ECLI:NL:RBNHO:2022:8048

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 mei 2022
Publicatiedatum
7 september 2022
Zaaknummer
C/15/323561 / JU RK 21-2367
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling met betrekking tot minderjarigen en oudercontact

In deze zaak heeft de kinderrechter op 17 mei 2022 uitspraak gedaan over het verzoek van de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers (GI) tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sinds 2013 geen contact meer is tussen de kinderen en hun vader, wat heeft geleid tot een ernstig negatief beeld van hem. Ondanks de inspanningen van de GI en de hulpverlening is het niet gelukt om het contact te herstellen. De kinderen hebben herhaaldelijk aangegeven geen contact te willen met hun vader en zijn moe van de hulpverlening. De kinderrechter heeft de situatie als zorgelijk beoordeeld, maar concludeert dat gedwongen contact met de vader geen kans van slagen heeft. De kinderrechter heeft daarom het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen, met de hoop dat de kinderen in de toekomst zelf de ruimte vinden om contact met hun vader te overwegen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/323561 / JU RK 21-2367
Datum uitspraak: 17 mei 2022
Beschikking afwijzing verzoek (aangehouden deel) tot verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers, locatie Alkmaar,
hierna te noemen: de GI,
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
advocaat mr. M.J. van der Vlis, kantoorhoudende te Haarlem,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] ,
advocaat mr. P. Klaver, kantoorhoudende te Alkmaar.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 21 december 2021, ingekomen bij de griffie op 23 december 2021;
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 15 februari 2022 en de
daarin genoemde stukken;
- het verzoek van de GI tot toewijzing van het aangehouden deel van het verzoek tot
ondertoezichtstelling, ingekomen bij de griffie op 28 april 2022;
- stukken ingediend door mr. M.J. van der Vlis namens moeder, ingekomen bij de
griffie op 9 mei 2022.
1.2.
Op 12 mei 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. M.J. van der Vlis,
- de vader, bijgestaan door mr. P. Klaver,
- [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI.
1.3.
De minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben op 15 februari 2022 en op 11 mei 2022 allebei afzonderlijk een gesprek gehad met de kinderrechter.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van 18 februari 2019 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 18 mei 2022, waarbij het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling (3 maanden) is aangehouden.

3.De verzoeken

3.1.
De GI verzoekt toewijzing van het aangehouden deel van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
3.2.
De GI vindt het zorgelijk dat er sinds 2013 geen contact meer is tussen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en hun vader en dat zij een zeer negatief beeld van hem hebben. Het is gedurende de ondertoezichtstelling ondanks de inzet van hulpverlening niet gelukt om deze ontwikkelingsbedreiging weg te nemen of te verminderen. De kinderen blijven aangeven dat zij geen contact willen met hun vader en de moeder laat weten dat het haar niet lukt om de kinderen zover te krijgen dat ze meewerken aan contactherstel en dat zij hen daartoe niet wil dwingen. Daarnaast is het nog steeds niet gelukt om goed zicht te krijgen op hoe het met de kinderen gaat omdat hun moeder, oma of hun oudere broer [oudere broer] in de meeste gevallen steeds (binnen gehoorafstand) aanwezig zijn. Afgelopen weken is geprobeerd om gezins- en systeemgerichte hulpverlening van [deskundige] van Praktijk Buiten in te zetten. Tijdens het kennismakingsgesprek met [deskundige] lieten [minderjarige 1] en [minderjarige 2] duidelijk blijken geen interesse te hebben en dat zij alleen aanwezig waren omdat dat moest vanwege de ondertoezichtstelling. Dit werd ook actief uitgestraald door de moeder. De kinderen hebben tegenover [deskundige] aangegeven dat zij niet openstaan voor een gesprek en geen behoefte hebben aan hulpverlening. Ook is er geen individueel gesprek geweest tussen de jeugdbeschermer en de kinderen waarbij de hulpverlener wordt betrokken omdat de moeder dit bij voorbaat heeft afgewezen.
Hoewel de kinderen hebben aangegeven dat zij geen contact willen met hun vader vanwege gebeurtenissen en trauma’s uit het verleden, vindt de GI het in hun belang dat zij contact kunnen hebben met hun vader zodat zij zich zelfstandig een beeld van hem kunnen vormen. Het is de GI tot op heden helaas niet gelukt om zicht te krijgen op gebeurtenissen en trauma’s die aan het contactherstel met de vader in de weg staan, omdat de kinderen daar niet over willen praten.
Ook is er onvoldoende informatie over de huidige ontwikkeling van de kinderen als het gaat om het verwerken van de opgelopen trauma’s en het is bijzonder dat dit na zo een lange tijd nog zoveel weerstand oproept bij de kinderen. Verder is het de vraag in welke mate er sprake is van loyaliteitsproblematiek en in hoeverre de kinderen emotionele toestemming krijgen van de moeder om contact te hebben met hun vader. De GI heeft hier twijfels over omdat de afwijzing van de vader door de kinderen niet authentiek overkomt en meer lijkt te zijn ingegeven door aanhoudende beeldvorming en de afwezigheid van de vader als andere ouder. Het lijkt erop dat er in het gezin een verhaal is ontstaan over het verleden dat als een belemmering wordt opgeworpen om aan de doelen van de ondertoezichtstelling te kunnen werken. Als er in het verleden vervelende dingen zijn voorgevallen is het juist in het belang van de kinderen dat dit wordt opgelost en dat zij het kunnen afsluiten, maar er mag helemaal niet worden gewerkt aan het zoeken naar een oplossing en dat is zorgelijk. De GI vindt het belangrijk dat de kinderen contact hebben met hun vader want ook al leidt het niet tot herstel en de uitvoering van een omgangsregeling, het is wel een belangrijke factor in de beeldvorming en de ontwikkeling van de kinderen.
Om in een allerlaatste poging invulling te geven aan de doelstellingen van de ondertoezicht-stelling, heeft de GI de moeder en de kinderen een schriftelijke aanwijzing gegeven. Hierin is bepaald dat de kinderen 3 verplichte contactmomenten met hun vader moeten hebben van elk minimaal 1 uur. Een dergelijke maatregel lijkt op dit moment nog de enige manier om aan contactherstel tussen de kinderen en de vader te werken. De GI sluit niet uit dat wanneer het contact wordt afgedwongen door het bekrachtigen van de schriftelijke aanwijzing, er alsnog voor wordt gekozen om dan toch maar hulpverlening te accepteren.
Volgens de GI ligt de sleutel voor een onbelemmerd contact bij de moeder die heel duidelijk en directief is in haar optreden, uitspraken en handelen. Er bestaat bij de GI geen enkele twijfel dat als de moeder het echt wil, het contact tussen de kinderen en de vader zal plaatsvinden.
3.3.
.Ter zitting heeft de GI naar voren gebracht dat er, behalve het ontbreken van contact met hun vader en een goed vaderbeeld, geen ernstige zorgen zijn met betrekking tot de kinderen voor zover de GI daar zicht op heeft kunnen krijgen. Zij zijn ogenschijnlijk gelukkig met de huidige situatie. Het is echter duidelijk dat de moeder en de kinderen bij hun standpunt blijven dat zij geen ondertoezichtstelling willen, dat de kinderen geen contact willen met hun vader en dat zij het niet passend vinden hoe de GI en de hulpverlening optreden. Er wordt dan ook geen andere mogelijkheid meer gezien dan het geven van een schriftelijke aanwijzing om aan contactherstel met de vader te werken. Het is van belang dat er duidelijkheid komt en het is spijtig dat het zo lang heeft geduurd voor er doorgepakt is. Omdat de GI niet wil dat de kinderen beschadigd worden door mee te moeten werken aan contactherstel, is het belangrijk dat de GI een beeld krijgt van wat er vroeger is gebeurd, zodat daarmee rekening kan worden gehouden. De kinderen willen daar echter nog steeds niet over praten terwijl zij hun EMDR-therapie succesvol hebben afgerond en er inmiddels zoveel tijd is verstreken dat verwacht mag worden dat het verleden nu wel bespreekbaar is. De vader wil heel graag contact met de kinderen maar is bereid om, als dat passend is voor de kinderen, zich terug te trekken. Het is triest dat de kinderen niet de bereidheid voelen om onbelast contact te hebben met hun vader en dat alle ondersteuning daarbij rigoureus wordt afgewezen. Door [deskundige] is geadviseerd om toch contactmomenten te organiseren tussen de vader en de kinderen onder voorwaarden die zelf door de kinderen zijn gesteld. Om te zorgen dat de moeder en de kinderen hieraan meewerken hebben zij een schriftelijke aanwijzing gekregen, waarvan de bekrachtiging verzocht gaat worden.
Het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en het bekrachtigen van de schriftelijke aanwijzingen hangen nauw met elkaar samen. Als de schriftelijke aanwijzingen niet worden nageleefd is het voortduren van de ondertoezichtstelling weinig zinvol.

4.De standpunten

4.1.
[minderjarige 1] heeft tijdens het gesprek met de kinderrechter op 11 mei 2022 verteld dat het wel goed met hem gaat, alleen de klas in [school] gaat niet altijd heel lekker. In die klas zitten veel kinderen met autisme en die begrijpen [minderjarige 1] niet altijd. Verder kijkt hij veel voetbal en voetbalt hij zelf, soms alleen en soms met vrienden. De sfeer thuis is fijn. Oma woont nog steeds bij hen en dat vindt hij goed, want zij is heel aardig en het is handig als zijn moeder nachtdienst heeft. [minderjarige 1] vond [deskundige] best aardig toen hij met haar moest praten. Hij snapt daarom niet dat zij in een rapport heeft geschreven dat hij onder dwang contact moet hebben met zijn vader en dat zelfs drie keer. Hij heeft kortgeleden ook een gesprek gehad met [vertegenwoordiger van de GI] (de gezinsvoogd) en dat liep niet echt lekker.
[minderjarige 1] is naar de rechtbank gekomen om te zeggen dat hij liever niet meer met mensen [deskundige] . [minderjarige 1] hoopt dat het klaar is, dat hij gewoon kan leven zonder dat hij steeds moet zeggen dat hij geen contact wil met zijn vader. Hij wil zijn vader niet meer zien door wat er gebeurd is vroeger. Hij heeft daar EMDR-therapie voor gehad en dat heeft goed geholpen. [minderjarige 1] vindt het lastig dat zijn vader zegt dat er vroeger niets gebeurd is, maar door de therapie heeft hij het afgesloten en hij wil het er nu niet meer over hebben.
4.2.
[minderjarige 2] heeft in het gesprek met de kinderrechter verteld dat het goed met haar gaat. Thuis en op school gaat het ook goed. Oma woont ook nog thuis en dat is goed want zij is heel lief en het is fijn dat zij er is als haar moeder een avonddienst heeft. [minderjarige 2] heeft veel hobby’s zoals tennissen, voetballen en shoppen met haar vriendinnen. Ze geeft haar leven op dit moment het rapportcijfer 9. Het is geen 10 omdat ze het stom vindt dat ze met veel mensen moet praten, zoals met [vertegenwoordiger van de GI] . Ze had kortgeleden een gesprek met [vertegenwoordiger van de GI] wat ze niet fijn vond en waarbij ze het gevoel had dat ze werd gedwongen om over vroeger te praten. [minderjarige 2] heeft ook een gesprek gehad met [naam] . Daar was haar vader ook bij en dat vond ze geen fijn gesprek. Ze had er stress van, ook omdat het moest van de rechter. Tegen [deskundige] heeft ze gezegd dat ze geen paardentherapie wil en ze dacht dat [deskundige] haar wel begreep. Maar toen kwam er een brief van [deskundige] waarin stond dat ze drie keer een gesprek moest hebben met haar vader en dat vond ze niet leuk. Wat ze vroeger met vader heeft meegemaakt was niet fijn. Ze wil er liever niet over praten. Ze heeft daarvoor EMDR-therapie gehad en dat heeft gewerkt. Als er gezegd wordt dat ze toch contact moet hebben met haar vader dan zou ze dat niet fijn vinden en ze zou het ook niet doen. [minderjarige 2] heeft nu een fijn leven en dat wil ze zo houden.
4.3.
Voorafgaand aan de zitting van 12 mei 2022 heeft mr. Van der Vlis het standpunt van de moeder met betrekking tot het verzoek van de GI aan de rechtbank overgelegd. De inhoud daarvan moet hier als ingelast worden beschouwd. De moeder is van mening dat er geen gronden zijn om de ondertoezichtstelling te verlengen. De kinderen doen het heel erg goed en na het debacle bij [naam] is het van groot belang om verdere trauma’s en schade te voorkomen. Uit de informatie van de GI blijkt dat niet de belangen van de kinderen leidend zijn maar die van vader. De GI lijkt alleen te kijken naar het contact met vader. Er zijn geen zorgelijke signalen geconstateerd in de ontwikkeling, opvoedsituatie en functioneren van de kinderen.
Door en namens moeder is verder naar voren gebracht dat zij en de kinderen zich onder druk gezet voelen. Zes maanden geleden is gezegd dat de ondertoezichtstelling zou worden afgerond. De moeder heeft er heel veel energie in gestoken om de gesprekken tussen de hulpverleners en de kinderen te laten plaatsvinden. Er is ook een gesprek geweest met [deskundige] waarbij is gezegd dat er geen druk of dwang zou plaatsvinden. Nu worden de moeder en de kinderen geconfronteerd met een schriftelijke aanwijzing, waarbij is aangegeven dat als ze daar niet aan meewerken, een verlenging van de ondertoezichtstelling wordt gevraagd. Dit creëert voor zowel de moeder als de kinderen een heel onveilige situatie en het komt de samenwerking met de GI niet ten goede. Moeder en de kinderen zullen de kinderrechter gaan verzoeken de aanwijzing vervallen te verklaren.
Verder wordt er niet naar de kinderen geluisterd terwijl zij graag willen dat erkend wordt wat er in het verleden is gebeurd. De kinderen hebben inmiddels EMDR-therapie gehad waarbij door de deskundige is vastgesteld dat de kinderen trauma’s hadden. Er zitten alleen maar aannames in het dossier, ook wat betreft de moeder, die volgens de stukken over onvoldoende pedagogische vaardigheden zou beschikken en waarbij sprake zou zijn van ernstige psychische problematiek. Er is echter geen rapport van een specialist die dit onderbouwt.
De kinderen zijn altijd vrij geweest om zelf beslissingen te nemen wat betreft het contact met hun vader. Ze zijn echter consistent en duidelijk in hun wensen. Hen onder dwang verplichten om contact aan te gaan levert alleen maar spanningen en stress op en dat is niet in het belang van de kinderen. Het is belangrijk dat de ondertoezichtstelling niet verlengd wordt en dat er rust komt. De moeder heeft aangetoond dat zij bereid is om mee te werken aan contactherstel maar het doel van de ondertoezichtstelling is niet haalbaar gebleken. Hoewel de moeder mondig is kan van haar niet verwacht worden dat zij haar kinderen van 13 jaar en 17 jaar dwingt om tegen hun wil contact te hebben met hun vader. Bovendien is het niet per definitie een reële ontwikkelingsbedreiging als kinderen geen contact hebben met één van de ouders.
4.4.
Ter zitting van 12 mei 2022 heeft mr. Klaver een pleitnota overgelegd, waarvan de inhoud hier als ingelast moet worden beschouwd. In de eerdere beschikkingen van de kinderrechter is steeds tot uitdrukking gekomen dat de gebleken ouderverstoting een ontwikkelingsbedreiging voor de kinderen oplevert. Het is meer dan duidelijk dat de moeder er alles aan doet om het door haar zelf gekweekte verzet tegen de vader in stand te houden. Het kan niet zo zijn dat het gebrek aan voortgang in de eerdere jaren van ondertoezicht-stelling in correlatie met de voortschrijdende leeftijd van de kinderen mag leiden tot de conclusie dat het allemaal geen zin heeft. Het kan ook niet zo zijn dat moeder met haar obstinate houding tegen iedere vorm van hulpverlening haar doel bereikt, te weten het in stand houden van het negatieve vaderbeeld bij de kinderen. Moeder kan geen compromissen sluiten en ze draagt dat ook over op de kinderen die daarmee structureel tekort worden gedaan. Ze moeten de kans krijgen een eigen genuanceerd beeld te vormen van hun vader zodat ze op kunnen groeien tot evenwichtige volwassenen.
Door en namens de vader is in aanvulling hierop naar voren gebracht dat de ontwikkelings-bedreiging nog steeds aanwezig is. Er is al lange tijd geen contact tussen de kinderen en de vader. Ze hebben een vertekend beeld van hem en dat wordt alleen maar sterker naarmate de kinderen ouder worden en de hulpverlening geen kans krijgt om haar werk te doen. Het begin van medewerking bij de moeder is cosmetisch en vervolgens gaat ze in verzet. De vader heeft altijd gedaan wat in het belang was van de kinderen. Er was geen sprake van een vechtscheiding, partijen zijn goed uit elkaar gegaan met mediation waarbij de vader erin heeft berust dat er geen omgangsregeling is vastgesteld.
De vader begrijpt niet waar het verzet van de kinderen vandaan komt. Als het wordt ingegeven door de moeder is het eigenlijk een vorm van geestelijke mishandeling. In dat geval moeten de kinderen gedeprogrammeerd worden en dat gebeurt nooit vrijwillig.
Inmiddels is er sprake van ouderverstoting en als een van de ouders, na zoveel jaar, niet wil meewerken aan de hulpverlening, dan moet een rechter ingrijpen. De GI heeft de nodige expertise in huis over hoe om te gaan met een situatie als deze en blijkbaar is gedwongen hulpverlening nodig om wat te veranderen in deze situatie. De door de GI aangezochte deskundige, [deskundige] , meent dat zij het contact van de kinderen met vader kan begeleiden. Vader verzoekt daarom de ondertoezichtstelling te verlengen.

5.De beslissing

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter overweegt als volgt.
5.2.
De kinderrechter is van oordeel dat er gelet op de stukken en op wat tijdens de zitting is besproken, nog steeds sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Deze ontwikkelingsbedreiging bestaat hierin dat beide kinderen sinds 2013 geen contact meer hebben met hun vader, en dat zij een zeer negatief beeld van hem blijven houden wat aan contactherstel in de weg staat.
De kinderrechter vindt het treurig voor de vader, [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , dat het de hulpverlening sinds het uitspreken van de ondertoezichtstelling in februari 2019 niet is gelukt om hen met elkaar in contact te brengen. Het is zorgelijk dat door een deskundige, [deskundige 2] , inmiddels is geconstateerd dat er bij de kinderen sprake is van ouderonthechting, wat nadelige gevolgen kan hebben voor hun ontwikkeling op de langere termijn omdat hun vader, hoe dan ook, een belangrijk deel uitmaakt van hun identiteit.
Doordat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] al zo lang geen contact meer hebben gehad met hun vader, hebben zij geen genuanceerd beeld meer van hem en het gevolg is dat zij blijven vasthouden aan alleen de (negatieve) herinneringen van vroeger. Dat is jammer want de kinderrechter ziet een betrokken, liefdevolle vader die de kinderen -naar inschatting van de kinderrechter- veel te bieden heeft.
5.3.
Het is de kinderrechter duidelijk dat de moeizame samenwerking tussen de moeder enerzijds en de GI/hulpverlening anderzijds voor een belangrijk deel heeft bijgedragen aan het niet slagen van de hulpverlening die is ingezet om het contact tussen de kinderen en hun vader te herstellen. Bij de moeder is sprake van veel wantrouwen en om de samenwerkingsproblemen op te lossen is gedurende de ondertoezichtstelling een andere jeugdzorgwerker ingezet die, voor zover de kinderrechter dat kan inschatten, zorgvuldig, daadkrachtig en transparant te werk is gegaan. Het is echter ook deze jeugdzorgwerker niet gelukt om de kinderen te bewegen het contact aan te gaan met hun vader omdat hij bij het inzetten van hulpverlening telkens aanloopt tegen weerstand van zowel de moeder als de kinderen. In de beschikking van 11 februari 2021 heeft de kinderrechter nog de hoop uitgesproken dat de situatie in positieve zin zou veranderen omdat de moeder toen aangaf veel vertrouwen te hebben in mevrouw Koppejan en mee wilde werken aan de noodzakelijke hulpverlening.
De kinderrechter moet nu constateren dat er sinds het uitspreken van de ondertoezicht-stelling niets wezenlijks in de situatie is veranderd, behalve dat de jeugdzorgwerker iets meer zicht heeft gekregen op de ontwikkeling van de kinderen.
5.4.
Vast staat dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging, en de vraag die nu voorligt is of de ondertoezichtstelling daar nog enige verandering in kan brengen.
De kinderrechter overweegt dat er al sinds 2013 geen contact meer is tussen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en hun vader en dat het de GI sinds zij betrokken is bij het gezin niet is gelukt om dit contact te herstellen. De tot nu toe ingezette hulpverlening, waaronder het exposure-traject van [minderjarige 2] bij [naam] , is niet effectief gebleken en lijkt de weerstand van [minderjarige 2] alleen maar te hebben vergroot.
Het is de GI ook niet gelukt om zicht te krijgen op wat er in het verleden is gebeurd, zodat zij hiermee niet goed rekening heeft kunnen houden bij het werken aan contactherstel.
Omdat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet over gebeurtenissen uit het verleden willen praten, blijft het bovendien onduidelijk of de weerstand tegen contact met de vader voortkomt uit reële angst voor vader ofwel vanuit loyaliteitsgevoelens van de kinderen naar de moeder.
De kinderrechter heeft nu twee keer uitgebreid met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gesproken en het is hem duidelijk dat zij heel vasthoudend zijn in hun standpunt dat zij geen contact willen met hun vader, geen bemoeienis willen van de GI en de hulpverlening en dat zij niet over het verleden willen praten. De kinderen geven aan dat zij hulpverleningsmoe zijn en een normaal leven willen leiden. De schriftelijke aanwijzing waarin staat dat zij verplicht zijn om contactmomenten met hun vader te hebben geeft ze stress en het liefst werken zij er niet aan mee.
De kinderrechter is van oordeel dat contactherstel met de vader, ook in minimale omvang, in het belang is van de kinderen, omdat zij op die manier tot een genuanceerder beeld van hun vader kunnen komen. De kinderrechter moet echter ook vaststellen dat door een voortduren van de ondertoezichtstelling dit doel hoogstwaarschijnlijk niet bereikt gaat worden. De tot nu toe ingezette hulpverlening heeft geen enkel effect gehad. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben inmiddels al negen jaar geen contact meer met hun vader en zijn nu op een leeftijd dat er veel waarde moet worden gehecht aan hun wensen, op welke wijze die wensen dan ook tot stand zijn gekomen. Het zijn pubers van 13 en 17 jaar en hun weerstand tegen contactherstel met hun vader is zo groot dat de kinderrechter van oordeel is dat een gedwongen contact met hun vader door middel van een schriftelijke aanwijzing geen reële kans van slagen heeft. Om tot effectieve hulpverlening te komen had een dergelijke interventie eerder ingezet moeten worden.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter, ondanks dat hij de huidige situatie erg onbevredigend vindt, het verzoek van de GI afwijzen. De kinderrechter ziet dit niet als de beste, maar als de minst slechte beslissing gegeven de omstandigheden.
5.5
Uitleg voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] door de kinderrechter
Ik heb met jullie twee keer een goed gesprek gehad. Jullie hebben mij verteld dat het heel goed met jullie gaat. Maar er is ook iets wat jullie lastig vinden in jullie leven. Jullie willen je vader niet meer zien omdat jullie boos op hem zijn vanwege vervelende dingen die vroeger zijn gebeurd. Ik heb uitgelegd dat jullie vader wel graag contact zou willen hebben met jullie. Maar jullie zien dat helemaal niet zitten. Jullie hebben geen zin meer om met [vertegenwoordiger van de GI] en andere hulpverleners te praten. Jullie willen ook niet meer over vroeger praten en een gewoon leven hebben. Jullie zijn al die gesprekken zat en willen rust.
Ik heb ook met jullie vader gepraat. Hij is verdrietig dat hij jullie niet ziet en spreekt. Maar hij begrijpt dat jullie geen contact met hem willen. Hij wil vooral dat het goed gaat met jullie. Dat vindt hij het allerbelangrijkste.
Jullie hebben je vader al heel lang niet meer gezien. Misschien is hij wel veranderd en klopt het niet meer hoe jullie over hem denken.
Ik denk dat jullie een lieve vader hebben die veel te bieden heeft. Maar ik wil jullie niet dwingen om iets te doen wat je echt niet wil. Dat geeft te veel stress en dat is niet goed. Daarom zal ik het verzoek van [vertegenwoordiger van de GI] om de ondertoezichtstelling te verlengen afwijzen. Dat betekent dat jullie niet meer met [vertegenwoordiger van de GI] en andere hulpverleners hoeven te praten. Het betekent ook dat jullie niet worden verplicht om contact te hebben met jullie vader.
Ik hoop dat als er geen ondertoezichtstelling meer is jullie weer rust hebben. Ik hoop ook dat er dan ruimte komt om nog eens na te denken over contact met jullie vader. Ik kan me goed voorstellen dat jullie in de toekomst nieuwsgierig worden naar hem. En misschien dat jullie dan toch nog eens hem willen zien of spreken. Maar jullie kunnen hem natuurlijk ook een briefje sturen of een whatsappje. Ik weet zeker dat jullie vader daar heel blij mee zou zijn. En ik denk dat het voor jullie ook heel waardevol kan zijn. Het is toch fijn om te weten wie je vader is en wat hij voor je zou kunnen betekenen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek van de GI tot toewijzing van het aangehouden deel van het verzoek verlenging ondertoezichtstelling.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M. van Weely, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M. Woudman, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is vastgesteld op 19 mei 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.