevolgen ervan, tenzij het niet fair is om vast
te houden aan de huwelijkse voorwaarden
Het bewijsaanbod van de vrouw
4.47.
De vrouw heeft nog een algemeen bewijsaanbod gedaan. Het aanbod vermeldt niet welke aanvullende stukken kunnen worden overgelegd of getuigen – naast zichzelf - kunnen worden gehoord en welke feiten en omstandigheden dan kunnen worden bewezen. De rechtbank concludeert dat gelet op de beoordeling er geen feiten of omstandigheden door de vrouw zijn gesteld, die indien bewezen, tot een ander oordeel zouden kunnen leiden, zodat zij de vrouw niet toelaat tot bewijslevering.
4.48.
Daarnaast heeft de vrouw bewijs aangeboden van haar stellingen over het Engels recht door het inbrengen van een legal opinion. Zij heeft ter zitting verklaard een uitgebreid advies bij prof. Ian Sumner te hebben ingewonnen over het Engels recht. De rechtbank overweegt dat van een partij die zich beroept op een advies waarover zij beschikt, verlangd mag worden dat zij dat advies uit zichzelf in het geding brengt. De rechtbank behoeft deze partij daartoe niet in de gelegenheid te stellen. De rechtbank zal daarom ook dit bewijsaanbod passeren.
Conclusie in conventie
4.49.
De rechtbank is van oordeel dat het convenant naar Nederlands recht niet voor vernietiging in aanmerking komt en dat het convenant naar Engels recht overeind blijft en partijen onverkort bindt. Dat leidt tot een afwijzing van de vorderingen onder A en B. Gezien het voorgaande komt de rechtbank niet toe aan de vorderingen in conventie onder C tot en met G, omdat deze zijn ingesteld voor het geval de rechtbank tot verdeling of financiële afwikkeling overgaat.
4.50.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De man stelt dat de vrouw in strijd met artikel 21 Rv heeft geprocedeerd en daarom in de volledige proceskosten van de man moet worden veroordeeld. De rechtbank vindt dat er onvoldoende aanleiding is om af te wijken van de gebruikelijke compensatie van kosten in zaken tussen voormalige echtelieden.
in reconventie
4.51.
In conventie heeft de rechtbank beslist dat het convenant naar Engels recht de financiële afwikkeling na echtscheiding omvat en door partijen moeten worden opgevolgd.
4.52.
In reconventie vordert de man onder I. dat de vrouw wordt veroordeeld tot betaling van een gebruiksvergoeding van € 700 per maand per 1 februari 2022, zijnde de helft van de huurwaarde van € 1.400. Hij stelt dat hij de huurinkomsten uit het appartement die hij ontving voordat de vrouw het appartement betrok, niet langer kan missen en dat de verkoop van het appartement door toedoen van de vrouw ernstig is vertraagd. De rechtbank overweegt dat partijen in het kader van het convenant en weer in het kader van de schikking tijdens de kortgedingprocedure van 29 maart 2022 zijn overeengekomen dat de eigenaars- en gebruikerslasten voor het appartement geheel voor rekening van de vrouw komen. Een gebruikersvergoeding is in beide overeenkomsten niet overeengekomen. De rechtbank acht het niet redelijk wanneer alsnog en in afwijking van het convenant van de vrouw zou worden gevergd een gebruiksvergoeding aan de man te (gaan) betalen, terwijl zij alle eigenaarslasten voldoet. Dat de verkoop van het appartement is vertraagd onder meer doordat de vrouw onderhavige procedure is gestart, is geen reden om de vrouw te verplichten een gebruiksvergoeding te betalen. De rechtbank zal deze vordering dan ook afwijzen.
4.53.
De man wenst nakoming van artikel 6.4 en verder van het convenant. Hij vordert dat het ten deze te wijzen vonnis ex artikel 3:300 lid 1 BW in de plaats treedt van de door de vrouw op grond van artikel 6.5 van het convenant te verlenen volmacht aan de man, waarmee hij de verkoop en de levering van het appartement en alle daartoe benodigde (rechts)handelingen kan uitvoeren, zonder dat hij daarvoor haar medewerking nodig heeft.
4.54.
De rechtbank zal de vrouw eerst nog een laatste mogelijkheid te geven om uiterlijk binnen veertien dagen na datum van dit vonnis zelf uitvoering te geven aan haar verplichting onder het convenant tot het afgeven van de machtiging van de man c.q. zijn erfgenamen, voordat de rechtbank de door haar te verstrekken volmacht vervangt met dit vonnis. Daarom zal de rechtbank deze vordering toewijzen zoals hieronder bepaald.
4.55.
Ten slotte vordert de man de vrouw te veroordelen om het appartement binnen zes maanden na datum van het ten deze te wijzen vonnis te verlaten en ontruimen, op straffe van een dwangsom van € 500 per dag met een maximum van € 25.000 voor iedere dag dat zij met naleving hiervan in gebreke blijft. Ter zitting is namens de man toegelicht dat de termijn van zes maanden is opgenomen om de vrouw de tijd te geven om te zien naar andere behuizing en na haar vertrek het appartement te koop te zetten. Volgens de man is het niet goed mogelijk tot een verkoop te komen, zolang de vrouw in het appartement woont, gelet op haar eerdere weigerachtige houding in het verkoopproces.
4.56.
Feit is dat de vrouw mede-eigenaar is van het appartement en het ook op grond van artikel 6.3 en 6.6 van het convenant mag bewonen. Er bestaat daarom geen grond voor ontruiming binnen zes maanden na datum van dit vonnis. Wel zijn partijen in het convenant overeengekomen het appartement te verkopen. Bij verkoop zal de vrouw het appartement tijdig voor de leveringsdatum dienen te verlaten en ontruimen. Aansluitend bij de door de man genoemde termijn van zes maanden voor verdere bewoning van het appartement door de vrouw, bepaalt de rechtbank dat de met de kopers overeen te komen leveringsdatum zonder toestemming van de vrouw niet gelegen mag zijn op een eerdere datum dan 25 februari 2023. De rechtbank zal dan ook het mindere toewijzen in voor bedoelde zin. De rechtbank zal de gevorderde dwangsom toewijzen.
4.57.
Aangezien het convenant en de daarin opgenomen verdeling in stand blijven behoeft de vordering in voorwaardelijke reconventie geen bespreking.
4.58.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
5.3.
bepaalt dat, indien de vrouw niet uiterlijk binnen veertien dagen na datum van dit vonnis de notariële akte afgeeft als bedoeld in artikel 6.5 van het convenant, dit vonnis op grond van artikel 3:300 lid 1 BW in de plaats treedt van de daarvoor vereiste volmacht van de vrouw, zodat de man de verkoop en de levering van het appartement aan de [adres 4] te [plaats 1] en alle daartoe benodigde (rechts)handelingen kan uitvoeren zonder dat de man daartoe de medewerking van de vrouw behoeft,
5.4.
veroordeelt de vrouw om het appartement aan de [adres 4] te [plaats 1] tijdig voor de leveringsdatum, die zonder toestemming van de vrouw niet gelegen mag zijn op een eerdere datum dan 25 februari 2023, leeg en ontruimd achter te laten onder afgifte van de huissleutel aan Vlieg Makelaars, op straffe van een dwangsom van € 500 per dag met een maximum van € 25.000 voor iedere dag dat zij met naleving hiervan in gebreke blijft,
5.5.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.K. Korteweg en in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 1680