In deze zaak heeft eiser, een aannemer, een vordering ingesteld tegen gedaagde, een besloten vennootschap, voor het betalen van een restantfactuur van € 2.764,90, die voortvloeit uit een overeenkomst van opdracht voor het waterdicht maken van een vloer in de bedrijfsruimte van gedaagde. Eiser heeft de vloer gelegd, maar gedaagde heeft klachten geuit over gebreken en heeft slechts een deel van de factuur betaald. Eiser vordert nu betaling van het restant, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en rente. Gedaagde heeft als tegenvordering een verklaring voor recht gevorderd dat eiser aansprakelijk is voor de schade door de gebrekkige vloer.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiser niet in verzuim is geraakt, omdat gedaagde eiser niet schriftelijk in gebreke heeft gesteld. De telefonische klachten van gedaagde zijn niet voldoende om verzuim te doen ontstaan. De rechter oordeelt dat gedaagde verplicht is het restantbedrag te betalen, omdat er geen grond is voor ontbinding van de overeenkomst. De vordering van eiser wordt toegewezen, inclusief de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. De tegenvordering van gedaagde wordt afgewezen, omdat eiser niet in verzuim is en dus niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de schade.
De kantonrechter heeft de proceskosten voor gedaagde vastgesteld en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.