Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.Feiten
gedaan betalingsverzoek. (…)
3.De vordering
(naar de kantonrechter begrijpt: nakosten).
4.Het verweer en de (voorwaardelijke) tegenvordering
tegenvorderingveroordeling van Wit Wognum tot betaling aan [gedaagde] van een schadevergoeding van € 7.440,78
(kantonrechter: bedoeld is kennelijk € 7.440,48)exclusief btw conform de op 8 juli 2021 toegezonden offerte, te vermeerderen met de wettelijke rente. Ook vordert hij veroordeling van Wit Wognum in de proceskosten en nakosten.
5.Het verweer tegen de (voorwaardelijke) tegenvordering
6.De beoordeling
een probleem van de hechting met de ondergrond/kwaliteit van de geleverde trap”
lijktte zijn. Ter onderbouwing heeft [gedaagde] verwezen naar de (onder 2.11. van de feiten aangehaalde) brief van Wit Wognum aan zijn buren, maar in die brief wordt juist het standpunt van Wit Wognum bevestigd, namelijk dat de oorzaak van het probleem zich
nietin de ondergrond, de houten trappen, bevindt. De omstandigheid dat Wit Wognum in die brief aankondigt de trap opnieuw te schilderen maakt dit niet anders, omdat [gedaagde] niet heeft weersproken dat het schilderwerk bij de buren, anders dan bij [gedaagde] , niet als minderwerk van de opdracht van Wit Wognum was uitgesloten. Omdat [gedaagde] tegenover de gemotiveerde betwisting van Wit Wognum niet (of in ieder geval onvoldoende) aan zijn stelplicht heeft voldaan, zal hij niet worden toegelaten tot bewijslevering en wordt zijn bewijsaanbod op dit punt gepasseerd.
aanleggenbinnenzijde’ en ‘sleutelschakelaar
aanleggenbuitenzijde’. Dit ondersteunt het standpunt van Wit Wognum dat de elektrische bediening van de uitgang naar het dakterras niet door haar is aangelegd, omdat dit als minderwerk van de overeenkomst was uitgesloten en [gedaagde] dit dus zelf zou regelen. Het verweer van [gedaagde] zal daarom worden verworpen zonder dat hij zal worden toegelaten tot bewijslevering.
7.De beslissing
dagvaarding € 102,15
griffierecht € 507,00
salaris gemachtigde € 622,00,
te vermeerderen met de wettelijke rente (ex artikel 6:119 BW) daarover ingaande de vijftiende dag na de datum van betekening van dit vonnis tot de dag van de gehele betaling;