ECLI:NL:RBNHO:2022:7843

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
31 augustus 2022
Zaaknummer
9425011
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door sloopwerkzaamheden en causaal verband

In deze zaak vorderden eisers, [eiser sub 1] c.s., schadevergoeding van RVR Hoofddorp B.V. wegens schade aan hun woning die zou zijn veroorzaakt door sloopwerkzaamheden uitgevoerd door RVR in opdracht van Schiphol Real Estate. De eisers stelden dat de schade, waaronder scheurvorming in de muren, het gevolg was van de werkzaamheden van RVR. De kantonrechter oordeelde dat RVR onrechtmatig had gehandeld door schade aan de woning te veroorzaken. De rechter stelde vast dat er een causaal verband bestond tussen de werkzaamheden en de schade, en dat RVR aansprakelijk was voor een deel van de herstelkosten. De kantonrechter volgde de bevindingen van twee deskundigen die de schade hadden beoordeeld en kwam tot de conclusie dat RVR aansprakelijk was voor een bedrag van € 4.443,12, te vermeerderen met wettelijke rente. Daarnaast werd RVR veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat eisers onvoldoende bewijs hadden geleverd van de gemaakte kosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9425011 \ CV EXPL 21-6004
Uitspraakdatum: 23 maart 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser sub 1]

2.
[eiser sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
verder te noemen: [eiser sub 1] c.s.
gemachtigde: mr. Y.H.M. van Mierlo
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RVR Hoofddorp B.V.
gevestigd te Hoofddorp
gedaagde
verder te noemen: RVR
gemachtigde: mr. C. de Nijs

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser sub 1] c.s. heeft bij dagvaarding van 23 augustus 2021 een vordering tegen RVR ingesteld. RVR heef schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 21 februari 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. RVR heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.

2.De feiten

2.1.
[eiser sub 1] c.s. woont aan [adres] in een twee-onder-een-kap-dijkwoning uit de jaren dertig (hierna: de woning). De woning is in 2014 gerenoveerd. Bij deze renovatie is de woning opnieuw gestuct en is het metselwerk aan de buitenkant gerepareerd en vervangen.
2.2.
Begin 2020 heeft RVR in opdracht van Schiphol Real Estate (hierna: Schiphol) in de buurt van de woning (ontruimings)werkzaamheden uitgevoerd. Daarbij ging het volgens Schiphol onder meer over het “wegnemen van oude funderingen”. Kort na aanvang heeft een aantal omwonenden, onder wie [eiser sub 1] c.s., aangegeven overlast te ervaren van de werkzaamheden. RVR heeft de werkzaamheden daarop stilgelegd.
2.3.
Op 10 februari 2020 is een medewerking van Schiphol, samen met RVR, ter plaatse geweest. Schiphol en RVR zijn toen gekomen tot een mogelijke oplossing om overlast te voorkomen door middel van een werkwijze die minder trillingen veroorzaakt.
2.4.
Na hervatting van de werkzaamheden heeft [eiser sub 1] c.s. te kennen gegeven nog altijd overlast te ervaren. Schiphol heeft daarop de werkzaamheden opnieuw stilgelegd. Schiphol heeft daarbij aangegeven dat [eiser sub 1] c.s. zich voor schademeldingen en/of aansprakelijkheidsstellingen kan wenden tot RVR.
2.5.
Op meerdere plaatsen op de buitenmuur en in het wandstucwerk van de woning is sprake van scheurvorming.
2.6.
Op 24 februari 2020 heeft [eiser sub 1] c.s. RVR aansprakelijk gesteld voor de schade die door de uitgevoerde werkzaamheden is veroorzaakt.
2.7.
Naar aanleiding van de aansprakelijkstelling heeft de werkmaterieelverzekeraar van RVR schade-expertisebureau Q&S ingeschakeld. Op 6 oktober 2020 heeft dit bureau een eindrapport opgesteld. Blijkens een e-mailbericht van 7 september 2020 worden de “
causale gebreken” aan de woning door Q&S als volgt begroot:
- de kosten voor herstel van de verticale scheur in de zijgevel begroten wij op € 900,00 inclusief BTW. Op andere plekken in de gevel constateerden wij inderdaad losgeraakte voegen. Dit is echter ontstaan onder invloed van veroudering (invloeden van vocht, vorst etc.)- De verticale scheur in het metselwerk, balkon, is recent verergerd. De kosten voor het deel verergering begroten wij op € 1.650,00 inclusief BTW;- Alle door ons geconstateerde gebreken in het souterrain hebben duidelijk een historisch karakter. Enerzijds is sprake van ernstige aantasting door betonrot. Verder zijn de scheuren vervuild en hebben afgeronde randen hetgeen duidt op een toedracht en oorzaak van eerdere datum. Daarbij constateerden dat historische gebreken hersteld zijn;- De kosten voor herstel van de scheuren en het sauswerk op de 1e verdieping begroten wij ook totaal € 450,00 inclusief btw.
2.8.
[eiser sub 1] c.s. heeft aangegeven het niet met de begroting van Q&S eens te zijn en heeft een offerte opgevraagd bij IJbouw B.V (hierna: IJbouw). In die offerte van 26 november 2020 wordt een bedrag van € 10.110,01 exclusief btw aan herstelkosten genoemd.
2.9.
De verzekeraar van RVR heeft geen aansprakelijkheid erkend omdat de schade niet met werkmaterieel van RVR is veroorzaakt.
2.10.
In opdracht van [eiser sub 1] c.s. heeft Jabjo advies & expertise een expertiserapport opgesteld. In haar rapport van 6 mei 2021 wordt geconcludeerd dat de geconstateerde schade deels te wijten is aan de uitgevoerde sloopwerkzaamheden. Onder “
indicatie herstelkosten” is vermeld:
Er is reeds een offerte uitgebracht voor het herstel van de aanwezige schade. Hieruit kunnen enkele kosten direct overgenomen worden. (…) Echter is de schade niet volledig te wijten aan de sloopwerkzaamheden (…) Als er uit wordt gegaan van onderstaande geoffreerde bedragen, is er een relevant schadebedrag van € 8.886,24. Als daarbij een dekking van 50% gehanteerd wordt vanwege de verergerde aard van de schade (dus niet volledig te wijten aan), komt men uit op een bedrag van € 4.443,12. Gelet op het feit dat hierbij meerdere schadepunten zijn meegenomen ten opzichte van het rapport van Q&S, is dit bedrag in verhouding tot het eerder genoemde schadebedrag reëel.
- Herstel voorgevel (voegwerk en vervangen van stenen) € 783,00
- Herstel zijgevel (voegwerk en vervangen van stenen) € 718,00
- Herstel achtergevel (voegwerk en vervangen stenen) € 3.757,00
- Herstel binnenwand, bovenverdieping (herstel + schilderwerk) € 776,00
- Herstel wand souterrain (fixeren + herstel) € 335,00
- Afdekken, steigerhuur, plaatsing en overige kosten € 975,00
Subtotaal: € 8.886,24BTW 21% € 1542,24Totaal: € 8.886,24.
2.11.
Op 6 mei 2021 heeft [eiser sub 1] c.s. de verzekeraar van RVR gesommeerd tot vergoeding van de schade over te gaan. Deze concludeert dat de schade niet is verzekerd.
2.12.
Op 10 augustus 2021 heeft [eiser sub 1] c.s. RVR verzocht over te gaan tot betaling van € 4.443,12.
2.13.
RVR heeft niets aan [eiser sub 1] c.s. betaald.

3.De vordering

3.1.
[eiser sub 1] c.s. vordert dat de kantonrechter:
- voor recht verklaart dat RVR aansprakelijk is voor de schade die RVR heeft veroorzaakt aan de woning van [eiser sub 1] c.s.;
- RVR veroordeelt tot betaling van € 10.110,01 aan hoofdsom en € 876,10 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente, proceskosten en nakosten.
3.2.
[eiser sub 1] c.s. legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat er een causaal verband bestaat tussen de schade aan de woning en het handelen van RVR. Dit is door twee onafhankelijke deskundigen vastgesteld. De totale herstelkosten ad € 10.110,01 zijn berekend door een onafhankelijk bouwbedrijf.

4.Het verweer

4.1.
RVR betwist de vordering. Zij voert aan dat zij zorgvuldig te werk is gegaan en dat niet vast staat dat er een verband is tussen haar handelen en de gestelde schade. Daarnaast betwist RVR dat de offerte van IJbouw als onderbouwing van de schade kan dienen.

5.De beoordeling

Onrechtmatig?
5.1.
[eiser sub 1] c.s. legt aan haar vorderingen ten grondslag dat RVR onrechtmatig heeft gehandeld. Het is aan [eiser sub 1] c.s. om daarvan bewijs te leveren.
5.2.
De kantonrechter stelt voorop dat van degene die (sloop)werkzaamheden gaat verrichten, de nodige zorgvuldigheid mag worden verwacht om het ontstaan van schade aan de eigendommen van derden te voorkomen. Indien door de werkzaamheden toch schade ontstaat dan is daarmee in beginsel de onrechtmatigheid gegeven. De kantonrechter zal daarom eerst beoordelen of de gestelde schade het gevolg is van de werkzaamheden van RVR.
Hebben de werkzaamheden tot scheurvorming geleid (causaal verband)?
5.3.
Vast staat dat sprake is van scheurvorming. RVR voert aan dat deze scheuren een andere oorzaak kunnen hebben. Volgens haar is er in elk geval geen bewijs dat haar werkzaamheden tot schade bij [eiser sub 1] c.s. hebben geleid. De kantonrechter volgt RVR daarin niet. Daarvoor is het volgende van belang.
5.4.
Vast staat dat de woning in 2014 is gerenoveerd. Daarbij zijn de muren van de woning opnieuw gestuct en is metselwerk gerepareerd of vervangen. Aangenomen mag worden dat de scheuren toen niet aanwezig waren. Uiteraard betekent dit niet zonder meer dat de scheuren het gevolg zijn van de werkzaamheden van RVR. Er is immers sprake van een oude woning die is gefundeerd op stroken (dus niet op palen) en die op een dijklichaam staat. Aannemelijk is dat in dergelijke woningen ook zonder invloeden van buitenaf in de loop der tijd wel scheuren ontstaan. In dit geval kunnen ook invloeden als het drukke wegverkeer of de verlegging van de rijksweg A9, zoals door RVR is betoogd, hierbij een rol spelen. De kantonrechter is echter van oordeel dat [eiser sub 1] c.s. voldoende heeft onderbouwd dat een deel van de scheuren die hij nu wil repareren, wel door RVR is veroorzaakt. Zowel het rapport van Q&S als dat van Jabjo bieden hiervoor aanknopingspunten. Zo wordt in het rapport van Q&S gesproken over
“causale gebreken”en wordt gesteld: “
Gezien de twee toelichtingen van verzekerde (…) en gezien onze bevindingen op locatie blijkt dat op het dijklichaam met behulp van een ingehuurde kraan diverse betonnen elementen, welke zich nog op het dijklichaam bevonden, werden verbroken.
(…) Wij kunnen ons voorstellen dat dit onderdeel van het werk tot trilling leidde in het dijklichaam, hetgeen ook door de tegenpartijen kon worden ervaren. (…) De trillingen welke zijn ontstaan tijdens het verbreken van bouwmaterialen met behulp van de genoemde ingehuurde kraan kunnen van invloed zijn geweest op de omvang van de door ons geconstateerde gebreken”.In het rapport van Jabjo wordt ook een onderscheid gemaakt tussen al aanwezige schade en nieuwe schade. Hierin staat onder meer:
“Hoewel de scheuren in sommige gevallen door zetting en/of ouderdom zijn veroorzaakt zijn sommige scheuren ook verergerd door de sloopwerkzaamheden. Het metselwerk is 6 jaar geleden hersteld en ook op de herstelde punten zijn voegen en gevelstenen gescheurd. De scheuren in het souterrain zijn voornamelijk oud (…) Echter is 1 scheur in een wand in het midden van de ruimte door en door gescheurd. Deze is verergerd door de werkzaamheden. De scheur is niet vervuild en er liggen ook pas losgekomen delen van de wand naast. (…) Ik deel de conclusie en bevindingen van Q&S. Echter ik ben van mening dat de scheur in de zijgevel ook deels te wijten is aan de sloopwerkzaamheden, aangezien er ook relatief nieuw metsel en voegwerk gescheurd is. Ook de door en door gescheurde wand in het souterrain voeg ik aan deze bevindingen toe, aangezien het hier wel om een nieuwe scheur gaat. De scheur is van een dermate omvang dat deze naar alle waarschijnlijkheid al in een mindere mate aanwezig was.Jabjo concludeert:
De geconstateerde schade is deels te wijten aan de uitgevoerde sloopwerkzaamheden.
5.5.
De kantonrechter is van oordeel dat op grond van deze bevindingen voldoende vast staat RVR met de werkzaamheden schade aan de woning heeft veroorzaakt of vergroot. RVR heeft daar onvoldoende tegenover gezet.
5.6.
Met de constatering dat de werkzaamheden schade hebben veroorzaakt, staat ook vast dat RVR onrechtmatig heeft gehandeld. Door schade te veroorzaken aan de woning van [eiser sub 1] c.s. maakt RVR immers een inbreuk op het eigendomsrecht van [eiser sub 1] c.s. Voor zover de schade aan de woning van [eiser sub 1] c.s. is veroorzaakt door RVR is zij daarvoor dan ook aansprakelijk. De gevorderde verklaring voor recht kan dan ook worden afgegeven.
De omvang van de schade
5.7.
De volgende vraag is tot welk bedrag RVR aansprakelijk is. Daarbij stelt de kantonrechter voorop dat de rechter bij de begroting van schade een grote mate van vrijheid heeft.
5.8.
[eiser sub 1] c.s. vordert € 10.110,01 en baseert dit bedrag op de offerte van IJbouw. De kantonrechter is van oordeel dat dit bedrag niet kan worden toegewezen. In de offerte van IJbouw wordt namelijk uitgegaan van herstel van alle gebreken. Zoals hiervoor al aan de orde kwam, komt niet alle scheurvorming voor rekening van RVR. [eiser sub 1] c.s. dient zoveel mogelijk in de toestand te worden gebracht waarin hij zou hebben verkeerd wanneer RVR haar werkzaamheden niet zouhebben verricht. Ook in die situatie zou sprake zijn geweest van enige scheurvorming.
5.9.
De kantonrechter ziet aanleiding om voor de begroting van de schade aan te knopen bij het door Jabjo opgestelde rapport. In dit rapport, waarvan de inhoud door RVR onvoldoende gemotiveerd is betwist, wordt immers rekening gehouden met de omstandigheid dat niet alle schade het gevolg is van de werkzaamheden door RVR. Jabjo gaat in het rapport uit van de tarieven uit de offerte van IJbouw, maar heeft niet alle posten uit de offerte overgenomen. Zo heeft Jabjo de posten “voorbereiden en engineeringskosten”, “op kleur brengen stenen” en “coördinatiekosten” niet meegenomen. [eiser sub 1] heeft niet goed uitgelegd waarom deze niet overgenomen posten toch voor rekening van RVR zouden moeten komen. Die posten zullen worden afgewezen.
5.10.
Jabjo komt tot een relevant schadebedrag van € 8.886,24 inclusief btw. Omdat het volgens haar ook gaat om verergering van al bestaande scheuren, heeft zij dit bedrag vervolgens gehalveerd. De kantonrechter zal dit volgen en de door RVR veroorzaakte schade begroten op € 4.443,12. Een dergelijke verdeling doet naar het oordeel van de kantonrechter het meeste recht aan de situatie, omdat wegens het ontbreken van een vooropname de exacte oorzaak van de schade moeilijk aantoonbaar is. Partijen hebben ook onvoldoende aanknopingspunten aangevoerd om tot een ander percentage te komen. Zo heeft RVR weliswaar betoogd dat het wijder en/of langer worden van bestaande scheuren niet of nauwelijks leidt tot verhoging van de herstelkosten, maar zij heeft nagelaten dit concreet te onderbouwen. De kantonrechter gaat hier dan ook aan voorbij. Ook heeft RVR onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de tarieven van IJbouw die door Jabjo zijn gehanteerd niet redelijk zijn. De kantonrechter ziet dan ook geen aanleiding om tot een lager bedrag te komen. Anderzijds heeft [eiser sub 1] c.s. onvoldoende gesteld om tot een hoger bedrag te komen. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat [eiser sub 1] c.s. op 10 augustus 2021 RVR ook heeft verzocht over te gaan tot betaling van € 4.443,12.
Conclusie
5.11.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiser sub 1] c.s. toewijzen tot een bedrag van € 4.443,12. RVR zal ook worden veroordeeld tot betaling van de (niet afzonderlijk betwiste) wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 februari 2020.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.12.
[eiser sub 1] c.s. vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. [eiser sub 1] c.s. heeft echter onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
Proceskosten en nakosten
5.13.
De proceskosten komen voor rekening van RVR, omdat zij in overwegende mate ongelijk krijgt. Daarbij wordt RVR ook veroordeeld tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiser sub 1] c.s. worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis. De gevorderde rente over de proceskosten en nakosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart voor recht dat RVR aansprakelijk is voor de schade die zij heeft veroorzaakt aan de woning van [eiser sub 1] c.s.;
6.2.
veroordeelt RVR tot betaling aan [eiser sub 1] c.s. van € 4.443,12 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 24 januari 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.3.
veroordeelt RVR tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser sub 1] c.s. tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 125,03
griffierecht € 240,00
salaris gemachtigde € 498,00 ,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.4.
veroordeelt RVR tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiser sub 1] c.s. worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter