In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, op 22 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van een eerder ingesteld bewind. Betrokkene, die onder bewind staat, heeft verzocht om het bewind op te heffen, omdat hij veel stress ervaart door de verplichtingen die het bewind met zich meebrengt. Hij heeft aangegeven dat hij geen schulden meer heeft en dat het bewind zijn sociale leven negatief beïnvloedt. De bewindvoerder, A.C. Lakeman-Kramer, heeft echter aangegeven dat betrokkene nog niet voldoende zelfredzaam is en dat er nog steeds sprake is van verkwisting. Dit werd onderbouwd door het feit dat betrokkene eerder ontvangen bedragen niet op de afgesproken manier heeft beheerd en dat hij meerdere verzoeken heeft gedaan om extra geld.
Tijdens de mondelinge behandeling op 4 juli 2022 heeft de kantonrechter de situatie van betrokkene beoordeeld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat, ondanks de afwezigheid van schulden, betrokkene onvoldoende inzicht heeft in zijn financiën en dat zijn uitgavenpatroon duidt op een gebrek aan zelfredzaamheid. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de noodzaak voor het bewind nog steeds aanwezig is, gezien de verkwisting en het gebrek aan financieel inzicht bij betrokkene. Daarom heeft de kantonrechter het verzoek tot opheffing van het bewind afgewezen.
De beschikking is gegeven door mr. J.H. Gisolf, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak, in aanwezigheid van de griffier.