ECLI:NL:RBNHO:2022:7852

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 augustus 2022
Publicatiedatum
31 augustus 2022
Zaaknummer
9388270 \ CV EXPL 21-5492
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie luchtvaartvertraging op basis van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, een rechtspersoon naar Duits recht, een vordering ingesteld tegen Lot Polish Airlines Polskie Linie Lotnicze 'Lot', een rechtspersoon naar Pools recht, wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De vordering is ingesteld op 21 juli 2021, naar aanleiding van een vertraging van een vlucht op 24 juli 2019, waarbij de passagier de aansluitende vlucht heeft gemist. AirHelp heeft de vordering gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen. De vervoerder heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een grootschalige storing in de brandstofsystemen op de luchthaven van Schiphol, die leidde tot meerdere nieuwe CTOT's (Calculated Take Off Times). De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder in beginsel gehouden is tot compensatie, maar dat deze verplichting vervalt indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die niet konden worden vermeden. De vervoerder heeft voldoende bewijs geleverd dat de vertraging inderdaad het gevolg was van deze omstandigheden en dat hij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te beperken. De kantonrechter heeft de vordering van AirHelp afgewezen en de proceskosten voor rekening van AirHelp gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9388270 \ CV EXPL 21-5492
Uitspraakdatum: 10 augustus 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar Duits recht
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen: AirHelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar Pools recht
Lot Polish Airlines Polskie Linie Lotnicze “Lot”
gevestigd te Warschau (Polen)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. A. Palicka

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij dagvaarding van 21 juli 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport (AMS), via Frederic Chopin Airport (WAW), Polen, naar Narita International Airport (NRT), Japan, op 24 juli 2019.
2.2.
De vervoerder heeft de vlucht van Amsterdam Schiphol Airport (AMS) naar Frederic Chopin Airport (WAW) met vlucht LO266, (hierna: de vlucht) vertraagd uitgevoerd, waardoor de passagier de aansluitende vlucht heeft gemist. De passagier is omgeboekt naar een alternatieve vlucht.
2.3.
De passagier heeft de gepretendeerde vordering op de vervoerder door middel van cessie overgedragen aan AirHelp.
2.4.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden. De vlucht heeft vertraging opgelopen doordat de luchtverkeersleiding meerdere malen een nieuwe CTOT heeft opgelegd aan de vlucht. De vervoerder voert voorts aan dat hij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te beperken door de passagier om te boeken naar de eerstvolgende beschikbare vlucht.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die hij niet had kunnen vermijden.
5.4.
De vervoerder heeft aangevoerd dat op 24 juli 2019 sprake was van een grootschalige storing in de brandstofsystemen op de luchthaven van Schiphol. De vlucht kreeg meerdere malen, vanwege deze brandstofstoring, een nieuwe CTOT opgelegd. Uiteindelijk mocht de vlucht om 17:00 uur (lokale tijd), met een vertrekvertraging van zes uur en 35 minuten, vanuit Amsterdam-Schiphol Airport vertrekken. De vlucht is vervolgens om 18:51 uur (lokale tijd) aangekomen te Polen. De vervoerder stelt zich op het standpunt dat de brandstofstoring niet kan worden beschouwd als inherent aan de normale uitoefening van de activiteiten van een luchtvaartmaatschappij. Het betreft hier een van buiten komende oorzaak waarop de vervoerder geen invloed kan uitoefenen, aldus de vervoerder.
5.5.
De vervoerder heeft ter onderbouwing van zijn beroep op buitengewone omstandigheden, onder meer, de ‘Flight info LO266’ en de ‘Operational Log’ overgelegd die betrekking hebben op de vlucht. AirHelp betwist niet dat op 24 juli 2019 sprake is geweest van een storing in de brandstofsystemen, maar stelt dat de brandstofstoring niet de oorzaak was van de opgelegde CTOT’s, nu de storing die dag pas plaatsvond om 14:30 uur. De grootschalige storing in de brandstofsystemen kan er zodoende niet toe hebben geleid dat de vlucht in kwestie vertraagd werd uitgevoerd daar de vlucht oorspronkelijk om 10:25 uur lokale tijd gepland stond om te vertrekken, aldus AirHelp. Daarnaast stelt AirHelp dat een vertragingsoorzaak zoals het onderhavige voor rekening en risico van de vervoerder dient te komen. Voorts heeft AirHelp gesteld dat de voorafgaande vlucht (vlucht LO 265) met een vertraging van 55 minuten is uitgevoerd, waardoor de luchtverkeersleiding een later slot aan de vlucht zou hebben opgelegd. De vervoerder heeft hiertegenover echter voldoende onderbouwd dat de vlucht meerdere malen een nieuwe CTOT opgelegd heeft gekregen als gevolg van de brandstofstoring te Schiphol. De vervoerder kan niet zelf beslissen eerder te vertrekken en moet de instructies van de luchtverkeersleiding opvolgen. Niet gebleken is dat de CTOT’s op verzoek van de vervoerder zijn opgelegd. De brandstofstoring en de daaruit voortvloeiende consequenties zijn gelet op het bovenstaande niet te kwalificeren als een gebeurtenis die inherent zijn aan de normale bedrijfsvoering van de vervoerder, zodat het besluit van de luchtverkeersleiding in dit geval een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening oplevert.
5.6.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen dan wel te beperken. De vervoerder heeft aangevoerd dat hij er alles aan heeft gedaan om de gevolgen zo beperkt mogelijk te houden. De vervoerder benadrukt dat hij geen enkel belang heeft bij het vertraagd uitvoeren van vluchten. Bovendien is het ook niet in het belang van de reputatie van de vervoerder om vluchten vertraagd uit te voeren, aldus de vervoerder. Daarnaast voert de vervoerder aan dat hij de passagier heeft omgeboekt naar de eerstvolgende beschikbare vlucht. AirHelp betwist het voornoemde niet. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van AirHelp op grond van artikel 7 van de Verordening wordt dan ook afgewezen.
5.7.
De opmerkingen van partijen over en weer omtrent het wel of niet aanbieden van een compensatie aan andere passagiers die met dezelfde vlucht zouden zijn vervoerd doet niet af aan het bovenstaande en leidt dan ook niet tot een ander oordeel.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van AirHelp, omdat deze ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Airhelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, , kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter