ECLI:NL:RBNHO:2022:8263

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 september 2022
Publicatiedatum
16 september 2022
Zaaknummer
15.212527
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beslissing RC
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing tot ontruiming op basis van artikel 551a Sv in een strafzaak tegen verdachten van kraken

Op 15 september 2022 heeft de rechter-commissaris in de Rechtbank Noord-Holland een vordering tot ontruiming toegewezen op basis van artikel 551a van het Wetboek van Strafvordering. De vordering was ingediend door de officier van justitie op 13 september 2022, ter onderbouwing waarvan proces-verbaal van bevindingen was overgelegd. De vordering betrof een pand waar de verdachten, [verdachte 1] en [verdachte 2], zonder toestemming van de eigenaren verbleven. De rechter-commissaris heeft vastgesteld dat de verdachten verdacht worden van misdrijven zoals omschreven in de artikelen 138, 138a en 139 van het Wetboek van Strafrecht.

Tijdens de zitting op 14 september 2022 zijn de verdachten gehoord, waarbij [verdachte 1] in aanwezigheid van haar raadsvrouw was, terwijl [verdachte 2] de zitting bijwoonde maar niet apart werd gehoord vanwege taalproblemen. De raadsvrouw van [verdachte 1] pleitte voor niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, verwijzend naar een eerdere afwijzing van een vordering in deze zaak. De rechter-commissaris oordeelde echter dat de officier van justitie ontvankelijk was, gezien de gewijzigde omstandigheden en de noodzaak om de openbare orde te beschermen.

De rechter-commissaris voerde een proportionaliteitstoets uit, waarbij de belangen van de eigenaren en de bewoners werden afgewogen. Ondanks de persoonlijke omstandigheden van de bewoners, zoals het gebrek aan betaalbare woonruimte, oordeelde de rechter-commissaris dat de belangen van de eigenaren zwaarder wogen. De vordering werd toegewezen, met de bepaling dat de ontruiming niet eerder dan op 16 september 2022 om 17.00 uur mocht plaatsvinden. De beslissing is genomen door mr. W. Veldhuijzen van Zanten, rechter-commissaris, en er kan binnen 14 dagen hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

rechter-commissaris in strafzaken
zittingsplaats Haarlem.
parketnummer : 15.212527
datum : 15 september 2022

Beslissing op een vordering tot machtiging

bevel verwijderen personen en goederen
(artikel 551a Wetboek van Strafvordering)
in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte 1]

geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats]
en

[verdachte 2]

geboren op [geboortedatum] 1985
en/of één of meer vooralsnog onbekend gebleven persoon.

Procedure

De officier van justitie heeft op 13 september 2022 schriftelijk gevorderd dat de rechter-commissaris de bovengenoemde machtiging verleent.
De officier van justitie heeft ter onderbouwing van de vordering een proces-verbaal van bevindingen overgelegd van Noord-Holland met kenmerk PL1100-2022167022 van 18 augustus 2022 en het proces-verbaal van bevindingen PL1100-2022167022-6 van 6 september 2022.
De vordering heeft betrekking op het pand gelegen aan [adres] , alsmede alle voorwerpen die ter plaatse worden aangetroffen.
Verdachte [verdachte 1] is in aanwezigheid van haar raadsvrouw en de officier van justitie door de rechter-commissaris op 14 september 2022 gehoord. Verdachte [verdachte 2] , die de Nederlandse taal onvoldoende beheerste, stemde er mee in niet apart gehoord te worden. Hij heeft de zitting wel bijgewoond.

Beoordeling

Uit het proces-verbaal van de politie blijkt dat de in de vordering genoemde personen worden verdacht van een misdrijf als omschreven in artikel 138 en/of artikel 138a en/of artikel 139 Wetboek van Strafrecht.
Uit het dossier is de rechter-commissaris gebleken dat op 6 september 2022 door wijkagent [naam 1] telefonisch aan verdachte [verdachte 1] is meegedeeld dat de officier van justitie voornemens was in de week van 5 tot en met 9 september 2022 een (nieuwe) vordering tot machtiging ontruiming bij de rechter-commissaris in te dienen. [verdachte 1] gaf aan de mededeling te begrijpen en haar advocaat in kennis te zullen stellen. Op 6 september 2022 is deze mededeling gericht aan alle bewoners van het pand op schrift door wijkagent [naam 1] uitgereikt aan [naam 2] , die op dat moment in het pand verbleef en voor ontvangst heeft getekend. De rechter-commissaris heeft op 13 september 2022 per email foto’s van de officier van justitie toegestuurd gekregen, waarop te zien is dat op de deur van het pand een kennisgeving van de zitting van heden om 9.30 uur is aangebracht. De rechter-commissaris acht de bewoners op deze wijze voldoende in de gelegenheid gesteld te worden gehoord, hetgeen ook blijkt uit de aanwezigheid van voornoemde verdachten ter zitting.
De raadsvrouw heeft ter zitting aangegeven niet te beschikken over de vordering van 13 september 2022. De rechter-commissaris heeft de (summiere) tekst daarvan ter zitting voorgelezen en aangegeven deze alsnog digitaal te zullen verstrekken. De raadsvrouw ging daarmee akkoord.
De raadsvrouw heeft primair niet-ontvankelijk verklaring van het openbaar ministerie bepleit. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat eerder een vordering in deze kwestie was ingediend en dat de rechter-commissaris deze bij beslissing van 26 augustus 2022 heeft afgewezen. De raadsvrouw neemt aan dat er geen hoger beroep openstond voor de officier van justitie en ziet het indienen van de vordering van 13 september 2022 als een verkapt hoger beroep. De omstandigheden ten opzichte van de situatie in augustus zijn nauwelijks veranderd, aldus de raadsvrouw. Het enkele feit dat de Gemeente Zaanstad op 30 augustus 2022 de ontvangst van de sloopmelding heeft bevestigd is volgens de raadsvrouw onvoldoende rechtvaardiging voor een nieuwe vordering.
De rechter-commissaris acht het openbaar ministerie ontvankelijk in de vordering. Anders dan door de raadsvrouw wordt verondersteld had de officier van justitie een beroepsmogelijkheid tegen de eerdere beslissing van de rechter-commissaris ingevolge artikel 446 Sv. Het is evenwel aan de officier van justitie of daarvan gebruik wordt gemaakt of niet. Het dossier bevat een brief van de Gemeente Zaanstad van 30 augustus 2022 aan [naam 3] waarin de ontvangst van de op 18 augustus 2022 ingediende sloopmelding wordt gedaan. De Gemeente Zaanstad deelt in deze brief mee dat een beoordeling van de ingediende gegevens in relatie tot de omstandigheden ter plaatse tot de conclusie leidt dat de voorgenomen sloopwerkzaamheden aanvaardbaar worden geacht. De rechter-commissaris ziet in deze gewijzigde omstandigheid voldoende aanleiding de officier van justitie ontvankelijk te verklaren in de vordering.
De raadsvrouw voert aan dat door de officier van justitie niet is voldaan aan het vereiste na een gedegen onderzoek een evenwichtig dossier aan te leveren. Volgens de raadsvrouw had de officier van justitie, zeker gezien de overwegingen van de rechter-commissaris van 26 augustus 2022 op dit punt, meer onderzoek moeten doen. Ook had de officier van justitie volgens de raadsvrouw kennelijk moeten proberen te partijen te bewegen tot afspraken te komen. De vordering moet om die reden wegens schending van onder meer de artikelen 6,8 en 13 EVRM worden afgewezen, aldus de raadsvrouw
De rechter-commissaris is het met de officier van justitie eens dat onderzoek naar de mogelijkheden voor onderlinge afspraken geen vereiste is om een vordering ex artikel 551a Sv te kunnen doen. Ook de (mogelijk) summiere inhoud van het dossier is geen op zichzelf staande reden om de vordering af te wijzen. De officier van justitie wijst er terecht op dat in de Memorie van Toelichting ( TK 2020-2021, 35296, nr. 6, p. 12) wordt aangegeven dat in beginsel kan worden volstaan met een bescheiden dossier, waaruit blijkt wie de rechtmatige eigenaar is, dat deze aangifte van voornoemde strafbare feiten heeft gedaan en om welk pand het gaat. Uiteraard wordt de inhoud van het dossier wel door de rechter-commissaris betrokken bij de inhoudelijke beoordeling en de in dat verband af te wegen belangen (waarover hierna meer). Een gebrek aan informatie aan de zijde van het openbaar ministerie kan gevolgen hebben voor de uitkomst van deze afweging.
Uit het dossier volgt genoegzaam dat de krakers wederrechtelijk, zonder toestemming van de eigenaren, in het pand verblijven. Zij verblijven blijkens het dossier sinds ongeveer 11 augustus 2022 in het pand. De strafbaarstelling van kraken en de in artikel 551a Sv opgenomen ontruimingsbevoegdheid heeft ten doel bescherming van het recht van de eigenaar en bescherming van de openbare orde. De eigena(a)(ren) hebben aangifte gedaan bij de politie. De officier van justitie heeft aangegeven dat de eigenaren sinds de verwerving van het pand in juni 2021 steeds stappen hebben gezet om het pand exploitabel te maken. In februari 2022 is een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. In dit kader zijn verschillende acties vereist, die ook zijn ondernomen. De eigenaren zijn niet achterover gaan leunen en houden nauw contact met de Gemeente. Op 19 juli 2022 is de vereiste asbestrapportage verkregen en op 30 augustus 2022 de toestemming om te slopen. De eigenaar/aangever heeft op vragen van de rechter-commissaris ter zitting aangegeven dat hij een bouwbedrijf heeft en slopers in dienst, die beschikbaar zijn om elk moment te beginnen met slopen.
Onbetwist is dat de krakers ingevolge artikel 8 EVRM en huisrecht toe komt en dat ontruiming een ernstige inbreuk maakt op dit recht. Het in artikel 8 lid 2 EVRM besloten proportionaliteitsvereiste brengt mee dat de rechter-commissaris moet toetsen of de in abstracto door de wetgever gegeven voorrang aan het belang van de openbare orde en de rechten van de eigenaren in de concrete omstandigheden van het geval proportioneel is. Dit vraagt om een afweging van de betrokken concrete belangen. Deze afweging kan alleen worden gemaakt als de verdachte(n) uitzonderlijke omstandigheden aannemelijk maken die maken dat het huisrecht in dit geval voorrang moet krijgen boven het concrete belang bij de ontruimingsvordering. De rechter-commissaris is, anders dan door de raadsvrouw bepleit van oordeel dat het beoordelingscriterium dat blijkens vaste rechtspraak van de civiele rechter in dit soort zaken werd aangelegd, niet wezenlijk is gewijzigd sinds de per 1 juli gewijzigde wettelijke vereisten van artikel 551a Sv.
De raadsvrouw en verdachte [verdachte 1] hebben aangevoerd dat de bewoners een zwaarwegend belang hebben bij voortzetting van de bewoning, nu voldoende betaalbare woonruimte ontbreekt. Verdachte [verdachte 1] heeft al lange tijd grote moeite met het vinden van betaalbare woonruimte in de regio en is economisch/maatschappelijk aan de regio gebonden. Ze komt niet in aanmerking voor sociale huur en zal bij ontruiming dakloos worden. Daar staat volgens de raadsvrouw tegenover dat de eigenaren onvoldoende concrete belangen bij ingebruikname hebben. Op 26 april 2022 is een aanvraag voor de realisering van 10 appartementen ingediend. Na buitenbehandelingstelling is op 31 mei 2022 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. Het is onduidelijk welke beslissing hierop zal volgen, laat staan wanneer. Onaannemelijk is volgens de raadsvrouw dat op korte termijn noemenswaardige werkzaamheden zullen worden verricht. Er zijn geen offertes, opdrachtbevestigingen, specificaties e.d. ten aanzien van de sloop. Ook is onduidelijk wat zal worden gesloopt. In de tussentijd is verdachte [verdachte 1] bereid afspraken te maken met de eigenaren over haar bewoning van het pand en het verlenen van toegang tot het pand en af te spreken het pand te verlaten zodra sprake is van concrete uitvoerbare plannen die niet tot ongerechtvaardigde leegstand leiden. In de afweging dient volgens de raadsvrouw ook te worden betrokken dat de eigenaar volgens verdachte en haar medebewoners hen meermaals bedreigd heeft, de ramen heeft dichtgeschroefd, een gat in het dak heeft gemaakt en plotseling binnen heeft gestaan.
De rechter-commissaris is van oordeel dat inmiddels voldoende is komen vast te staan dat de eigenaren een concreet en gerechtvaardigd belang bij ontruiming hebben en dat dit niet zal leiden tot langdurige leegstand. Gelet op hetgeen de officier van justitie heeft aangevoerd is voldoende aannemelijk gemaakt dat het pand op korte termijn zal worden gesloopt met de bedoeling een ingrijpende verbouwing te realiseren. Het ontbreken van offertes, specificaties op opdrachtbevestigingen van sloopbedrijven is verklaarbaar, omdat de eigenaar een eigen bouwbedrijf met slopers in dienst heeft. Dat de omgevingsvergunning nog niet is verleend is geen doorslaggevende factor. De door de raadsvrouw en verdachte aangevoerde persoonlijke omstandigheden zijn niet onderbouwd met stukken. De omstandigheid dat het moeilijk is andere huisvesting te vinden en dat de bewoners na ontruiming mogelijk op straat komen te staan is geen omstandigheid die de belangenafweging in het voordeel van verdachte en de andere bewoners laat kantelen. Deze omstandigheid is door de wetgever al betrokken bij de keuze om in abstracto voorrang te geven aan het belang van de openbare orde, het beëindigen van strafbare feiten en de bescherming van rechten van derden, boven het huisrecht van de kraker. De gestelde intimiderende handelingen worden ontkend en zijn onvoldoende aannemelijk gemaakt. Verdachte [verdachte 1] heeft ter zitting aangegeven daarvan geen aangifte te hebben gedaan en behalve kennelijk een enkele telefonische melding van een kraker bij de politie is daarvan geen onderbouwing voorhanden.
De conclusie luidt derhalve dat de proportionaliteitstoets niet langer in het voordeel van verdachte(n) en de eventuele andere onbekend gebleven bewoners uitvalt. De vordering kan derhalve worden toegewezen. De officier van justitie heeft de vordering ter zitting gewijzigd in die zin dat een machtiging gevorderd wordt om opsporingsambtenaren te bevelen alle personen die
24 uur na het wijzen van deze beschikkingwederrechtelijke vertoeven in/op het pand/gebouw/lokaal/erf en alle voorwerpen die daar vanaf dat moment worden aangetroffen te verwijderd of doen verwijderen. De rechter-commissaris zal dit, ter voorkoming van onduidelijkheid over het moment waarop de termijn gaat lopen, iets anders formuleren, te weten dat het bevel niet eerder mag worden gegeven dan op vrijdag 16 september 2022 om 17. 00 uur.

Beslissing

De rechter-commissaris:
- wijst de vordering toe;
- machtigt de officier van justitie overeenkomstig de vordering om opsporingsambtenaren te bevelen alle personen die wederrechtelijk vertoeven in/op het pand/gebouw/lokaal/erf gelegen aan [adres] alsmede alle voorwerpen die ter plaatse worden aangetroffen, te verwijderen of te doen verwijderen, met dien verstande dat dit bevel
niet eerder dan op vrijdag 16 september 2022 om 17.00 uurwordt gegeven
Deze beslissing is op 15 september 2022 genomen door mr. W.Veldhuijzen van Zanten,
rechter-commissaris.
Tegen deze beslissing kan hoger beroep worden ingesteld binnen 14 dagen na heden.