ECLI:NL:RBNHO:2022:8121

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 september 2022
Publicatiedatum
9 september 2022
Zaaknummer
9667369
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding koopovereenkomst paard wegens non-conformiteit en mededelingsplicht

In deze zaak heeft de kantonrechter te Haarlem geoordeeld over de ontbinding van een koopovereenkomst van een paard. [Eiseres] heeft [gedaagde] gedagvaard na het constateren van ernstige gezondheidsklachten bij het paard, dat zij op 14 juli 2020 had gekocht voor € 5.750,-. De koopovereenkomst werd ontbonden op 19 juli 2021, nadat [eiseres] had geconstateerd dat het paard lijdt aan RAO/COPD, oftewel paarden astma. [Eiseres] stelde dat [gedaagde] op de hoogte was van de gezondheidsproblemen van het paard, maar deze informatie niet had gedeeld tijdens de verkoop. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] haar mededelingsplicht had geschonden, aangezien zij op de hoogte was van eerdere hoestklachten van het paard en de diagnose van equine astma. De rechter concludeerde dat het paard niet voldeed aan de verwachtingen die [eiseres] op basis van de koopovereenkomst mocht hebben, en dat [gedaagde] tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst. De vordering van [eiseres] om de koopsom terug te vorderen werd toegewezen, evenals de proceskosten. De kantonrechter wees de overige vorderingen van [eiseres] af, omdat deze niet voldoende waren onderbouwd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9667369 \ CV EXPL 22-696
Uitspraakdatum: 14 september 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [plaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. E.H. Jansen
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: voorheen mr. E.H. Jansen, thans mr. G.P. Poiesz

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft [gedaagde] gedagvaard op 21 januari 2022. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord. [eiseres] heeft daarop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] nog een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
Bij schriftelijke koopovereenkomst heeft [eiseres] van [gedaagde] gekocht het paard [naam] , een ruin geboren op 1 juni 2011, waarschijnlijk Arabier x Paint, voor een koopsom van € 5.750,-. Overdracht vond plaats op 14 juli 2020.
2.2.
Blijkens het koopcontract heeft [eiseres] verklaard het paard te kopen met de bedoeling het te gebruiken als rijpaard en heeft [gedaagde] verklaard dat het paard daarvoor geschikt is.
2.3.
[gedaagde] had het paard via internet te koop aangeboden. In de advertentie stond onder meer:
Een eyecatcher en een alleskunner in één!Het is een 9-jarige ruin van ca. 1.60cm, vermoedelijk een Arabier x Paint kruising.Ik heb hem nu 2,5 jaar in mijn bezit, zelf beleerd en opgeleid, daarbij hebben we samen onwijs veel dingen gezien en gedaan.Hij kan echt alles waaronder: Dressuur (L1 met winstpunten), Springen, Eventing, is betuigd, kan bitloos (…)Daarbij heeft hij 3 goede basis gangen, hij gaat iedere 6-8 weken naar de hoefsmid, ieder jaar naar de tandarts, 2x in het jaar naar de osteopaat, altijd op tijd ingeënt en scheren is geen probleem. (…) Hij heeft goede harde hoeven en heeft droog been werk. Hij heeft tot slot ook geen (stal-)gebreken. (…)
2.4.
Voorafgaande aan de koop heeft dierenarts [dierenarts] te [plaats] het paard in opdracht van [eiseres] klinisch onderzocht. Blijkens diens rapport van 9 juli 2020 zijn geen afwijkingen gevonden, zijn er tijdens de keuring geen bevindingen gedaan die mogelijk wijzen op ondeugden en heeft [dierenarts] bij de conclusie opgeschreven:
klinisch geen bezwaar.
2.5.
[gedaagde] heeft bij de verkoop niet gemeld dat zij in 2018 en 2019 op internet advies had gevraagd omdat het paard veel hoestte. Zo schreef zij op 14 oktober 2018:
Ik zit op dit moment een beetje met mijn handen in het haar.Mijn paard hoest onwijs erg afgelopen maand en deze maand.Dit doet hij alleen, als hij gaat draven/galopperen.Er is weinig tot geen snot.Nu is de vee arts geweest, die vertelde dat het enkel in de luchtpijp wat geirriteerd is en dat de longen nog prima klinken.Hij ademt wel wat oppervlakkig.Nu heb ik ventipulmin voorgeschreven gekregen.Dit heb ik nu 10 dagen gegeven, s’ochtends en s’avonds, op advies van de vee arts.Dit heeft niet geholpen, ik merk geen verschil.Heeft iemand nog een tip/wondermiddel?
2.6.
Op 4 mei 2019 heeft [gedaagde] op internet geschreven:
Ik heb alles geprobeerd via een da en bij de kliniek om het kortademige bij mijn paard weg te halen. Ik heb zelf het idee dat het heel erg taai slijm is wat vastzit, omdat er constant neus uitvloeiingen zijn na het rijden en als hij stil heeft gestaan voor en week is het ontzettend erg en begint hij weer met het ophoesten. De kliniek raadde me astma puffertjes aan, terwijl er op de kliniek niks qua bacteriën uitkwam (2 verschillende kweken gedaan). (…)En op 5 mei 2019 heeft [gedaagde] op een vraag geantwoord dat het probleem al dik drie kwart jaar speelde.
2.7.
[gedaagde] heeft bij de verkoop ook geen melding gemaakt van het onderzoek dat de dierenarts op 30 oktober 2018 naar het hoesten (dat zich toen al circa zes maanden voordeed) deed. In het verslag van de dierenarts van 9 november 2018 staat:
Diagnose: equine asthmaAdvies/therapie: Gezien de uitslagen blijft een bacteriële rol in het hoesten niet uit te sluiten. Voor we kunnen gaan behandelen met ontstekingsremmers zullen we deze dus eerst moeten oplossen, aangezien we geen identificatie hebben van de bacterie geven we hiervoor een breedspectrum antibiotica.Medicatie:2 maal daags sulfatrim2 maal daags ventipulminNa 7 dagen overlegManagement van een hoestend paard
2.8.
Omdat het paard veel hoestte heeft [eiseres] zich enkele keren tot de dierenarts gewend. Deze heeft het volgende in het dossier opgeschreven:
26/04/21 (…) Advies bij dit paard is om het dier zo stofvrij mogelijk te houden. Aangezien er nog geen precedenten & klachten in het verleden waren, is er nog geen sprake van RAO/COPD, zijnde allergie voor stof/pollen/schimmels. (…)12/05/21 (…) Paard hoest iets minder maar nog steeds niet fit, weinig looplust, snel zwaarder ademen en protest. (…)21/06/21(…) Daarnaast opstapeling taaie mucus thv bronchen/bronchiolen en alveoli. Diagnose RAO/COPD bijna volledig bevestigd door symptomen en reactie op therapie. (…) Verslagen van kliniekbezoek aanwezig van vorige eigenaar die RAO bevestigd hebben. (…)
2.9.
Op 21 juni 2021 heeft [eiseres] telefonisch contact met [gedaagde] opgenomen om de gezondheid van het paard te bespreken.
2.10.
Bij brief van 19 juli 2021 heeft de gemachtigde van [eiseres] aan [gedaagde] laten weten dat de koopovereenkomst werd ontbonden wegens de gezondheidsproblemen van het paard. Daarbij is de koopsom teruggevorderd en is aanspraak gemaakt op vergoeding van alle door [eiseres] gemaakte kosten die zij niet zou hebben gemaakt, indien de koopovereenkomst niet gesloten zou zijn.
2.11.
Bij brief van 28 juli 2021 heeft de vader van [gedaagde] namens zijn dochter de aansprakelijkheid afgewezen omdat het paard op het moment van verkoop en levering volledig gezond was.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert (samengevat) dat de kantonrechter:
I. voor recht verklaart dat de koopovereenkomst van 12 juli 2020 geacht wordt ontbonden te zijn op 19 juli 2021, althans de koopovereenkomst per heden ontbindt;
II. [gedaagde] veroordeelt om aan [eiseres] te betalen de somma van € 5.750,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding;
III. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een aanvullende schadevergoeding voor de door [gedaagde] gemaakte kosten die zij niet zou hebben gemaakt wanneer de koopovereenkomst niet tot stand zou zijn gekomen, waaronder in ieder geval alle stallingskosten vanaf 12 juli 2020, alle kosten van de hoefsmid vanaf 12 juli 2020 en alle medische kosten, waaronder de kosten van de door [gedaagde] geconsulteerde dierenartsen en medicatie;
IV. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van de proceskosten.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat het paard dat zij van [gedaagde] heeft gekocht ernstige gezondheidsklachten heeft. Hoewel [gedaagde] wist van die klachten, heeft zij daarvan geen melding gemaakt bij de aankoop door [eiseres] . Het paard voldoet niet aan de koopovereenkomst (non-conformiteit ex artikel 7:17 BW). Verder stelt [eiseres] dat zij heeft gedwaald: als zij had geweten dat het paard deze gezondheidsproblemen had, had zij het paard niet gekocht. Ten slotte voert [eiseres] aan dat [gedaagde] is tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst omdat zij een kerngezond paard te koop heeft aangeboden, hetgeen niet het geval is gebleken.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Zij voert daartoe het volgende aan.
Ten eerste moet de vordering voetstoots worden afgewezen omdat [eiseres] heeft gehandeld in strijd met de verplichting van artikel 21 Rv om de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
Ten tweede kan het beroep op dwaling geen gevolg hebben omdat [eiseres] de vernietiging niet heeft ingeroepen. Van dwaling was overigens geen sprake omdat het paard op het moment van verkoop gezond was. De klachten die het paard in 2018 had, waren verholpen. De gezondheidsklachten waarop [eiseres] zich beroept zijn pas na de koop ontstaan. Het gaat daarom om een toekomstige omstandigheid op grond waarvan geen beroep op dwaling kan worden gedaan.
4.2.
Ten derde betwist [gedaagde] dat zij is tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Zij heeft een gezond paard verkocht en geleverd, hetgeen ook blijkt uit de aankoopkeuring die is verricht. Verder is [gedaagde] niet in gebreke gesteld en is [eiseres] rauwelijks overgegaan tot ontbinding van de koopovereenkomst. Eventuele vorderingsrechten had [eiseres] overigens al verspeeld door niet binnen bekwame tijd na ontdekking van de gebreken bij [gedaagde] te protesteren.
4.3.
Ten vierde betwist [gedaagde] dat het paard niet voldeed aan de overeenkomst. [eiseres] mocht verwachten dat zij een negen jaar oude ruin, waarschijnlijk van het ras Arabier x Paint, geschikt om te worden gebruikt als rijpaard, kocht en het paard voldeed daaraan. Ten tijde van de verkoop was het gezond. Voor gebreken die zijn ontstaan na de verkoop, is [gedaagde] niet aansprakelijk. Ook hier geldt dat [eiseres] heeft nagelaten tijdig te klagen, zodat zij op de eventuele non-conformiteit een beroep meer kan doen.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter gaat voorbij aan het verweer van [gedaagde] dat [eiseres] heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 21 Rv, hetgeen volgens [gedaagde] dient te leiden tot voetstootse afwijzing van de vorderingen van [eiseres] . Hoewel [eiseres] bij het beschrijven van de feiten onzorgvuldig is geweest door deze niet allemaal correct en volledig te vermelden, is geen sprake van een zodanige situatie dat het voetstoots afwijzen van de vordering geboden is. Van het moedwillig op het verkeerde been zetten met betrekking tot voor de beslissing van cruciaal belang zijnde feiten, is de kantonrechter onvoldoende gebleken. Mede gelet op hetgeen [gedaagde] nog aan feiten en omstandigheden heeft aangevoerd, acht de kantonrechter zich voldoende voorgelicht om een beslissing te kunnen nemen.
5.2.
De kantonrechter gaat ook voorbij aan het beroep van [eiseres] op dwaling. Zoals [gedaagde] terecht heeft aangevoerd, zou een geslaagd beroep op dwaling leiden tot vernietiging van de koopovereenkomst, maar heeft [eiseres] dat niet gevorderd. Zij heeft zich immers beroepen op ontbinding van de koopovereenkomst.
5.3.
[eiseres] heeft aan haar beroep op ontbinding ten grondslag gelegd dat het paard non-conform (in de zin van artikel 7:17 BW) is omdat het gezondheidsklachten heeft die [gedaagde] bij de verkoop al bekend waren en waarvan zij geen mededeling heeft gedaan. Volgens [gedaagde] waren de klachten die het paard in 2018 en 2019 had voorbij en was het paard ten tijde van de verkoop volledig gezond. Dat blijkt volgens haar ook uit de aankoopkeuring en uit het feit dat zij in 2018 en 2019 meerdere proeven heeft gereden.
5.4.
Uitgangspunt bij een koopovereenkomst is dat de afgeleverde zaak (in dit geval het paard) aan de overeenkomst moet beantwoorden. Dat is niet het geval als de zaak, mede gelet op de aard daarvan en de mededelingen van de verkoper, niet de eigenschappen bezit die de koper mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen, alsmede de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien. Of de verkoper een mededelingsplicht heeft met betrekking tot bepaalde eigenschappen hangt onder meer af van de aard van de zaak, de zichtbaarheid en aard van het gebrek, de hoogte van de prijs en de hoedanigheid van partijen. Overigens wordt de stelling van [eiseres] dat sprake is van een consumentenkoop verworpen. [eiseres] heeft weliswaar aangevoerd dat [gedaagde] bij de verkoop heeft gehandeld in haar hoedanigheid van handelaar/bedrijfsmatig fokker, maar heeft dat betoog in het licht van de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] niet nader onderbouwd. Daardoor is aan één van de vereisten voor consumentenkoop als bedoeld in artikel 7:5 BW niet voldaan.
5.5.
In dit geval gaat het om de verkoop door een particulier van een paard aan een andere particulier. Zoals [gedaagde] zelf heeft aangevoerd, hield zij voor haar hobby twee paarden en moest zij vanwege tijdgebrek één paard wegdoen. In haar advertentie heeft [gedaagde] aangegeven dat het paard, dat zij zelf 2,5 jaar in bezit had en zelf had beleerd en opgeleid, geen gebreken had. Blijkens de koopovereenkomst heeft [gedaagde] verklaard dat het paard geschikt is voor het gebruik als rijpaard. Onder deze omstandigheden mocht [eiseres] er van uit gaan dat het paard volledig gezond was en geschikt was om te gebruiken als rijpaard. [gedaagde] betwist dat overigens ook niet.
5.6.
Vast staat dat het paard in juni 2021 is gediagnosticeerd met RAO/COPD, oftewel paarden astma. Uit hetgeen [gedaagde] op internet heeft geschreven blijkt dat het paard in 2018 en 2019 gedurende een periode van tenminste drie/kwart jaar hoestklachten heeft gehad. Bovendien blijkt uit het onderzoek dat de dierenarts in november 2018 heeft gedaan dat het paard werd gediagnosticeerd met equine astma, oftewel paarden astma. De symptomen van die aandoening kunnen met de juiste behandeling weliswaar worden onderdrukt, maar het paard blijft de overgevoeligheid voor stof en ander luchtdeeltjes houden. Het betoog van [gedaagde] dat het paard ziek was geweest en daarvan was hersteld, gaat dus niet op. Dat de keuringsarts bij de verkoop niet heeft onderkend dat het paard astma had, leidt niet tot een andere conclusie: uit hetgeen de door [eiseres] ingeschakelde dierenarts heeft opgeschreven, volgt dat deze pas bij aanhoudende klachten, de reactie van het paard op therapie en het hem kennelijk toen pas bekend zijnde eerdere onderzoek uit 2018 tot de conclusie kwam dat het paard astma heeft. Zou [gedaagde] de voorgeschiedenis met de keuringsarts hebben gedeeld, dan was deze mogelijk tot een andere conclusie gekomen.
5.7.
Het had in de gegeven omstandigheden op de weg van [gedaagde] gelegen om bij de verkoop aan [eiseres] mededeling te doen van de klachten die het paard in 2018 en 2019 had en van de diagnose die in november 2018 is gesteld. [gedaagde] kende het dier als geen ander en wist, althans kon weten, dat deze informatie voor [eiseres] die het dier zelf zou gaan berijden, van belang was: niet alleen voor wat betreft de vraag of zij het paard al dan niet zou kopen, maar ook voor de wijze waarop zij bij aankoop met het paard zou moeten omgaan. Juist om verdere gezondheidsschade te voorkomen, moet de omgeving waarin het paard verblijft worden aangepast en is eventueel medicinale behandeling noodzakelijk. Zelfs als [gedaagde] daadwerkelijk dacht dat het paard weer was hersteld, had zij melding moeten maken van de klachten die het paard in 2018 en 2019 had: de ernst en de lange duur van die klachten gaven daartoe voldoende aanleiding.
5.8.
De conclusie is dan ook dat [gedaagde] haar mededelingsplicht heeft geschonden en dat het paard niet voldeed aan hetgeen [eiseres] op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Dat betekent dat [gedaagde] is tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Op grond van artikel 7:265 BW geeft iedere tekortkoming de wederpartij de bevoegdheid de overeenkomst te ontbinden tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Verder is in lid 2 van dat artikel bepaald dat alleen wanneer nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, de bevoegdheid tot ontbinding pas ontstaat wanneer de schuldenaar in verzuim is.
5.9.
In dit geval moet er van uit worden gegaan dat de nakoming blijvend onmogelijk is: [gedaagde] kan immers dit paard niet zonder gezondheidsklachten leveren. [eiseres] mocht de overeenkomst dus ontbinden zonder dat daaraan een ingebrekestelling vooraf ging. De gevorderde verklaring voor recht betreffende de ontbinding zal dan ook worden toegewezen.
5.10.
Het verweer van [gedaagde] dat [eiseres] niet tijdig heeft geklaagd (ex artikel 6:89 BW of 7:23 BW) faalt. Uit de door [eiseres] overgelegde informatie van de veearts blijkt dat het paard weliswaar al vanaf april 2021 (hoest)klachten had, maar dat pas op 21 juni 2021 de diagnose van paarden astma werd gesteld. Vervolgens heeft [eiseres] op die zelfde dag telefonisch contact met [gedaagde] gehad en heeft haar gemachtigde [gedaagde] bij brief van 19 juli 2021 aansprakelijk gesteld. Dat is binnen een maand na de diagnose en dus tijdig. Er is geen reden om uit te gaan van een eerdere datum waarop [eiseres] zodanig bekend was met het gebrek dat zij had moeten klagen bij [gedaagde] . Zoals [gedaagde] zelf ook aanvoert, kan een paard nu eenmaal ziek worden en leidt niet iedere ziekte tot de conclusie dat sprake is van een no-conforme koop. Juist de diagnose paarden astma leidt wel tot die conclusie en die diagnose is kort voordat [eiseres] [gedaagde] aansprakelijk stelde, gesteld.
5.11.
Ontbinding van een overeenkomst leidt tot het ontstaan van verbintenissen tot ongedaanmaking van de reeds ontvangen prestaties. Dat betekent dat [gedaagde] de door haar ontvangen koopsom voor het paard aan [eiseres] zal moeten terugbetalen. De daarop gerichte vordering zal dus worden toegewezen.
5.12.
[eiseres] vordert verder aanvullende schadevergoeding voor de door haar gemaakte kosten die zij niet zou hebben gemaakt wanneer de koopovereenkomst niet tot stand zou zijn gekomen, zoals stallingskosten, kosten van de hoefsmid en medische kosten. Omdat, zoals hiervoor is overwogen, het beroep op dwaling is verworpen, kan [eiseres] op grond van artikel 6:74 BW in beginsel alleen de schade die het gevolg is van de wanprestatie vorderen. Het gaat dan uitsluitend om de medische kosten omdat zij de stallingskosten en de kosten aan de hoefsmid ook zou hebben gemaakt als een gezond paard zou zijn geleverd. Ook voor de schade ex artikel 6:74 BW geldt dat een ingebrekestelling niet nodig is omdat de nakoming blijvend onmogelijk is.
5.13.
De vordering zal echter worden afgewezen. Zoals [gedaagde] terecht heeft aangevoerd zijn de betreffende kosten niet geconcretiseerd en gespecificeerd: [eiseres] heeft zelfs nagelaten om een bedrag in haar vordering op te nemen. Verder ontbreekt ook iedere onderbouwing van de gemaakte kosten, zoals de facturen van de dierenarts. Omdat het gaat om reeds gemaakte kosten had [eiseres] in deze procedure voldoende gelegenheid om deze nader te onderbouwen en zal zij niet meer de gelegenheid krijgen dat alsnog te doen.
5.14.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] omdat zij in het ongelijk wordt gesteld.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart voor recht dat de koopovereenkomst van 12 juli 2020 tussen partijen per 19 juli 2021 is ontbonden;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van € 5.750,- te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 21 januari 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 125,03
griffierecht € 86,00
salaris gemachtigde € 622,00 ;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter