ECLI:NL:RBNHO:2022:7871

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 augustus 2022
Publicatiedatum
1 september 2022
Zaaknummer
C/15/324737 / HA ZA 22-90
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van bescheiden in het kader van een samenlevingscontract na beëindiging van de relatie

In deze zaak, die diende bij de Rechtbank Noord-Holland, is een vordering tot afgifte van bankafschriften aan de orde. De vrouw, eiseres in het incident, heeft een verzoek ingediend op basis van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en artikel 843a Rv. De partijen, die een affectieve relatie hadden en gezamenlijk een woning bezaten, zijn in een geschil verwikkeld over de verdeling van hun gemeenschappelijke bezittingen en de verplichtingen die voortvloeien uit hun samenlevingscontract. De vrouw vordert inzage in de financiële administratie van de man om haar aandeel in de kosten van de woning te kunnen berekenen. De rechtbank oordeelt dat de voorwaardelijke vordering van de vrouw te vroeg is ingesteld en wijst deze af. De onvoorwaardelijke vordering tot afgifte van bescheiden wordt gedeeltelijk toegewezen, waarbij de man wordt veroordeeld om binnen 14 dagen kopieën van zijn bankafschriften over een bepaalde periode aan de vrouw te overleggen. De rechtbank compenseert de proceskosten tussen partijen, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Een mondelinge behandeling is gepland om verdere inlichtingen te verkrijgen en te onderzoeken of partijen tot een minnelijke regeling kunnen komen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/324737 / HA ZA 22-90
Vonnis in incidenten van 10 augustus 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. L.N. Hermes te Noord-Scharwoude,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiser in reconventie in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. P.P. Hoyng te Haarlem.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 januari 2022, met productie 1 tot en met 13;
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, met productie 1 tot en met 18;
  • de conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende een (voorwaardelijke) provisionele vordering en akte vermeerdering eis, met productie 14 tot en met 26;
  • de conclusie van antwoord inzake provisionele vordering ex artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv).
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten

2.1.
In 2001 hebben partijen een affectieve relatie gekregen, die op 26 september 2019 is geëindigd.
2.2.
Op 31 mei 2011 hebben partijen gezamenlijk de eigendom van de woning aan de [adres] te [adres] (hierna: de woning) verkregen. Partijen hebben met de notariële akte van diezelfde datum een samenlevingscontract (hierna: het samenlevingscontract) gesloten.
2.3.
Partijen hebben getracht overeenstemming te bereiken over de verdeling van hun gemeenschappelijke bezittingen en schulden, waaronder de woning. Dit is niet gelukt.

3.De vorderingen in de hoofdzaak en in de (voorwaardelijke) incidenten

3.1.
De vorderingen van de vrouw en de man in de hoofdzaak in conventie en in reconventie zien – samengevat – op het vaststellen van de eenvoudige gemeenschap van partijen. Die eenvoudige gemeenschap bestaat uit de inboedel, twee auto’s en de woning. Daarnaast stellen partijen krachtens artikel 6 van het samenlevingscontract vergoedingsrechten op elkaar te hebben.
3.2.
De vrouw vordert in het incident als “provisionele vordering artikel 223 Rv” dat de rechtbank
- de man zal bevelen om binnen twee weken na betekening van dit vonnis aan de vrouw te overhandigen een afschrift van zijn in artikel 9 van het samenlevingscontract bedoelde ‘eenvoudige administratie’ waaruit het verloop van zijn inkomens, het gemeenschappelijk vermogen en zijn eigen vermogen blijkt over de periode vanaf 31 mei 2011 tot 1 december 2019 door onder meer overlegging kopieën van de bankafschriften van de man met rekeningnummer [bankrekening] over de periode vanaf 31 mei 2011 tot 1 december 2019.
Voorwaardelijk, als de rechtbank ter zake de waarde van de woning niet uitgaat van € 875.000,--, verzoekt de vrouw de rechtbank een deskundige (makelaar) te benoemen en deze te bevelen om de woning bindend te laten taxeren en de vrije verkoopwaarde van de woning te bepalen, waarbij de taxatiekosten bij helfte wordt verdeeld.
3.3.
De man voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid verklaring dan wel afwijzing van de vorderingen in incident met veroordeling van de vrouw in de kosten van het incident.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in de (voorwaardelijke) incidenten

Het voorwaardelijke incident

4.1.
De vrouw heeft twee incidentele vorderingen ingesteld, waarvan één voorwaardelijk. Die voorwaardelijke vordering kan pas worden behandeld als de rechtbank voor de waarde van de gemeenschappelijke woning niet uitgaat van € 875.000,-. Daarvan is op dit moment geen sprake. De voorwaardelijke vordering is te vroeg ingesteld en wordt daarom afgewezen.
4.2.
Dan de onvoorwaardelijke vordering van de vrouw. Zij noemt dit, onder verwijzing naar artikel 223 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), een provisionele voorziening. Wat zij vordert is alleen geen provisionele voorziening, een voorlopige voorziening voor de duur van het geding, maar een incidentele vordering tot afgifte van bescheiden. De rechtbank zal de vordering als zodanig behandelen.
4.3.
De vrouw legt aan het gevorderde ten grondslag dat partijen in het samenlevingscontract zijn overeengekomen dat alle investeringen, kosten en lasten met betrekking tot de woning die niet onder de huishoudkosten vallen naar evenredigheid van het inkomen van partijen komen. Het totale inkomen van de man was hoger dan dat van de vrouw. Als gevolg daarvan diende de man meer bij te dragen in de door hem gedane investeringen. De man verdiende naast het inkomen dat hij uit loondienst verdiende neveninkomsten. De vrouw heeft belang bij inzage in het totale inkomen van de man zodat zij een juiste berekening kan maken van het bedrag dat de vrouw naar evenredigheid van het inkomen diende bij te dragen in de investeringen. Subsidiair beroept de vrouw zich op, zo begrijpt de rechtbank artikel 843a Rv. Uit de reactie van de man blijkt dat ook de man de vordering van de vrouw zo wel begrijpt.
4.4.
De primaire grondslag voor de vordering faalt. In artikel 9 van het samenlevingscontract is bepaald dat de partners zich tegenover elkaar verplichten tot het bijhouden van een eenvoudige administratie waaruit het verloop van hun inkomens, van het gemeenschappelijk vermogen en van ieders eigen vermogen blijkt. Verder is in dit artikel bepaald dat de partners ten opzichte van elkaar verplicht zijn op eerste verzoek inzage in de administratie te geven.
4.5.
Op grond van deze bepaling heeft de vrouw dus recht op inzage in de eenvoudige administratie voor zover de man die onder zich heeft. Dit betekent niet dat de vrouw ook zonder meer recht heeft op een afschrift van de eenvoudige administratie.
4.6.
Dan de subsidiaire grondslag van de vordering. Artikel 843a Rv verbindt aan de toewijsbaarheid van een vordering tot inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden vier cumulatieve voorwaarden: de eiser moet hierbij een (I) rechtmatig belang hebben, (II) het moet gaan om bepaalde bescheiden, die bescheiden moeten zien op (III) een rechtsbetrekking waarin eiser partij is en (IV) de wederpartij moet over de bescheiden beschikken.
4.7.
De man heeft, onder meer, als verweer aangevoerd dat de vrouw geen rechtmatig belang heeft bij een afschrift van de eenvoudige administratie van de man. De vrouw heeft niet gesteld wat de grondslag is van haar vordering die zij bij vermeerdering van eis heeft ingediend. Op grond van het samenlevingscontract kunnen de huiskosten hiervoor geen grondslag zijn. Voor zover de vrouw deze vordering grondt op artikel 6 lid 3 van het samenlevingscontract, dan zal zij haar aandeel in de investeringen van de woning moeten aantonen. Hiervoor heeft de vrouw de bankafschriften van de man niet nodig. Bovendien heeft de vrouw geen concrete feiten gesteld waaruit haar belang blijkt. De vrouw heeft de stukken die zij wenst te ontvangen niet nader gespecificeerd. Daarom is haar vordering aan te merken als een
fishing expedition.
4.8.
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw een rechtmatig belang heeft bij de afgifte van kopieën van de bankafschriften van de ING rekening van de man. Immers de vrouw grondt haar stellingen op de toepasselijkheid van artikel 6 van het samenlevingscontract. Daarin staat, kort gezegd, dat de verdeling van de kosten voor de gemeenschappelijke woning plaatsvindt op basis van de respectievelijke inkomens van partijen. De vrouw heeft voldoende aangevoerd waarom zij belang heeft inzage te krijgen in het verloop van het inkomen van de man, zodat de vrouw daarna een juiste berekening kan maken van het bedrag dat de vrouw naar evenredigheid van het inkomen diende bij te dragen. De stellingen van de vrouw volgend, kan zij die informatie niet uit de aangiften IB halen omdat het om zwarte inkosten van de man zou gaan. Die worden per definitie niet opgegeven in de aangifte IB. De vrouw heeft geen recht op afgifte van de bankafschriften tot 26 september 2019 omdat het samenlevingscontract per die datum is geëindigd. Verder is aan de overige onder 4.6. genoemde voorwaarden voldaan. De vordering is voldoende bepaald en betreft bescheiden die die de rechtsbetrekking tussen partijen aangaat. De man heeft verder niet betwist dat hij deze stukken bescheiden onder zich heeft (dan wel bij de bank kan opvragen).
4.9.
Voor het overige is de vordering van de vrouw dermate ruim geformuleerd dat geen sprake is van een verzoek om een afschrift van bepaalde concreet aangeduide stukken. Deze vordering is in zoverre niet voor toewijzing vatbaar.
4.10.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat wordt toegewezen de vordering van de vrouw tot overlegging aan de vrouw van kopieën van de bankafschriften van de man van de genoemde ING-rekening over de periode van 31 mei 2011 tot 26 september 2019.
4.11.
Gelet op de relatie die tussen partijen heeft bestaan zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beoordeling in de hoofdzaak

5.1.
De rechtbank zal een mondelinge behandeling gelasten om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.
5.2.
Indien de zitting is bepaald op een dag en/of tijdstip dat een partij verhinderd is, dient die partij zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen twee weken na de datum van dit vonnis, bij schriftelijk bericht een andere dag voor de mondelinge behandeling verzoeken. Bij het verzoek wordt een opgave van de verhinderdata van alle betrokkenen voor de
komende zes maandengevoegd. Indien deze opgave ontbreekt, blijft de eerdere dagbepaling van kracht.
De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij op de mondelinge behandeling de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten.
5.3.
Tijdens de zitting zullen in ieder geval de volgende onderwerpen aan bod komen:
• de juridisch grondslag van de vorderingen;
• de wijze van verdeling van de woning en de daarbij te hanteren waarde daarvan;
• de wijze waarop partijen uitvoering hebben gegeven aan de afspraken in het samenlevingscontract,
• de over en weer gestelde vergoedingsrechten en in verband hiermee de inkomens van beide partijen door de jaren heen;
• de auto’s
• de inboedel (
de rechtbank geeft partijen uitdrukkelijk in overweging dit in onderling overleg met elkaar te regelen);
• de wijze waarop de procedure wordt voortgezet;
• de mogelijkheid om tot een minnelijke regeling te komen.
Aan de advocaten wordt (ieder)
maximaal 10 minuten spreektijdtoegekend om hun standpunten toe te lichten. Indien gewenst kan daarbij gebruik worden gemaakt van spreekaantekeningen.
5.4.
Door partijen tijdens of voorafgaand aan de zitting over te leggen bewijs- en/of andere processtukken dienen
uiterlijk 10 dagen voor de zittingsdatumin het bezit te zijn van de rechtbank en de wederpartij.
5.5.
Op de mondelinge behandeling zal, eventueel aan de hand van een voorlopig oordeel over de zaak, worden nagegaan of een schikking (al dan niet op onderdelen) mogelijk is. Partijen moeten erop voorbereid zijn, dat de rechtbank een mondeling tussenvonnis kan wijzen.
5.6.
De rechtbank wijst partijen erop dat zij schriftelijk en gemotiveerd om extra behandeltijd kunnen vragen indien zij van mening zijn dat de geplande anderhalf uur voor de mondelinge behandeling niet toereikend is.

6.De beslissing

De rechtbank
in de (voorwaardelijke) incidenten
6.1.
veroordeelt de man om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis aan de vrouw kopieën te overleggen van bankafschriften van de man van zijn rekeningnummer met [bankrekening] over de periode 31 mei 2011 tot en met 26 september 2019,
6.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.3.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in de hoofdzaak
in conventie en in reconventie
6.5.
beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen het nader onderbouwen van hun stellingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van mr. J.H. Gisolf in het gerechtsgebouw te Alkmaar aan Kruseman van Eltenweg 2 op
dinsdag 8 november 2022 om 9:30 uur,
6.6.
bepaalt dat de partijen dan in persoon aanwezig moeten zijn,
6.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2022. [1]

Voetnoten

1.type: IK