ECLI:NL:RBNHO:2022:7742

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 augustus 2022
Publicatiedatum
28 augustus 2022
Zaaknummer
9275710 \ CV EXPL 21-3983
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van passagiers bij vertraging van vlucht en de beoordeling van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft AirHelp GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen British Airways PLC, vertegenwoordigd door mr. J.J.O. Zandt, wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De passagiers, die een vervoersovereenkomst hadden met British Airways, misten hun aansluitende vlucht naar Chennai, India, als gevolg van een vertraging van meer dan drie uur op hun vlucht van Amsterdam naar Londen. AirHelp vorderde een schadevergoeding van € 1.800,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden, waaronder weersomstandigheden en een passagier die het toestel wenste te verlaten. De vervoerder betwistte de vordering, maar de kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet gehouden kan worden om een passagier tegen zijn wil in te vervoeren, en dat de vertraging dus als een buitengewone omstandigheid moet worden aangemerkt. De rechter concludeerde dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op hun eindbestemming zijn aangekomen, maar dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te beperken.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van AirHelp afgewezen en de proceskosten voor rekening van AirHelp gesteld, omdat deze ongelijk kreeg. De beslissing benadrukt de noodzaak voor luchtvaartmaatschappijen om adequaat te reageren op buitengewone omstandigheden en de rechten van passagiers te respecteren, maar ook dat niet elke vertraging automatisch recht geeft op compensatie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9275710 \ CV EXPL 21-3983
Uitspraakdatum: 17 augustus 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Airhelp GmbH
wonende te Berlijn
eiser
hierna te noemen AirHelp
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways PLC
gevestigd te Harmondsworth (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. J.J.O. Zandt

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij dagvaarding van 1 juni 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene 1], [betrokkene 2] en [betrokkene 3] (hierna: de passagiers) hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via London Heathrow Airport naar Chennai Airport, Chennai, India op 19 juni 2019.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Londen met vluchtnummer BA429, hierna: de vlucht, is met vertraging uitgevoerd. De passagiers hebben hierdoor hun aansluitende vlucht naar Chennai gemist. De passagiers zijn omgeboekt en met vertraging op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben hun vermeende vorderingsrecht gecedeerd aan Airhelp Limited. AirHelp Limited heeft het vermeende vorderingsrecht vervolgens gecedeerd aan AirHelp.
2.4.
De gemachtigde van AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf [gevorderde datum ingang rente]de datum van de vlucht tot aan de dag van betaling;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de compensatie conform artikel 7 van de Verordening te betalen tot een bedrag van € 1.800,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.3.
De vervoerder beroept zich op buitengewone omstandigheden als hiervoor bedoeld. Hij voert aan dat er op 19 juni 2019 zowel op de luchthaven van Heathrow als op de luchthaven van Schiphol beperkingen zijn ingesteld door het luchtverkeersbeheer ten gevolge van verwachte weersomstandigheden, waaronder cumulonimbuswolken en onweer. Volgens de vervoerder is de vlucht voorafgaand aan de vlucht in kwestie (BA428) met een vertraging van 70 minuten in Amsterdam aangekomen ten gevolge van deze beperkingen. Vlucht BA429 kon deze vertraging volgens de vervoerder niet inlopen. De vlucht (BA429) kreeg volgens de vervoerder vanwege de restricties te Heathrow ‘slot delays’ opgelegd. Daarnaast is de onderhavige vlucht ook vertraagd uitgevoerd doordat een passagier het toestel wenste te verlaten. Ook dit vormt volgens de vervoerder een buitengewone omstandigheid.
5.4.
AirHelp heeft niet betwist dat er op de luchthaven van Heathrow en Schiphol sprake was van door het luchtverkeersbeheer ingestelde beperkingen vanwege buitengewone weersomstandigheden en dat de voorgaande vlucht BA428 daardoor met 70 minuten vertraging te Amsterdam is aangekomen. AirHelp heeft evenmin betwist dat deze beperkingen als buitengewone omstandigheid moeten worden aangemerkt. AirHelp heeft enkel aangevoerd dat de buitengewone weersomstandigheden zich hebben voorgedaan op de voorafgaande vlucht en dat niet gebleken is van buitengewone omstandigheden bij de onderhavige vlucht. Voor zover AirHelp daarmee bedoelt dat de vertraging ten gevolge van buitengewone omstandigheden die zich hebben voorgedaan op de voorgaande vlucht, niet kan doorwerken op de onderhavige vlucht, slaagt dit niet. De kantonrechter verwijst in dit verband ook naar het arrest van het Hof van 11 juni 2020, Transportes Aéreos Portugueses, C‑74/19, waarin is bepaald dat noch de overwegingen 14 en 15, noch artikel 5, lid 3, van verordening nr. 261/2004 de mogelijkheid voor de luchtvaartmaatschappijen die de vlucht uitvoeren om zich op een „buitengewone omstandigheid” te beroepen, beperken tot enkel het geval waarin deze omstandigheid de vertraagde of geannuleerde vlucht heeft getroffen, met uitsluiting van het geval waarin die omstandigheid betrekking had op een eerdere vlucht die door hetzelfde luchtvaartuig is uitgevoerd. Niet in geschil is dat de vertraging van de onderhavige vlucht mede is veroorzaakt ten gevolge van de vertraagde aankomst van de voorgaande vlucht.
5.5.
Voorts staat vast dat de vlucht met 66 minuten vertrekvertraging is uitgevoerd doordat een passagier niet meer met de onderhavige vlucht mee wilde. Volgens AirHelp vormt dit geen buitengewone omstandigheid, omdat de vervoerder invloed heeft op het besluit van de passagier van boord te laten gaan of niet. De kantonrechter volgt dit niet. Niet valt in te zien dat de vervoerder gehouden kan worden om een passagier tegen zijn wil in te vervoeren. De kantonrechter oordeelt dat dit een buitengewone omstandigheid oplevert, waarop de vervoerder geen invloed kon uitoefenen en die niet inherent is aan de normale uitoefening van het bedrijf van de luchtvaartmaatschappij. Ook deze vertraging is daarom te wijten aan een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.6.
Voorts is voldoende gebleken dat de uiteindelijke (langdurige) vertraging van de passagier van meer dan drie uur op de eindbestemming het directe gevolg is geweest van de vertraagde uitvoering van de voorafgaande vlucht en de vlucht in kwestie. De vertraging ontstaan als gevolg van de buitengewone omstandigheden heeft het immers voor de passagiers onmogelijk gemaakt om de aansluitende vlucht naar Chennai te halen. De uiteindelijke vertraging van de passagiers op de eindbestemming is dan ook het gevolg van buitengewone omstandigheden.
5.7.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de langdurige vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. Niet in geschil is dat de passagiers oorspronkelijk een overstaptijd van 110 minuten hadden en dat de minimum overstaptijd op Heathrow 60 minuten bedroeg. De passagiers hadden dus een reservetijd van 50 minuten. Een dergelijke reservetijd wordt door de kantonrechter als voldoende gekwalificeerd.
5.8.
De vervoerder heeft voorts aangevoerd dat hij de passagiers heeft omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht. De kantonrechter stelt vast dat de passagiers met de vervangende vlucht met een vertraging van circa 10 uur zijn gearriveerd te Vijayawada (India). Daarbij wordt in aanmerking genomen dat indien een passagier is omgeboekt naar een andere luchthaven binnen dezelfde stad of regio, de luchthaven van de omgeboekte vlucht kan gelden als de eindbestemming van de passagier, in de zin van de Verordening. AirHelp, noch de vervoerder, heeft gesteld dat Vijayawada niet in dezelfde stad of regio als Chennnai ligt of dat Vijayawada niet als de eindbestemming van de passagiers valt aan te merken. Daarom neemt de kantonrechter als vaststaand aan dat de passagiers met de vervangende vlucht binnen 24 uur na de oorspronkelijk geplande aankomsttijd op de eindbestemming zijn aangekomen. Niet valt in te zien welke andere maatregelen de vervoerder in dit geval had moeten nemen om de vertraging te voorkomen. AirHelp heeft in dit verband ook niets gesteld.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van AirHelp, omdat hij ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van de AirHelp, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt AirHelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 374,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt AirHelp tot betaling van € 93,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter