ECLI:NL:RBNHO:2022:7991

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 september 2022
Publicatiedatum
5 september 2022
Zaaknummer
9402239
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot restitutie van vliegticketkosten na schemawijziging door vervoerder

In deze zaak hebben de passagiers een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines C.V. en Transavia Airlines B.V. wegens het niet restituerend van de ticketprijzen na een wijziging van hun heenvlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam naar Reykjavik op 20 juli 2020, met een terugvlucht op 29 juli 2020. De vervoerder heeft op 19 juni 2020 de passagiers geïnformeerd dat de heenvlucht was verplaatst naar 18 juli 2020. De passagiers hebben vervolgens restitutie van de ticketprijzen aangevraagd, maar de vervoerder heeft dit geweigerd, stellende dat de passagiers de wijziging hadden geaccepteerd door op een link in een e-mail te klikken.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers onvoldoende bewijs hebben geleverd dat zij de wijziging niet hebben geaccepteerd. De vervoerder heeft aangetoond dat de passagiers de wijziging op 20 juni 2020 hebben geaccepteerd, waardoor de vordering tot restitutie van de ticketprijzen is afgewezen. De rechter oordeelde dat de vordering tot restitutie van de terugvlucht onlosmakelijk verbonden is met de vordering tot restitutie van de heenvlucht, en dat de passagiers geen recht meer hebben op terugbetaling na de acceptatie van de wijziging.

De proceskosten zijn toegewezen aan de vervoerder, en de passagiers zijn veroordeeld tot betaling van deze kosten. Het vonnis is uitgesproken door de kantonrechter op 7 september 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9402239 \ CV EXPL 21-5748
Uitspraakdatum: 7 september 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],
3.
[eiser 3],
4.
[eiser 4],allen wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: C.J.R. Scheerder-van Middelaar (DAS)
tegen
1. de commanditaire vennootschap
Transavia Airlines C.V.
gevestigd te Schiphol
hierna te noemen: de vervoerder
2. de besloten vennootschap
Transavia Airlines B.V.
gevestigd te Schiphol
gedaagden
gemachtigde: mr. M. Reevers

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 17 augustus 2021 een vordering tegen gedaagden ingesteld. Gedaagden hebben schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna gedaagden een schriftelijke reactie hebben gegeven. De passagiers hebben zich bij akte uitgelaten over de producties bij de schriftelijke reactie van gedaagden.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan zij op 20 juli 2020 diende te worden vervoerd van Amsterdam Schiphol Airport naar Reykjavik (IJsland) en op 29 juli 2020 van Reykjavik naar Amsterdam Schiphol Airport.
2.2.
Op 19 juni 2020 heeft de vervoerder te kennen gegeven dat de heenvlucht is verplaatst naar 18 juli 2020.
2.3.
De passagiers hebben restitutie van de betaalde ticketprijzen verzocht van de vervoerder.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat gedaagden bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zullen worden tot betaling van:
- € 2.170,09, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 juni 2020 dan wel vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 325,51 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers stellen dat gedaagden te kort zijn geschoten in hun verplichting de passagiers binnen 7 dagen na annulering van de vlucht de ticketprijs van de ongebruikte vliegtickets te restitueren conform artikel 8 lid 1 sub a van de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat gedaagden gehouden zijn de betaalde ticketprijzen te restitueren tot een bedrag van in totaal € 2.170,09.

4.Het verweer

4.1.
Gedaagden betwisten de vordering. Zij voeren daartoe primair aan dat de passagiers niet-ontvankelijk zijn in hun vordering tegen gedaagde sub 2, omdat gedaagde sub 2 geen partij is bij de overeenkomst met de passagiers. Voorts voeren gedaagden aan dat de Verordening niet van toepassing is omdat de passagiers niet over een bevestigde boeking beschikken en (meer) subsidiair voeren gedaagden aan dat de passagiers de schemawijziging hebben geaccepteerd. De vervoerder is daarom niet langer gehouden om tot restitutie over te gaan.

5.De beoordeling

5.1.
Bij de conclusie van repliek hebben de passagiers hun vordering tegen gedaagde sub 2 ingetrokken, zodat thans nog slechts de vordering van de passagiers tegen de vervoerder ter beoordeling voorligt.
5.2.
De vervoerder voert primair aan dat niet is voldaan aan de toepasselijkheidsvereisten van de Verordening, omdat de passagiers niet over een bevestigde boeking in de zin van artikel 3 lid 2 beschikken. De boekingsbevestiging van de online vergelijkingswebsite “MyTrip” voldoet volgens de vervoerder niet, omdat “MyTrip” niet kwalificeert als een touroperator of een luchtvaartmaatschappij. De kantonrechter volgt deze stelling niet. In artikel 2 onder g van de Verordening is de definitie van een boeking opgenomen: “
het feit dat de passagier een ticket heeft of een ander bewijs dat de boeking is aanvaard en geregistreerd door de luchtvaartmaatschappij of de touroperator.”Naar het oordeel van de kantonrechter hebben de passagiers door middel van de overgelegde boekingsbevestiging voldoende aannemelijk gemaakt dat ”MyTrip” de boeking heeft aanvaard en geregistreerd. Dat “MyTrip” geen (erkende) touroperator is, heeft de vervoerder onvoldoende onderbouwd. Dit geldt te meer nu de vervoerder bij conclusie van antwoord heeft erkend dat “MyTrip” namens de passagiers tickets heeft gekocht bij de vervoerder voor de vlucht die volgens de oorspronkelijke planning zou vliegen op 20 juli 2020. Dat op de productie 1 bij de dagvaarding staat “nl.mytrip.co en Supersaver Travel B.V. zijn slechts tussenpersonen en verkopen zelf geen reizen” doet hier niet aan af. Een touroperator is immers altijd een tussenpersoon als het gaat om de verkoop van vliegtickets. Het niet-verweer van de vervoerder dat de Verordening niet van toepassing is, slaagt daarom niet.
5.3.
De kantonrechter stelt voorop dat gesteld noch gebleken is dat de terugvlucht (van Reykjavik naar Amsterdam) op 29 juli 2020 is gewijzigd of geacht moet worden te zijn geannuleerd. Dit is echter in het onderhavige geval geen aanleiding om de vordering voor dat gedeelte reeds af te wijzen. In het geval van annulering van de heenvlucht, is vordering tot restitutie van het ticket voor de terugvlucht onlosmakelijk verbonden met de vordering tot restitutie van het ticket van de heenvlucht en moet deze vordering als één geheel worden gezien. Met betrekking tot deze vordering wordt het volgende overwogen.
5.4.
Niet in geschil is dat de vervoerder op 19 juni 2020 per e-mail aan de passagiers heeft laten weten dat de heenvlucht zou worden verplaatst naar 18 juli 2020. De vraag welk emailadres de vervoerder daarbij heeft gebruikt, kan onbeantwoord blijven, nu de passagiers hebben erkend de betreffende e-mail te hebben ontvangen. In deze e-mail bood de vervoerder de passagiers drie opties aan: de wijziging accepteren (optie a), omboeken naar een andere vlucht (optie b) of restitutie aanvragen (optie c). De kern van het geschil draait om de vraag of de passagiers de schemawijziging hebben geaccepteerd door op de link van optie a te klikken. De vervoerder heeft aangevoerd dat de passagiers de schemawijziging op 20 juni 2020 om 21:48 uur lokale tijd hebben geaccepteerd. Ter onderbouwing hiervan verwijst de vervoerder naar een uitdraai uit zijn eigen systeem (productie 2 en 3 bij conclusie van antwoord). De passagiers stellen daartegenover dat zij hebben geprobeerd om optie c (restitutie aanvragen) aan te klikken, maar vervolgens een foutmelding kregen met de mededeling dat zij reeds voor optie a zouden hebben gekozen. De passagiers hebben hun stelling niet met enige stukken onderbouwd. Gelet hierop hebben de passagiers, in het licht van de door de vervoerder overgelegde systeemuitdraai, het verweer dat de passagiers de schemawijziging hebben geaccepteerd, onvoldoende gemotiveerd weerlegd. Hieruit volgt naar het oordeel van de kantonrechter dat de passagiers geen aanspraak meer kunnen maken op terugbetaling van de tickets op grond van artikel 8 lid 1 sub a van de Verordening. Door de acceptatie van de schemawijziging is de situatie vergelijkbaar met het accepteren van een andere vlucht onder gelijke vervoersvoorwaarden naar de eindbestemming bij eerste gelegenheid. Deze opties zijn niet cumulatief. De conclusie is dat het verweer van de vervoerder slaagt en dat de vordering wordt afgewezen.
5.5.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 436,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 109,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter