ECLI:NL:RBNHO:2022:7870

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 augustus 2022
Publicatiedatum
1 september 2022
Zaaknummer
96354497 BM VERZ 22-203
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot opheffing van bewind wegens verkwisting en onvoldoende zelfredzaamheid

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, op 22 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van een eerder ingesteld bewind. Betrokkene, die onder bewind staat, heeft verzocht om het bewind op te heffen, omdat hij veel stress ervaart door de verplichtingen die het bewind met zich meebrengt. Hij heeft aangegeven dat hij geen schulden meer heeft en dat het bewind zijn sociale leven negatief beïnvloedt. De bewindvoerder, A.C. Lakeman-Kramer, heeft echter aangegeven dat betrokkene nog niet voldoende zelfredzaam is en dat er nog steeds sprake is van verkwisting. Dit werd onderbouwd door het feit dat betrokkene eerder ontvangen bedragen niet op de afgesproken manier heeft beheerd en dat hij meerdere verzoeken heeft gedaan om extra geld.

Tijdens de mondelinge behandeling op 4 juli 2022 heeft de kantonrechter de situatie van betrokkene beoordeeld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat, ondanks de afwezigheid van schulden, betrokkene onvoldoende inzicht heeft in zijn financiën en dat zijn uitgavenpatroon duidt op een gebrek aan zelfredzaamheid. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de noodzaak voor het bewind nog steeds aanwezig is, gezien de verkwisting en het gebrek aan financieel inzicht bij betrokkene. Daarom heeft de kantonrechter het verzoek tot opheffing van het bewind afgewezen.

De beschikking is gegeven door mr. J.H. Gisolf, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer: 9635497 BM VERZ 22-203 SB
Uitspraakdatum:

Beschikking van de kantonrechter

op verzoek van:
[naam],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna ook te noemen: betrokkene,
van wie de bewindvoerder is:
A.C. Lakeman-Kramer, vennoot van Lakeman Bewindvoering,
gevestigd te Zaandam,
hierna ook te noemen: bewindvoerder.

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoek met bijlagen, ter griffie ingekomen op 14 januari 2022;
  • het verweer van de bewindvoerder, ter griffie ingekomen op 3 februari 2022;
  • de brief van de bewindvoerder met bijlagen, ter griffie ingekomen op
  • de akkoordverklaring van betrokkene om een zelfredzaamheidstraject te volgen,
  • de brief van betrokkene, ter griffie ingekomen op 28 april 2021.
Op 4 juli 2022 heeft een mondelinge behandeling van het verzoekschrift plaatsgevonden.

beoordeling

Het verzoek strekt tot opheffing van het bij beschikking van 22 maart 2019 ingestelde bewind over de goederen die aan verzoeker (zullen) toebehoren.
Naar aanleiding van het verzoek heeft de bewindvoerder voorgesteld betrokkene een zelfredzaamheidstraject te laten doorlopen. Betrokkene is hiermee akkoord gegaan. Het traject is vervolgens vroegtijdig beëindigd.
Betrokkene verzoekt het bewind op te heffen, omdat hij door het bewind veel stress ervaart. Als gevolg van het bewind moet betrokkene voor elke uitgave eerst toestemming vragen aan de bewindvoerder en dit is voor betrokkene zeer belastend. Zijn sociale leven lijdt onder het bewind. Inmiddels heeft betrokkene geen schulden meer, waardoor het volgens betrokkene niet langer zinvol is om het bewind in stand te houden. Betrokkene wil zijn vrijheid terug, zodat hij met een schone lei en zonder stress zijn leven weer kan opbouwen.
De bewindvoerder geeft aan dat, hoewel de schulden van betrokkene zijn afgelost, zij betrokkene nog niet voldoende zelfredzaam vindt om het bewind op te heffen. Bij betrokkene is nog altijd sprake van verkwisting. Zo heeft betrokkene bij het begin van het zelfredzaamheidstraject € 1.000,- ontvangen met de afspraak dat betrokkene dit bedrag op zijn rekening zou laten staan. Tegen de afspraak in heeft betrokkene het gehele bedrag in drie dagen uitgegeven. Verder heeft betrokkene bij de bewindvoerder 18 verzoeken gedaan om extra geld. In totaal heeft betrokkene, naast de eerder genoemde € 1.000,-, nog € 1.580,- ontvangen. Ook dit bedrag heeft betrokkene volledig uitgegeven. De bewindvoerder meent dan ook dat betrokkene nog onvoldoende zelfredzaam om weer zelfstandig zijn financiën te beheren.
De kantonrechter dient te beoordelen of voortzetting van het bewind nog noodzakelijk is. Naar het oordeel van de kantonrechter is dit het geval. Betrokkene heeft tijdens het zelfredzaamheidstraject door zijn hoge uitgaven laten zien dat hij onvoldoende inzicht heeft in zijn financiën. Hoewel de kantonrechter begrijpt dat er na een periode van onderbewindstelling een behoefte bestaat aan meer vrijheid, duiden de recente uitgaven van betrokkene erop dat hij de financiële gevolgen die een dergelijk uitgavepatroon met zich meebrengt niet overziet. Gelet op het voorgaande constateert de kanontrechter dat er nog sprake is van verkwisting, waardoor de noodzaak van het bewind nog altijd bestaat. De kantonrechter zal het verzoek daarom afwijzen.

beslissing

De kantonrechter wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Gisolf, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter