Op 15 september 2022 heeft de rechter-commissaris in de Rechtbank Noord-Holland een vordering tot ontruiming toegewezen op basis van artikel 551a van het Wetboek van Strafvordering. De vordering was ingediend door de officier van justitie op 13 september 2022, ter onderbouwing waarvan proces-verbaal van bevindingen was overgelegd. De vordering betrof een pand waar de verdachten, [verdachte 1] en [verdachte 2], zonder toestemming van de eigenaren verbleven. De rechter-commissaris heeft vastgesteld dat de verdachten verdacht worden van misdrijven zoals omschreven in de artikelen 138, 138a en 139 van het Wetboek van Strafrecht.
Tijdens de zitting op 14 september 2022 zijn de verdachten gehoord, waarbij [verdachte 1] in aanwezigheid van haar raadsvrouw was, terwijl [verdachte 2] de zitting bijwoonde maar niet apart werd gehoord vanwege taalproblemen. De raadsvrouw van [verdachte 1] pleitte voor niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, verwijzend naar een eerdere afwijzing van een vordering in deze zaak. De rechter-commissaris oordeelde echter dat de officier van justitie ontvankelijk was, gezien de gewijzigde omstandigheden en de noodzaak om de openbare orde te beschermen.
De rechter-commissaris voerde een proportionaliteitstoets uit, waarbij de belangen van de eigenaren en de bewoners werden afgewogen. Ondanks de persoonlijke omstandigheden van de bewoners, zoals het gebrek aan betaalbare woonruimte, oordeelde de rechter-commissaris dat de belangen van de eigenaren zwaarder wogen. De vordering werd toegewezen, met de bepaling dat de ontruiming niet eerder dan op 16 september 2022 om 17.00 uur mocht plaatsvinden. De beslissing is genomen door mr. W. Veldhuijzen van Zanten, rechter-commissaris, en er kan binnen 14 dagen hoger beroep worden ingesteld.