ECLI:NL:RBNHO:2022:7745

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 augustus 2022
Publicatiedatum
29 augustus 2022
Zaaknummer
C/15/330660 / KG ZA 22-402
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeautoriseerde doorverkoop van toegangskaarten voor de Dutch Grand Prix en de gevolgen voor merken- en handelsnaamrechten

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 augustus 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen DGP RACE B.V. en PREMIUM SPORT TRAVEL B.V. en NUMBER1 TICKETS & TRAVEL B.V. DGP, de eiseres, is de houder van de exclusieve licentie voor de woordmerken "DUTCH GRAND PRIX" en "FORMULA 1 DUTCH GRAND PRIX" en heeft een vordering ingesteld tegen PST c.s. wegens ongeautoriseerde verkoop van toegangskaarten voor het F1-evenement in Zandvoort. DGP vorderde onder andere dat PST c.s. zou worden veroordeeld tot het staken van de verkoop en het verstrekken van klantgegevens. De rechtbank oordeelde dat er geen merkinbreuk was, omdat PST c.s. de toegangskaarten op een gebruikelijke wijze had geadverteerd en de merkrechten in beginsel uitgeput waren. De vorderingen van DGP werden afgewezen, omdat de voorzieningenrechter oordeelde dat DGP niet voldoende had aangetoond dat PST c.s. onrechtmatig handelde. De rechtbank wees ook de vordering tot inzage in klantgegevens af, omdat DGP niet aannemelijk had gemaakt dat zij een reëel belang had bij deze gegevens. DGP werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/330660 / KG ZA 22-402
Vonnis in kort geding van 29 augustus 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DGP RACE B.V.,
gevestigd te Zandvoort,
eiseres,
advocaat: mr. O. Zaïr te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PREMIUM SPORT TRAVEL B.V.,
gevestigd te Volendam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NUMBER1 TICKETS & TRAVEL B.V.,
gevestigd te Volendam,
3.
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
gedaagden,
advocaat: mr. C.I.M. Molenaar te Volendam.
Partijen zullen hierna ‘DGP’ en ‘PST c.s.’ genoemd worden. Gedaagden afzonderlijk zullen hierna ‘PST’, ‘Number1’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 19
  • aanvullende producties 21 en 22 zijdens DGP
  • een e-mail met producties 1 t/m 7 zijdens PST c.s.
  • aanvullende productie 8 zijdens PST c.s.
  • de mondelinge behandeling van 25 augustus, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden
  • de pleitnota van mr. Zaïr namens DGP
  • de pleitnota van mr. Molenaar namens PST c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
DGP is een onderneming die verschillende (motor)sportevenementen organiseert op het racecircuit in Zandvoort, waaronder het Formule 1 evenement ‘The Dutch Grand Prix’ (hierna: het F1-evenement), dat van 2 tot en met 4 september 2022 zal plaatsvinden in Zandvoort.
2.2.
DGP is de houder van een exclusieve licentie voor het gebruik van de Benelux woordmerken “DUTCH GRAND PRIX” en “FORMULA 1 DUTCH GRAND PRIX” (hierna: de woordmerken) in de Benelux. De woordmerken zijn geregistreerd door Formula One Licensing B.V. (hierna: Formula One Licensing). DGP is gerechtigd om op te treden namens Formula One Licensing en de aan de merkenrechten verbonden exclusieve gebruiksrechten te handhaven. DGP gebruikt daarnaast de aanduiding “Dutch Grand Prix” als handelsnaam in het economisch verkeer (hierna: de handelsnaam) en staat onder die naam ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel.
2.3.
PST exploiteert een reisorganisatie die zich bezighoudt met het organiseren van evenementen en (sport)reizen. Number1 is eveneens een reisorganisatie, die zich richt op het aanbieden en verkopen van tickets voor voetbal, voetbalreizen, evenementen, concerten en festivals. [gedaagde] is, via de vennootschap MITO B.V., indirect bestuurder van PST en via de vennootschappen MITO B.V., Jamito B.V. en Football Travel Group B.V., indirect bestuurder van Number1.
2.4.
Op de websites van Number1 en PST is, tot 12 augustus 2022, gebruik gemaakt van afbeeldingen waarop en teksten waarin de aanduiding “Dutch Grand Prix” wordt gebruikt ter promotie van de toegangskaarten die PST c.s. verkocht voor het F1-evenement. PST c.s. bood deze toegangskaarten aan als onderdeel van haar zogenoemde
Hospitality packages. PST c.s. bood respectievelijk biedt zowel hospitality packages mét toegangskaarten als hospitality packages zonder toegangskaarten aan.
Screenshot van een PowerPointpresentatie die toegankelijk was via de website van Number1
Screenshot van de homepage van de website van PST
2.5.
Voor het gebruik van de term “Dutch Grand Prix” ter promotie van de verkoop van toegangskaarten voor het F1-evenement heeft PST c.s. geen toestemming gekregen van Formula One Licensing of DGP.
2.6.
Officiële (losse) toegangskaarten voor het F1-evenement worden verkocht op de website van DGP (www.dutchgp.com) en via ‘erkende resellers’. ‘Erkende resellers’ zijn (natuurlijke) personen die op de website van DGP genoemd worden. Bij aanschaf van toegangskaarten voor het F1-evenement gaat de koper een overeenkomst aan met DGP en aanvaardt daarbij de ‘Algemene & Boekingsvoorwaarden entreekaarten Dutch GP2022 & 2023’ die zijn opgenomen op de website (hierna: de algemene voorwaarden). Op de toegangskaarten wordt verwezen naar de algemene voorwaarden en wordt vermeld dat overdracht van dat ticket aan een derde verboden is, tenzij dat gaat via een ‘erkende reseller’ zoals omschreven in de algemene voorwaarden. In de algemene voorwaarden is bepaald, voor zover van belang:

3.1 TOEPASSELIJKHEID
Deze Algemene Voorwaarden zijn van toepassing op iedere aanbieding en iedere overeenkomst die tot stand komt tussen Organisatie en degene die een toegangsbewijs ter zake een door Organisatie georganiseerd Evenement aanvraagt/koopt (Toegewezen Tickethouder/ Ticketkoper). Inclusief aankopen in de DGP-webshop.
(…)
3.2
ERKENDE RESELLER
Alleen aanschaf bij een erkende Reseller of bij Organisator garandeert de geldigheid van de entreekaart. De bewijslast dienaangaande rust op de Tickethouder. Erkende Resellers worden met naam en toenaam vermeld op www.Dutchgp.com.
(…)
10.1
DOORVERKOOP
Doorverkoop, overdracht van entreekaarten, het aanbieden of adverteren van entreekaarten voor doorverkoop of overdracht, of dit nu gratis is of tegen vergoeding, is ten strengste verboden.
Het is wel toegestaan om:
1. entreekaarten over te dragen aan andere natuurlijke personen (van wie de gegevens online gekoppeld worden aan de kaarten) op voorwaarde dat:
i. de entreekaarten voor persoonlijk gebruik zijn;
ii. deze overdracht nooit geschied tegen een vergoeding hoger dan de gepubliceerde prijs van de entreekaart op www.DutchGP.com, eventueel vermeerderd met handling fee zoals betaald door de Tickethouder; en
iii. derden, door de overdracht van entreekaarten, aanvaarden onderworpen te zijn aan deze Algemene Voorwaarden.
Entreekaarten mogen niet (tenzij daarvoor schriftelijk van de Organisator ontheffing is ontvangen):
1. worden gebruikt voor elke vorm van promotie, reclame, fondsenwerving, veiling, loterij of enige andere soortgelijke commerciële of niet-commerciële doeleinden;
2. worden gebruikt als prijs (of als deel van een prijs), give-away in enige competitie, (promotioneel) kansspel, loterij of prijsvraag;
3. gecombineerd met en verkocht worden als onderdeel van een pakket van goederen of diensten; of
4. gecombineerd met en verkocht worden als onderdeel van een reis- of hospitality-pakket (bijvoorbeeld door vluchten, hotels en entreekaart of andere producten of diensten te combineren).
(…)
Entreekaarten die worden verkregen of gebruikt in strijd met deze Algemene Voorwaarden zullen ongeldig worden gemaakt, zonder recht op restitutie en elke persoon die probeert gebruik te maken van zo'n Entreekaart zal worden beschouwd als overtreder en wordt toegang geweigerd of wordt van het circuit verwijderd en kan juridisch verantwoordelijk worden gehouden. Elke ongeoorloofde verkoop of overdracht van entreekaarten kan door de Organisator aan de politie worden gemeld.
2.7.
PST c.s. zijn geen ‘erkende resellers’ van toegangskaarten voor het F1-evenement in de zin van de algemene voorwaarden.
2.8.
PST c.s. heeft in totaal 424 toegangskaarten voor het F1-evenement gekocht. 396 van deze kaarten zijn afkomstig van een Duitse leverancier (Xperience for you) die, al dan niet via een omweg, de kaarten (indirect) heeft verkregen van een partij die gelieerd is aan de FIA, de internationale Formule 1 organisatie. PST c.s. heeft deze kaarten gekocht voor een totaalbedrag van € 224.488,- en gebruikt ze voor het aanbieden van hospitality packages mét toegangskaarten voor het F1-evenement. De desbetreffende toegangskaarten worden zeven tot tien dagen vóór aanvang van het F1-evenement rechtstreeks door de leverancier van PST c.s. gemaild aan de afnemers van de hospitality pakketten (de eindgebruikers), van wie de emailadressen bekend zijn bij de ticket leverancier. PST c.s. krijgt deze toegangskaarten zelf niet in handen.
PST c.s. heeft de andere 28 toegangskaarten rechtstreeks gekocht bij een andere erkende reseller (Sport Vibes). Deze toegangskaarten zijn, naar eigen zeggen, bedoeld voor vrienden, familie en mensen die diensten verrichten in het kader van de hospitality packages van PST c.s. en worden tegen kostprijs of om niet door hen verkregen.
2.9.
DGP heeft Number1 op 28 juni 2022 gesommeerd tot het staken van het promoten en verkopen van toegangskaarten voor het F1-evenement. In reactie hierop heeft [gedaagde] per e-mail van 29 juni 2022 bevestigd dat het aanbod van kaarten voor het F1-evenement van de website van Number1 is gehaald. Op 7 juli 2022 heeft de advocaat van Number1, mr. Molenaar, bevestigd dat Number1 geen kaarten meer zal verkopen voor het komende F1-evenement en daarvoor geen promotie meer zal maken.
2.10.
Diezelfde dag is PST ingeschreven in het handelsregister en is [gedaagde] , via zijn vennootschap MITO B.V., ingeschreven als indirect bestuurder van PST. Sindsdien heeft PST via haar website (www.premium-sportstravel.nl) ‘Formule 1 arrangementen Seizoen 2022’ aangeboden.
2.11.
Op 14 juli 2022 heeft DGP [gedaagde] en PST aangeschreven, gewezen op de eerder gedane toezegging dat de ongeautoriseerde verkoop van toegangskaarten gestaakt zou worden en hen gesommeerd tot het staken van de overtredingen van de algemene voorwaarden.
2.12.
In reactie daarop heeft PST c.s. op of omstreeks 12 augustus 2022, na dagbepaling van het onderhavige kort geding, de verkoop van toegangskaarten voor het F1-evenement en ‘F1 arrangementen’ gestaakt. Ook wordt de aanduiding “Dutch Grand Prix” op de website van Number1 en PST niet langer gebruikt.

3.Het geschil

3.1.
DGP vordert, kort samengevat, dat PST c.s.:
i.
Primair:
hoofdelijk veroordeeld wordt tot het staken en gestaakt houden van de ongeautoriseerde verkoop en verspreiding van toegangskaarten voor de Dutch Grand Prix in Zandvoort, waaronder verstaan moet worden het evenement dat begin september 2022 plaatsvindt en het evenement dat zal plaatsvinden in 2023;
Subsidiair:
hoofdelijk veroordeeld wordt tot het staken en gestaakt houden van de ongeautoriseerde verkoop en verspreiding van toegangskaarten voor de Dutch Grand Prix in Zandvoort, waaronder verstaan moet worden het evenement dat begin september 2022 plaatsvindt en het evenement dat zal plaatsvinden in 2023, tenzij bij de doorverkoop of verspreiding uitdrukkelijk meegedeeld wordt dat de tickets onoverdraagbaar zijn en daaraan het risico is verbonden dat deze ongeldig zullen worden gemaakt;
ii. hoofdelijk veroordeeld wordt tot het staken en gestaakt houden van iedere inbreuk op de merkenrechten die rusten op de woordmerken;
iii. hoofdelijk veroordeeld wordt tot het staken en gestaakt houden van ieder gebruik van de handelsnaam ‘Dutch Grand Prix’;
iv. hoofdelijk veroordeeld wordt tot het staken en gestaakt houden van het doen maken van reclame voor de ongeautoriseerde doorverkoop en verspreiding van tickets voor de Dutch Grand Prix;
v. hoofdelijk veroordeeld wordt tot het verlenen van inzage in de tickets die zij bezit en het afgeven van lijst van de reeds verkochte tickets met daarop de ticketnummers en (persoons)gegevens van de kopers van de tickets;
vi. hoofdelijk veroordeeld wordt tot betaling van een dwangsom van € 10.000,- voor iedere overtreding en per dag dat PST c.s. in gebreke blijft met de gehele of gedeeltelijke nakoming van de vorderingen onder i. tot en met v.;
vii. hoofdelijk veroordeeld wordt tot vergoeding van de daadwerkelijke en volledige proceskosten ex. artikel 1019h Rv, te vermeerderen met wettelijke rente; en
viii. hoofdelijk veroordeeld wordt tot vergoeding van de nakosten, vermeerderd met wettelijke rente.
3.2.
PST c.s. voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
Bij de beoordeling van het spoedeisend belang geldt dat een vordering die beoogt een einde te maken aan een (gestelde) voortdurende onrechtmatige handeling of een inbreuk op een intellectuele eigendomsrecht in beginsel naar zijn aard als spoedeisend moet worden aangemerkt. De voorzieningenrechter ziet in hetgeen partijen naar voren hebben gebracht geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. Voorts zal het F1-evenement begin september 2022 plaatsvinden waardoor er voordien behoefte bestaat aan duidelijkheid. De voorzieningenrechter acht het spoedeisend belang dan ook aanwezig voor wat betreft de vorderingen die zien op de verkoop c.a. in 2022. Voor zover het betreft de verkoop c.a. in 2023 ontbreekt het spoedeisend belang.
Ten gronde
Vordering I & IV: staken ongeautoriseerde verkoop, verspreiding van toegangskaarten en het maken van reclame
4.2.
DGP stelt dat PST c.s. (ongeautoriseerd) toegangskaarten voor het F1-evenement verkoopt en verspreidt en daarmee in strijd handelt met de algemene voorwaarden en onrechtmatig handelt tegenover DGP. PST c.s. heeft in reactie daarop medegedeeld dat zij de verkoop heeft gestaakt nadat zij door haar kaartenvoorraad heen was.
4.3.
DGP heeft niet gemotiveerd betwist dat PST c.s. haar voorraad toegangskaarten inmiddels geheel heeft verkocht. Uit hetgeen in overweging 2.8 is vermeld volgt dat de toegangskaarten op dit moment mogelijk nog niet zijn geleverd aan de eindgebruikers.
De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat de afnemers van de hospitality pakketten mét tickets krachtens hun met PST c.s. gesloten overeenkomsten een rechtstreeks, tegen de ticket leverancier van PST c.s., in te roepen recht op levering van de toegangskaarten heeft verkregen. In zoverre kan wat betreft de uitlevering van de toegangskaarten, niet van een ‘verdere verspreiding’ door PST c.s. worden gesproken. Aldus bezien moet worden geoordeeld dat DGP geen belang (meer) heeft bij toewijzing van de vordering sub I. Daarmee ontbreekt ook het belang bij het sub IV vermelde verbod op het maken van reclame voor de toegangskaarten. Deze vorderingen worden daarom afgewezen.
Vordering II: staken inbreuk op merkenrechten
4.4.
DGP stelt dat PST c.s. met de verkoop en het gebruik van de toegangskaarten in de context van haar hospitality arrangementen inbreuk maakt op de woordmerken ‘DUTCH GRAND PRIX’ en ‘FORMULA 1 DUTCH GRAND PRIX’ van Formula One Licensing, waarop DGP het exclusieve gebruiksrecht heeft in de Benelux. DGP is contractueel gerechtigd de merkenrenrechten te handhaven tegenover derden. Zij stelt dat PST c.s. tekens gebruikt die identiek zijn aan de woordmerken voor de promotie en verkoop van identieke waren als waarvoor de merken zijn ingeschreven, namelijk toegangskaarten tot sportevenementen. Volgens DGP ligt verwarringsgevaar op de loer, nu het redelijkerwijs valt te verwachten dat PST c.s. aangezien wordt als ‘erkende reseller’ terwijl dat niet het geval is. Verder stelt DGP dat PST c.s. probeert mee te liften op het succes van Dutch Grand Prix. DGP wenst niet met PST c.s. te worden geassocieerd, aangezien laatstgenoemde volgens DGP ‘woekerprijzen’ hanteert en zij het evenement toegankelijk voor iedereen wil houden.
4.5.
PST c.s. voert in reactie hierop aan dat de woordmerken niet kwalificeren als ‘merken’ in de zin van artikel 2.1 BVIE omdat zij beschrijvend zijn als gevolg waarvan zij een nietigheidsactie overweegt. Daarnaast zijn de merkenrechten volgens PST c.s. uitgeput en staat het haar daarom vrij om (voor haar hospitality diensten) te adverteren met gebruikmaking van de woordmerken.
4.6.
In het midden kan blijven of een nietigheidsactie tegen de woordmerken succes zal hebben. Ook indien wordt uitgegaan van de geldigheid van het merk is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake van merkinbreuk, gelet op het volgende.
4.7.
De vorderingen van PST c.s. richten zich niet tegen het gebruik van de woordmerken op de toegangskaarten zelf, maar tegen het feit dat PST c.s. ter promotie van de (door)verkoop van de toegangskaarten gebruik maakt van de woordmerken. Nu die doorverkoop en de reclame daarvoor inmiddels is gestaakt kan de gestelde merkinbreuk als grondslag voor de daartegen gerichte vorderingen onbesproken blijven. Aan de orde is nog wel de vraag of het gebruik van de woordmerken in de context van (aanprijzing van) de hospitality arrangementen toelaatbaar is. Daaromtrent wordt het volgende overwogen.
4.8.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de toegangskaarten die PST c.s. in die context gebruikt, officiële kaarten zijn en voor het eerst door Formula One Licensing en DGP, althans met diens toestemming, in de Europese Economische Ruimte in de handel zijn gebracht (zie: overweging 2.8). Daarmee zijn de merkrechten in beginsel ‘uitgeput’.
4.9.
De uitputtingsbepaling in artikel 2.23 lid 3 BVIE maakt het mogelijk om de woordmerken in de context van aanbieding van een hospitality-dienst te gebruiken, met dien verstande dat de wederverkoper de verplichting heeft loyaal te handelen tegenover de gerechtvaardigde belangen van de merkhouder (vgl. HR 10 juli 2009, ECLI:NL:HR:2009: BI2335 (
G-star/Makro), r.o. 3.5). Het gebruik van het merk moet als ‘niet-loyaal’ worden gekwalificeerd als, kort samengevat, de wederverkoper het merk zo gebruikt (i) dat de indruk kan ontstaan dat een commerciële band tussen hem en de merkhouder bestaat, of (ii) op een wijze die niet overeenstemt met de in de branche van de wederverkoper gebruikelijke wijze van adverteren, dan wel (iii) op een zodanige wijze dat de merkhouder kan aantonen dat, in de bijzondere omstandigheden van het geval, het gebruik van het merk in de context van de bedrijfsvoering van de wederverkoper de reputatie van het merk ernstig schaadt (vgl. HvJEU 23 februari 1991, ECLI:EU:C:1999:82 (
BMW/Deenink) & HvJEU 4 november 1997, ECLI:EU:C:1997:517 (
Dior/Evora)).
4.10.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft DGP niet voldoende onderbouwd dat PST de woordmerken aldus gebruikt.
Zo is niet concreet aangegeven hoe de indruk kan ontstaan dat tussen DGP enerzijds en PST c.s. anderzijds een commerciële band zou bestaan, laat staan dat het relevante publiek een dergelijke band zou veronderstellen. Mede gelet op de onderbouwde betwisting van PST c.s. had het op de weg van DGP gelegen om haar stellingen in dit verband nader te onderbouwen. Voorts is niet betwist dat PST c.s. de toegangskaarten op een gebruikelijke wijze heeft geadverteerd en blijkt uit de door PST c.s. overgelegde stukken dat haar wijze van adverteren wel degelijk gebruikelijk is. Ook heeft DGP onvoldoende aannemelijk gemaakt hoe het enkele gebruik van de woordmerken in de advertenties de reputatie van het merk ernstig zou schaden. Het voorgaande brengt mee dat DGP geen gegronde reden heeft zich te verzetten tegen het gebruik van het merk en dat een merkinbreuk niet kan worden aangenomen. Haar vordering sub II is daarom niet toewijsbaar.
Vordering III: staken inbreuk op handelsnaam
4.11.
DGP beroept zich voorts op artikel 5 Handelsnaamwet en stelt dat PST c.s. onrechtmatig handelt door de identieke handelsnaam ‘Dutch Grand Prix’ te gebruiken, hetgeen kan leiden tot (indirect) verwarring tussen de ondernemingen. PST c.s. betwist dat zij de handelsnaam gebruikt als naam voor haar onderneming.
4.12.
De voorzieningenrechter volgt DGP niet in haar stelling dat PST c.s. de aanduiding ‘Dutch Grand Prix’ gebruikt als naam waaronder zij haar onderneming(en) voert. Uit de door DGP overgelegde stukken blijkt geenszins dat PST c.s. onder deze handelsnaam deelneemt aan het economisch verkeer. Het enkele feit dat PST c.s. gebruik maakt van de aanduiding ‘Dutch Grand Prix’ in de context van het in de markt zetten van haar hospitality-arrangement is daarvoor onvoldoende. Vordering sub III is dus ook niet toewijsbaar.
Vordering V: inzage en afgifte klantgegevens
4.13.
DGP heeft haar vordering tot het verstrekken van inzage in en afgifte van een lijst met klantengegevens gebaseerd op de stelling dat PST c.s. met de ongeautoriseerde verkoop van kaarten voor het F1-evenement onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld en dat die afgifte proportioneel is om haar (DGP) in staat te stellen tegen dat handelen op te treden.
Zij heeft ter onderbouwing onder meer het volgende aangevoerd.
4.14.
Voor zover de door PST verkochte toegangskaarten als een recht aan toonder gekwalificeerd moeten worden, kan de aan de toegangskaart verbonden overdrachtsbeperking op grond van artikel 6:146 lid 1 aan de verkrijger en diens rechtsopvolger worden tegengeworpen omdat de overdrachtsbeperking “uit het papier kenbaar is”. Volgens DGP is dat het geval, aangezien op de toegangskaarten uitdrukkelijk wordt vermeld dat overdracht van dat ticket aan een derde verboden is, tenzij dat via één van de erkende resellers geschiedt zoals omschreven in de algemene voorwaarden.
Indien PST c.s. de tickets niet zelf heeft gekocht van DGP of een reseller, dan geldt dat zij “ongeldige” tickets in haar bezit heeft. De rechten die volgen uit de tickets zijn dan immers niet overgegaan op DGP. Laatstgenoemde verkoopt dan ongeldige tickets aan haar kopers en handelt daarmee onrechtmatig jegens DGP.
4.15.
De overdrachtsbeperking heeft volgens DGP tot doel om woekerprijzen tegen te gaan, die bij ongeautoriseerde doorverkoop veelal worden gehanteerd. DGP meent dat PST c.s. met de hoge prijzen die zij bij de doorverkoop hanteert in strijd handelt met het doel dat DGP voor ogen heeft. Verkoop van F1-tickets tegen woekerprijzen brengt voorts schade toe aan het imago van DGP, doordat kopers [gedaagde] c.s. met DGP zullen associëren. Daarbij zullen deze tickets door DGP ongeldig worden gemaakt. DGP zal de kopers van die tickets daarmee moeten confronteren aan de toegang van het F1-evenement en zit vervolgens met de gebakken peren. Ook dit zal tot imagoschade voor DGP leiden.
4.16.
DGP heeft ook nog opgemerkt dat [gedaagde] c.s. weekendtickets aanbiedt die alleen toegang zouden verlenen voor de vrijdag, alleen de zaterdag of alleen de zondag. Dit is onrechtmatig (o.a.) omdat er helemaal geen losse tickets voor de vrijdag worden aangeboden of verkocht door DGP. Dit kan dus enkel betekenen dat [gedaagde] c.s. de weekendtickets die zij heeft ingekocht, heeft gesplitst en vervolgens heeft doorverkocht met de vermelding dat het om tickets zou gaan die slechts voor één dag geldig zijn. Het ticket dat [gedaagde] c.s. als dag-ticket verkoopt, geeft echter het hele weekend recht op toegang tot het evenement. Door weekendtickets als dag-tickets te verkopen zal een dag-ticket als het ware als weekend-ticket kunnen worden gebruikt. Met als gevolg dat men zal proberen een ticket twee keer of vaker te gebruiken. Het ticket wordt echter na de eerste keer scannen geblokkeerd voor verder gebruik. Het gevolg daarvan is dat consumenten die daarna komen met hetzelfde ticket, de toegang zal worden geweigerd, ondanks dat zij denken een origineel ticket te hebben gekocht, en dat ook nog eens tegen betaling van een ‘woekerprijs’. DGP is degene die deze boodschap aan de betreffende consumenten mag brengen.
4.17.
Tot slot heeft DGP opgemerkt dat zij de veiligheid op het circuit tijdens de Dutch Grand Prix zoveel mogelijk wenst te waarborgen. Die veiligheid kan zij maximaliseren wanneer zij bepaalde bezoekers kan weren. Gedacht moet daarbij worden aan bezoekers die zich tijdens eerdere evenementen hebben misdragen. Door de ongeautoriseerde doorverkoop van [gedaagde] c.s. bestaat er een kans dat dergelijke bezoekers toch weer hun weg tot de Dutch Grand Prix weten te vinden. PST c.s. handelt ook om die reden onrechtmatig jegens DGP en dit kan haar worden toegerekend.
4.18.
PST c.s. heeft een en ander bestreden. Zij betwist dat zij de toegangskaarten voor ‘woekerprijzen’ verkoopt en voert aan dat zij kostprijs van de toegangskaarten verwerkt in de prijzen van haar hospitality pakketten, die uit veel meer bestaan dan alleen de kaarten.
PST c.s. stelt dat zij de door haar verkochte hospitality pakketten en tickets heeft verkocht aan kopers die het juist te doen is om de extra dienstverlening: zij willen met hun zakelijke relaties een dag of weekend doorbrengen in de marge van het F1-evenement en socializen onder het genot van spijs en drank. Het business model van PST voorziet daarin door deze gasten gedurende het Formule 1 weekend te ontvangen in een daartoe ingerichte strandtent op het strand van Zandvoort. PST heeft in de voorbereidingen van het evenement, los van de kaarten, circa € 200.000,- geïnvesteerd.
4.19.
Voorts betwist PST c.s. dat de door haar aangeboden toegangskaarten (e-tickets) op naam zijn gesteld. Zij heeft in dit verband een e-mail overgelegd waaruit blijkt dat de toegangskaarten niet op naam van de bezoeker staan, maar op naam van ‘Platinium’, een partij gelieerd aan de FIA. Hoe de tickets precies bij haar leverancier zijn uitgekomen weet PST c.s. niet, maar wel dat het om tickets gaat die op legale wijze op de markt zijn gebracht en in verschillende buitenlanden worden verhandeld, al dan niet in combinatie met hospitalitydiensten. De leverancier heeft PST c.s. niet gewezen op de algemene voorwaarden, laat staan dat deze zijn aanvaard. Sterker nog, deze leverancier weet dat de betreffende tickets deel zullen uitmaken van hospitality pakketten en in dat kader zullen worden doorverkocht, zoals hij ook zelf de tickets heeft doorverkocht, zoals gebeurt in alle landen waar een Grand Prix plaatsvindt.
4.20.
PST c.s. stelt tegen deze achtergrond dat DGP wéét dat haar bewering dat iedere bezoeker met een illegaal overgedragen ticket de toegang zal worden geweigerd, niet juist is. Veel tickets zijn niet op naam gesteld, waardoor er bij toegangverlening niets anders dan de barcode te controleren valt.
4.21.
PTS c.s. erkent dat zij heeft geadverteerd met tickets voor alleen de vrijdag, maar stelt dat zij in werkelijkheid alleen tickets voor zaterdag/zondag, tickets voor alleen de zondag en tickets voor het hele weekend heeft verkocht. Zij heeft dus geen tickets gesplitst. DGP hoeft er dan ook niet voor te vrezen dat zij te maken krijgt met tickethouders die tickets aanbieden waarmee zij geen toegang krijgen omdat hetzelfde ticket al eerder door een andere koper ter controle is aangeboden.
PST c.s. stelt dat zij en haar aandeelhouders de afgelopen jaren een groot zakelijk netwerk hebben opgebouwd dat een groot vertrouwen in hen als reis- en eventorganisatie heeft (getuige de reviews van gemiddeld 9,6.). Zij kunnen het zich gewoonweg niet veroorloven om een ticket aan een klant te verschaffen waarmee deze geen toegang krijgt. Dat zou een blamage voor PST c.s. zijn en zou haar reputatie van betrouwbare handelspartner ernstig schaden. Dat wil PST c.s. hoe dan ook voorkomen.
4.22.
PST c.s. heeft er tenslotte nog op gehamerd dat een ticketdistributeur, die bij een groot evenement als de F1 door verkooprestricties een gesloten distributiestelsel wil invoeren en handhaven, ervoor moet zorgen dat dit systeem waterdicht is. Dat is het volgens PST c.s. niet. Er komen gedurende het F1-evenement meer dan 300.000 mensen het F1-terrein op. Dutch Grand Prix is niet in staat de distributie van toegangskaarten goed te regelen. Door de FIA worden de kaarten in Frankrijk neergelegd, maar zij komen ook in Oostenrijk, Hongarije en de rest van Europa terecht. Er zijn reeksen bedrijven in binnen- en buitenland die de kaarten ongeautoriseerd aanbieden. PST c.s. wordt als enige gedagvaard door DPG. DGP pretendeert wel dat zij ook de andere partijen gaat aanpakken, maar daar is tot op heden niets van te merken, aldus PST c.s.
4.23.
De voorzieningenrechter oordeelt omtrent een en ander als volgt.
4.24.
De voorzieningenrechter neemt veronderstellenderwijs aan dat DGP de beperking van de overdraagbaarheid van het ticket tegen ongeautoriseerde wederverkopers en tegen de tickethouder mag inroepen. De vraag ligt dan voor of DGP in de onderhavige constellatie:
a. dat ook feitelijk kan doen,
b. een reëel belang heeft om dat te willen doen, en
c. zo ja, of dat belang groot genoeg is om PST te dwingen om de verlangde gegevens te verschaffen.
Ad a.
4.25.
De voorzieningenrechter stelt vast dat DGP niet heeft weersproken dat de toegangskaarten die enkele dagen voor het evenement aan de hospitality klanten van PST c.s. worden toegezonden niet op naam zijn gesteld. De voorzieningenrechter ziet dan ook niet in hoe DGP de houders van die tickets anders of verdergaand kan controleren dan door het scannen van de barcode op de kaarten. Voor zover daarbij sprake is van dubbel gebruik van tickets als door DGP gesteld, zal de gebruiker die het laatst toegang zoekt bij de scanner niet het groene licht krijgen en niet worden toegelaten. Dan heeft niet alleen die gebruiker maar ook PST c.s. een probleem. De voorzieningenrechter acht niet aannemelijk dat PST dit risico wil lopen, want daarmee zou zij haar eigen business model ernstig ondergraven. De voorzieningenrechter acht de door DGP op dit punt geuite vrees voor problemen (zie: overweging 4.16) dan ook niet reëel.
Ad b.
4.26.
De voorzieningenrechter acht het niet aannemelijk dat de controle van de toegangskaarten in de praktijk meer zal omvatten dan het scannen van een barcode.
De voorzieningenrechter heeft daarbij voor ogen dat de primaire zorg van de voor de toegangverlening verantwoordelijke organisatoren, gedurende de drie dagen van het inmiddels uitverkochte evenement, zal zijn om de 105.000 bezoekers per dag, waarmee rekening wordt gehouden, veilig en tijdig binnen te krijgen. Dat belang moet en zal zo zwaarwegend zijn dat andere belangen, zoals het handhaven van het gesloten distributiestelsel door het weren van bezoekers die in het bezit zijn van kaarten die via ongeautoriseerde kanalen zijn aangeschaft, daarbij in het niet vallen.
Dat is temeer aannemelijk nu onweersproken is gebleven dat een reeks van ongeautoriseerde wederverkopers in binnen- en buitenland tot op heden door DGP ongemoeid zijn gelaten en kennelijk zelfs in de binnenste ring van wederverkopers partijen zitten, die zich aan de verkooprestricties in de algemene voorwaarden weinig gelegen laten liggen.
Ad c.
4.27.
Ook deze vraag moet ontkennend worden beantwoord. Daarvoor is het volgende redengevend.
  • Aannemelijk is dat alle door PST c.s. verkochte tickets uiteindelijk door DGP zijn uitgegeven en corresponderen met een in het systeem van DGP voorkomende barcode die bij het scannen van het ticket eenmalig toegang geeft tot het terrein voor de dagen waarvoor dit ticket blijkens de daarop aangebrachte vermelding is uitgegeven. DGP zal voor die tickets volledig betaald zijn.
  • De prijzen waarvoor PST de tickets heeft ingekocht, zijn niet zoveel hoger dan de officiële prijzen waarvoor de tickets door DGP in de markt worden gezet, zodat van woekerpraktijken in zoverre niet kan worden gesproken.
  • Ook kan niet worden gezegd dat de prijzen waarvoor PST c.s. het hospitality arrangement in de markt zet een verkapte woekerprijs voor de tickets bevatten. De door DGP daaromtrent ter zitting gemaakte opmerkingen zijn slagen in de lucht en geven er niet blijk van dat DGP zich in dit aspect van de zaak vóór het uitbrengen van de dagvaarding ook maar enigszins heeft verdiept.
  • Voor zover DGP haar actie tegen PST c.s. heeft gemotiveerd met het belang dat moet worden voorkomen dat consumenten worden benadeeld, is twijfelachtig of dát belang haar optreden tegen PST kan rechtvaardigen. Het is de voorzieningenrechter niet geheel duidelijk wat DGP voorafgaand aan het evenement met de verlangde gegevens wil, maar het lijkt er niet op dat zij daarbij het belang van het beperken van de ticketprijs voor de gewone consument voor ogen heeft.
De voorzieningenechter acht in dit verband van betekenis dat door DGP onweersproken is gelaten dat een door haar erkende reseller een met PST’s arrangement vergelijkbaar hospitality-arrangement in de markt zet voor € 1.600,-. De voorzieningenrechter kan zich daarom niet aan de indruk onttrekken dat DGP bij het instellen van de onderhavige actie niet zozeer wordt gedreven door de wens om de tickets voor een breed publiek betaalbaar te houden, maar door de wens om het uit haar monopolie voortvloeiende concurrentievoordeel in stand te houden.
Afsluitend
4.28.
Met het in stand houden van een gesloten verkoopsysteem kan een maatschappelijk belang gemoeid zijn. Bij de handhaving van een dergelijk systeem moet de proportionaliteit van de daartoe in te zetten handhavingsmaatregelen echter wel in het oog worden gehouden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat, bezien vanuit dat oogpunt, toewijzing van de vordering sub V op dit moment te ver gaat. De voorzieningenrechter sluit niet uit dat DGP die gegevens zal gebruiken om zich rechtstreeks tot de afnemers van de hospitality arrangementen van PST te wenden met waarschuwingen dat zij er niet op kunnen rekenen dat zij met het in hun bezit zijnde ticket ongehinderd toegang tot het evenement kunnen krijgen. Dat zou tot grote schade aan de bedrijfsvoering van PST kunnen leiden, die door de hier aan de orde zijnde belangen van DGP, naar uit het voorgaande volgt, geenszins wordt gerechtvaardigd. Dat geldt temeer nu het, gelet op hetgeen daaromtrent ter zitting is gezegd, zeer de vraag is of het voor DGP binnen de EU überhaupt mogelijk is om de pretentie, dat zij een gesloten verkoopsysteem hanteert, waar te maken en, zo ja, in hoeverre zij daarin is geslaagd. Vooralsnog lijkt het systeem bepaald niet waterdicht en lijken vooral buitenlandse partijen onbelemmerd hun gang te kunnen gaan.
Slotsom en kosten
4.29.
Het voorgaande voert tot de slotsom dat geen van de vorderingen voor toewijzing vatbaar is.
4.30.
DGP zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. PST c.s. heeft aanspraak gemaakt op een volledige proceskostenveroordeling ex. artikel 1019h Rv en begroot haar kosten in dit verband op € 7.780,50 (excl. BTW). DGP heeft de hoogte van de advocaatkosten van PST c.s. niet bestreden. PST c.s. heeft de vereiste kostenspecificatie overgelegd, maar heeft nagelaten aan te geven welk deel van de proceskosten ziet op haar verweer tegen de IE-grondslagen en welk deel niet. De voorzieningenrechter zal ambtshalve hiervan een schatting maken. Gelet op de processtukken en hetgeen bij pleidooi aan de orde is gekomen, zal de voorzieningenrechter het niet-IE-deel bepalen op 50%. Daarop wordt het standaard liquidatietarief toegepast. Voor het IE-deel van 50% geldt dat sprake is van een eenvoudig kort geding, waarvoor het indicatietarief van maximaal € 6.000 geldt. De advocaatkosten van PST c.s. van € 3.890,25 (50% van € 7.780,50) blijven ruimschoots onder dit maximum. Deze kosten zullen als zijnde redelijke en evenredige proceskosten ex artikel 1019h Rv integraal worden toegewezen. Daarnaast zal 50% van het toepasselijke liquidatietarief (€ 1.016,-) worden toegewezen, te weten een bedrag van € 508,-.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt DGP in de proceskosten op basis van artikel 1019h Rv alsmede het toepasselijke liquidatietarief, tot vandaag aan de zijde van PST c.s. begroot op € 4.398,25;
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. F.J.G. Hulsbergen op 29 augustus 2022. [1]

Voetnoten

1.Conc.: 1685