ECLI:NL:RBNHO:2022:8465
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging gezamenlijk gezag en vaststelling eenhoofdige gezag over minderjarige met Poolse nationaliteit
In deze zaak verzoekt de moeder om beëindiging van het gezamenlijk gezag over haar minderjarige kind, geboren uit een relatie met de vader, die in Polen verblijft. De moeder stelt dat het gezamenlijk gezag niet langer in het belang van het kind is, omdat de vader sinds 2018 in Polen woont en er nauwelijks contact is. De minderjarige heeft haar gewone verblijfplaats in Nederland, waardoor Nederlands recht van toepassing is. De rechtbank stelt vast dat uit het gezagsregister niet blijkt van gezamenlijk gezag, aangezien de ouders nooit getrouwd zijn geweest. De moeder heeft van rechtswege het eenhoofdige gezag over de minderjarige.
De moeder heeft problemen ondervonden bij het aanvragen van reisdocumenten voor de minderjarige bij de Poolse ambassade, omdat zij de handtekening van de vader nodig heeft, die onbereikbaar is. De rechtbank overweegt dat de moeder, de vader en de minderjarige de Poolse nationaliteit bezitten, maar dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Nederland is. Hierdoor is de Nederlandse rechter bevoegd om te oordelen over het verzoek. De rechtbank verklaart voor recht dat de moeder het eenhoofdige gezag over de minderjarige heeft, omdat de vader niet in staat is om zijn verantwoordelijkheden als ouder waar te nemen.
De rechtbank wijst het verzoek van de moeder toe en verklaart dat het gezag over de minderjarige van rechtswege aan de moeder toekomt. Deze beschikking is gegeven door de rechter, tevens kinderrechter, en is openbaar uitgesproken op 22 september 2022. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de uitspraak.