ECLI:NL:RBNHO:2022:829

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
C/15/324352 / FA RK 22-250
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 27 januari 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een betrokkene, ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het verzoekschrift, dat op 19 januari 2022 bij de rechtbank is ingekomen, betreft een machtiging voor de duur van zes maanden, gebaseerd op artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd) voor psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten. De betrokkene, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, vertoont symptomen van Alzheimer dementie en heeft een actuele urineweginfectie, wat leidt tot ernstige ondervoeding en een risico op levensgevaar en verwaarlozing.

De mondelinge behandeling vond plaats op 27 januari 2022, waarbij de rechtbank besloot om de betrokkene niet fysiek te horen vanwege de coronamaatregelen. De advocaat van de betrokkene was aanwezig, evenals verschillende zorgprofessionals en familieleden. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de betrokkene zich verzet tegen opname, maar dat de omstandigheden zodanig zijn dat opname noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen. De rechtbank oordeelde dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn en dat de opname en verblijf noodzakelijk zijn voor de veiligheid en zorg van de betrokkene.

De rechtbank heeft de argumenten van de advocaat, die pleitte voor een kortere duur van de machtiging, niet gevolgd. De rechtbank concludeerde dat de situatie van de betrokkene, de overbelasting van de dochters en de noodzaak voor 24-uurs zorg de verlening van de machtiging rechtvaardigen. De machtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 27 juli 2022, en de beschikking is openbaar uitgesproken op 27 januari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
zaak-/rekestnr.: C/15/324352 / FA RK 22-250
beschikking van de rechtbank van 27 januari 2022,
naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
wonende te [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. M.R. Ploeger te Schagen.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift ingekomen ter griffie op 19 januari 2022 heeft het CIZ verzocht om afgifte van een rechterlijke machtiging ten aanzien van betrokkene voor de duur van zes maanden.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- het indicatiebesluit van 10 november 2021;
- de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door [psychiater] , psychiater, van 11 januari 2022;
- de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 12 januari 2022;
- een verklaring van de zorgaanbieder Geriant van de accommodatie waarin betrokkene zal worden opgenomen van 16 december 2021.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 27 januari 2022. Hoewel uitgangspunt binnen de Wzd is – mede gelet op de kwetsbare positie van betrokkene – dat betrokkene fysiek wordt gehoord, acht de rechtbank dat op dit moment niet verantwoord vanwege de ontwikkelingen rondom het coronavirus. De rechtbank sluit hiermee aan bij de landelijke maatregelen ter beperking van de verspreiding van het virus.
De zitting heeft daarom via een tweezijdige beeld- en geluidsverbinding plaatsgevonden.
De rechtbank is van oordeel dat het belang van betrokkene om verweer te kunnen voeren, afdoende is gewaarborgd door deelname van de advocaat aan de zitting en de eigen inbreng van betrokkene.
1.3.
Ter zitting heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- [specialist ouderengeneeskunde] , specialist ouderengeneeskunde;
- [casemanager dementie] , casemanager dementie;
- [dochter] en [dochter] , de dochters van betrokkene.

2.Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten een vermoeden van Alzheimer dementie bij een vrouw met een actuele urineweginfectie, bij een sterke ondervoeding vanwege het weigeren van zorg, die nauwelijks te onderzoeken is vanwege (extreme) slechthorendheid en slechtziendheid.
2.2.
Dit leidt tot ernstig nadeel, te weten het bestaan van het aanzienlijk risico op:
  • levensgevaar;
  • ernstig lichamelijk letsel;
  • ernstige psychische schade voor een ander;
  • ernstige verwaarlozing;
  • maatschappelijke teloorgang.
2.3.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.4.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.5.
Gebleken is dat betrokkene zich verzet tegen de opname en het verblijf.
2.6.
Hetgeen namens betrokkene als verweer is aangevoerd doet aan het voorgaande niet af. De advocaat van betrokkene heeft bepleit om de duur van de machtiging te bekorten, nu het hier nog slechts om een vermoeden van een psychogeriatrische aandoening gaat en de opname in de eerste plaats is bedoeld om diagnostisch onderzoek te kunnen verrichten. Pas na afronding van het onderzoek kan worden vastgesteld of daadwerkelijk sprake is van dementie en of betrokkene langer opgenomen dient te blijven. De afgifte van een machtiging voor een gedwongen opname van een half jaar is in deze fase te voorbarig. Dit zal er mogelijk toe leiden dat betrokkene definitief in de kliniek zal blijven terwijl daarvoor uit onderzoek geen noodzaak bestaat.
De rechter volgt het betoog van de advocaat niet. Hoewel, zoals ter zitting ook is bevestigd door de behandelaar, een opname in de eerste plaats tot doel heeft om neuropsychologisch onderzoek te kunnen verrichten, hetgeen vanuit de thuissituatie niet mogelijk is omdat betrokkene stelselmatig weigert hieraan haar medewerking te verlenen, duiden de symptomen als overzichtsverlies, geheugenproblemen en initiatiefverlies op de ziekte van Alzheimer. Daarbij is het de rechtbank duidelijk geworden dat thuis blijven wonen onhoudbaar is geworden, al ziet betrokkene dit anders. Het afgelopen half jaar is professionele ondersteuning door de thuiszorg niet goed op gang gekomen omdat betrokkene de zorg niet of moeilijk toelaat. De intensieve zorg voor betrokkene is hierdoor langdurig neergekomen op de dochters, maar de grens van wat redelijkerwijs van hen verwacht kan worden is inmiddels ruimschoots overschreden. De dochters zijn overbelast en uitval dreigt. De zorgen over betrokkene zijn dermate ernstig dat 24-uurs zorg nodig is om de veiligheid van betrokkene te kunnen garanderen en ernstige verwaarlozing te voorkomen. Gelet hierop, en mede gelet op de hoge leeftijd van betrokkene, is het niet reëel te verwachten dat betrokkene na het onderzoek nog huiswaarts zal keren. Hoewel de rechtbank de wens van betrokkene begrijpt om in de laatste levensfase in de voor haar vertrouwde omgeving te mogen blijven wonen, dienen het belang van een veilige en menswaardige verzorging van betrokkene, alsmede de bescherming van de dochters tegen overbelasting, te prevaleren.
2.7.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden, en geldt dus tot en met 27 juli 2022.

3.Beslissing

De rechtbank:
- verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van [betrokkene] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ;
- bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk
27 juli 2022.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.S. van Leeuwen, rechter, in tegenwoordigheid van T.B.A. Verbeij als griffier en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 3 februari 2022.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.