In deze zaak heeft Flightright GmbH, een rechtspersoon naar Duits recht, een vordering ingesteld tegen KLM Cityhopper B.V. wegens annulering van een vlucht op 9 juni 2019. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Düsseldorf naar Curaçao, met een tussenstop in Amsterdam. De vlucht van Düsseldorf naar Amsterdam werd echter geannuleerd, waardoor de passagier haar aansluitende vlucht miste. Flightright, die de vordering van de passagier had overgenomen, vorderde compensatie van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen en vertragingen. KLM Cityhopper betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die leidden tot capaciteitsreductie op Schiphol. De kantonrechter oordeelde dat KLM Cityhopper niet voldoende had aangetoond dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter concludeerde dat de annulering niet gerechtvaardigd was en dat de vervoerder verplicht was om compensatie te betalen aan Flightright. De vordering tot betaling van de hoofdsom werd toegewezen, evenals de wettelijke rente vanaf de datum waarop de vlucht had moeten aankomen. De vordering tot buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat Flightright onvoldoende had aangetoond dat deze kosten gerechtvaardigd waren. De proceskosten werden toegewezen aan Flightright, aangezien de vervoerder ongelijk kreeg.