ECLI:NL:RBNHO:2022:7983

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 september 2022
Publicatiedatum
5 september 2022
Zaaknummer
9178821
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft Flightright GmbH, een rechtspersoon naar buitenlands recht, een vordering ingesteld tegen KLM Cityhopper B.V. wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. De passagier, die met KLM Cityhopper een vervoersovereenkomst had gesloten, heeft zijn aansluitende vlucht gemist door een vertraging van meer dan drie uur. Flightright, die het vorderingsrecht van de passagier heeft gecedeerd gekregen, vordert een schadevergoeding van € 250,00, vermeerderd met rente en kosten.

De vervoerder, KLM Cityhopper, heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, die niet voorkomen hadden kunnen worden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder, tenzij deze kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vertraging van de vlucht KL1858, die deel uitmaakt van een rotatie met de voorgaande vlucht KL1857, inderdaad het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft voldoende aangetoond dat de vertraging van de voorgaande vlucht direct effect heeft gehad op de uitvoering van de vlucht in kwestie. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen en heeft de vordering van Flightright afgewezen. De proceskosten zijn voor rekening van Flightright.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9178821 \ CV EXPL 21-2846
Uitspraakdatum: 6 juli 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Flightright GmbH
gevestigd te Hamburg (Duitsland)
eiser
hierna te noemen Flightright
gemachtigde: mr. H. Yildiz
tegen
de besloten vennootschap
KLM Cityhopper B.V.
gevestigd te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
Flightright heeft bij dagvaarding van 8 april 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Flightright heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene] (hierna: de passagier) heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Düsseldorf (Duitsland) via Amsterdam Schiphol Airport naar Aalborg (Denemarken) op 19 mei 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
Het eerste deel van de vlucht is vertraagd uitgevoerd. De passagier heeft zijn aansluitende vlucht gemist. De passagier is omgeboekt naar een alternatieve vlucht waarmee hij meer dan 3 uur later op de overeengekomen eindbestemming is aangekomen.
2.3.
De passagier heeft zijn vermeende vorderingsrecht gecedeerd aan Flightright.
2.4.
Flightright heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Flightright vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
Flightright heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Flightright stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert daartoe aan dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op zijn eindbestemming is aangekomen, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden welke ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. In punt 15 van de considerans van de Verordening heeft de Gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.3.
De vervoerder heeft een beroep gedaan op (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden. Hij voert daartoe aan dat vlucht KL1858 deel uitmaakt van de rotatie Amsterdam – Düsseldorf – Amsterdam. De direct voorafgaande vlucht (KL1857) stond gepland om 11:10 uur UTC te vertrekken uit Amsterdam. De vervoerder heeft het ‘operational log’ van Eurocontrol inzake vlucht KL1857 overgelegd. Uit het ‘operational log’ blijkt dat het toestel om 10:44 uur UTC een gewijzigde CTOT (“Calculated Take-Off Time”) opgelegd heeft gekregen op basis waarvan het toestel om 12:12 uur UTC mocht vertrekken. Dit heeft tot een vertrekvertraging van 48 minuten geleid. De vertraging is tijdens de vlucht iets ingelopen, zodat vlucht KL1857 uiteindelijk met 36 minuten vertraging in Düsseldorf is aangekomen.
5.4.
Volgens Flightright is niet alle data die in het ‘operational log’ verschijnt aan te merken als een instructie van de luchtverkeersleiding in de zin van overweging 15 van de Verordening, maar heeft tegenover de betwisting van de vervoerder nagelaten dit nader te onderbouwen. Flightright stelt dat de oorspronkelijke vertrektijd op initiatief van de vervoerder is gemist. Dit blijkt volgens Flightright uit de omstandigheid dat de eerste ‘event date’ in het ‘operational log’ om 05:27 uur UTC heeft plaatsgevonden. De vervoerder wist volgens Flighright vele uren voor vertrek dat de vlucht vertraging op zou lopen. De kantonrechter volgt deze stelling van niet. Uit het ‘operational log’ blijkt dat de EOBT (Estimated Off Block Time) van de vlucht 11:10 uur UTC was. Het toestel stond dus tijdig klaar voor vertrek en de CTOT is dus opgelegd op basis van de oorspronkelijke schemavertrektijd. De kantonrechter overweegt dat het intrekken van de oorspronkelijke slottijd en het toekennen van een latere slottijd is aan te merken als een besluit (instructie) van de luchtverkeersleiding gericht aan het toestel waarmee de vlucht is uitgevoerd. De vervoerder is verplicht een door de luchtverkeersleiding opgevolgde CTOT op te volgen, hij kan daarop geen invloed uitoefenen. De reden waarom de luchtverkeersleiding een CTOT heeft opgelegd is in beginsel dan ook niet relevant. Niet gebleken is dat de vervoerder zelf om een nieuwe vertrektijd heeft verzocht.
5.5.
Flightright stelt dat uit overweging 15 van de considerans bij de Verordening volgt dat slechts sprake kan zijn van buitengewone omstandigheden indien één of meerdere besluiten van de luchtverkeersleiding tot langdurige vertraging hebben geleid. Hiervan is volgens Flightright geen sprake. Immers hebben de besluiten van de luchtverkeersleiding ten aanzien van vlucht KL1857 slechts tot een uiteindelijke vertraging van 36 minuten geleid. De kantonrechter overweegt dat bij de beoordeling van de ‘langdurigheid’ van de vertraging de gehele vlucht in aanmerking dient te worden genomen. Hoewel 36 minuten vertraging op zichzelf inderdaad niet als ‘langdurig’ valt aan te merken, heeft dit er wel (mede) toe geleid dat de passagier zijn aansluitende vlucht heeft gemist en als gevolg daarvan met langdurige vertraging op zijn eindbestemming is aangekomen. Anders dan Flightright stelt moet het besluit van de luchtverkeersleiding tot het opleggen van een nieuwe CTOT worden gekwalificeerd als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.6.
De vraag die vervolgens voorligt is of de voornoemde buitengewone omstandigheid doorwerkt naar de vlucht in kwestie. Van doorwerking van buitengewone omstandigheden kan sprake zijn als de vertraging van de voorgaande vlucht direct effect heeft gehad op de uitvoering van de vlucht in kwestie. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend. Vlucht KL1857 en vlucht KL1858 maken immers onderdeel uit van dezelfde rotatie, zodat er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen de buitengewone omstandigheid die zich heeft voorgedaan op vlucht KL1857 en de vertraging van vlucht KL1858.
5.7.
De vertraging van vlucht KL1858 is vervolgens nog wat opgelopen als gevolg van een gewijzigde TSAT (“Target Start Up Approval Time”). Flightright stelt dat een TSAT niet kan gelden als een ‘besluit van de luchtverkeersleiding’. De kantonrechter volgt deze stelling niet. Het opleggen van een TSAT is immers een exclusieve bevoegdheid van de luchtverkeersleiding. Flightright stelt voorts dat het toestel een TSAT opgelegd zou hebben gekregen omdat het toestel te laat klaar zou hebben gestaan. Flightright heeft deze stelling echter onvoldoende gemotiveerd onderbouwd, zodat de kantonrechter hieraan voorbij gaat. Naar het oordeel van de kantonrechter is dan ook niet gebleken dat de luchtverkeersleiding de gewijzigde TSAT heeft opgelegd door toedoen van de vervoerder. Wanneer een toestel een instructie door de luchtverkeersleiding opgelegd krijgt heeft het toestel niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. Een instructie opgelegd door de luchtverkeersleiding moet immers altijd worden opgevolgd. Deze omstandigheid kwalificeert dan ook als buitengewoon in de zin van de Verordening.
5.8.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen dan wel te beperken. Flightright stelt dat de vervoerder ruim voor de vertrektijd van de vlucht in kwestie wist dat de vlucht met vertraging zou worden uitgevoerd. Dit is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende gebleken.
5.9.
De vervoerder heeft aangevoerd dat hij de passagier heeft omgeboekt naar de eerst beschikbare vlucht met plaats. Dit is niet door Flightright betwist. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder nog meer had kunnen nemen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. Flightright heeft in dit kader ook niets gesteld. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van Flightright zal dan ook worden afgewezen.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van Flightright, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van Flightright, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Flightright tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt Flightright tot betaling van € 37,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter