ECLI:NL:RBNHO:2022:8477

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 mei 2022
Publicatiedatum
23 september 2022
Zaaknummer
C/15/327690
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in jeugdzorgzaak

Op 16 mei 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland, in de wrakingskamer, een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door verzoekster, de moeder van twee uithuisgeplaatste kinderen. Het verzoek was gericht tegen mr. T.M. van Wassenaer-Westgeest, de rechter die de hoofdzaak behandelde. Verzoekster had op 3 mei 2022 tijdens een zitting in de zaak van haar dochter, die eerder was behandeld, haar bezwaren geuit over de handelswijze van de rechter. Ze stelde dat de rechter subjectief had gehandeld en niet de relevante onderwerpen had besproken die van belang waren voor de uithuisplaatsing van haar kinderen.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de bezwaren van verzoekster enkel betrekking hadden op de zitting van haar dochter, die al was beëindigd met een mondelinge uitspraak van de rechter. Hierdoor was wraking in die zaak niet meer mogelijk. De kamer oordeelde dat de bezwaren van verzoekster niet voldoende onderbouwd waren om te concluderen dat de onpartijdigheid van de rechter in de hoofdzaak over haar zoon in het geding was. De rechter had de gelegenheid geboden om relevante onderwerpen aan de orde te stellen en verzoekster had geen concrete feiten aangedragen die haar wrakingsgrond konden onderbouwen.

De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar konden brengen en wees het verzoek tot wraking af. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/15/327690 / HA RK 22/85
Beslissing van 16 mei 2022
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoekster] ,
wonende te Zaandam,
verzoekster,
advocaat mr. K.H.T. van Gijssel, kantoorhoudende te Diemen.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. T.M. van Wassenaer-Westgeest,
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

1.1.
Verzoekster heeft op 3 mei 2022 ter zitting de wraking verzocht van de rechter in de bij deze rechtbank, team F&J, locatie Haarlem, aanhangige zaak met als zaaknummer C/15/320958 / JU RK 21-1842 (hierna te noemen: de hoofdzaak).
1.2.
De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft op 6 mei 2022 schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3.
Verzoekster heeft op 9 mei 2022 een e-mail, met bijlagen, gestuurd met haar zienswijze over de gang van zaken.
1.4.
Het verzoek is behandeld ter zitting van de wrakingskamer van 12 mei 2022. Verzoekster en de rechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. De wederpartij, zijnde de gecertificeerde instelling Stichting William Schrikker Groep (hierna te noemen: de GI) en de Raad voor de Kinderbescherming, zijn als toehoorder uitgenodigd voor de behandeling. Verzoekster is zonder advocaat verschenen, en namens de GI waren A.J. Schoutens en E. Riemsdijk aanwezig. De rechter en de Raad voor de Kinderbescherming hebben schriftelijk bericht van de geboden gelegenheid geen gebruik te maken.

2.Het standpunt van verzoekster

Verzoekster heeft blijkens het proces-verbaal in de hoofdzaak ter onderbouwing van het verzoek het volgende aangevoerd:
‘Ik heb net de zitting bijgewoond in de zaak van [naam dochter] en de wijze waarop u vragen heeft gesteld en speerpunt is in mijn optiek subjectief. Ik heb geen enkele minachting voor welke rechtbank dan ook, maar ik wil u wel wraken.’
Als nadere onderbouwing heeft zij desgevraagd aangegeven:
‘Ik ben van mening dat u subjectief heeft gehandeld.’
Ter zitting heeft verzoekster toegelicht dat de rechter ter zitting niet de feitelijk relevante onderwerpen aan de orde heeft gesteld voor een objectieve behandeling van de zaak. Het gaat over de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van haar kinderen, maar de rechter heeft bijvoorbeeld geen vragen gesteld over het perspectiefplan en ook de schriftelijke aanwijziging met daarin de voorwaarden voor een eventuele thuisplaatsing zijn niet besproken. Daarnaast miste de zitting volgens verzoekster structuur en heeft zij minder spreektijd gekregen dan de andere aanwezigen.

3.Het standpunt van de rechter

De rechter betwist dat is gebleken van omstandigheden op grond waarvan aannemelijk is dat zij jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Zij heeft op de zaak ten aanzien van Ilaf na hoor en wederhoor beslist en in de zaak van Ibrahim is zij na aanvang gewraakt en niet toegekomen aan de behandeling van het verzoek.

4.De beoordeling

4.1.
In artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is bepaald dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2.
De wrakingskamer onderzoekt in de wrakingsprocedure of sprake is van feiten of omstandigheden die tot de conclusie kunnen leiden dat de onpartijdigheid van de rechter in het geding is. Daarbij staat voorop dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert (de subjectieve toets). Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met de uiterlijke schijn (de objectieve toets).
4.3.
Relevant voor de beoordeling van dit wrakingsverzoek is het volgende. Verzoekster is de moeder van twee uithuisgeplaatste minderjarige kinderen, een zoon [naam zoon] en een dochter [naam dochter] . Op 3 mei 2022 zijn de verzoeken tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van deze twee kinderen afzonderlijk van elkaar behandeld om 13.30 uur en 14.15 uur, vanwege het feit dat de twee kinderen een andere vader hebben. De hoofdzaak heeft betrekking op de zoon [naam zoon] . De zaak over de dochter [naam dochter] (met zaaksnummer C/15/321132 / JU RK 21/1875) is voorafgaand aan de hoofdzaak behandeld waarbij de rechter direct mondeling uitspraak heeft gedaan.
4.4.
De wrakingskamer overweegt dat de bezwaren van verzoekster over (de handelswijze van) de rechter enkel betrekking hebben op de zitting ten aanzien van haar dochter [naam dochter] De behandeling van die zaak is echter met de mondelinge uitspraak van de rechter, voorafgaand aan het wrakingsverzoek in de hoofdzaak, beëindigd, zodat wraking van de rechter in de zaak over [naam dochter] niet meer mogelijk is. De bezwaren van verzoekster in die zaak kunnen, zonder verdere onderbouwing, niet leiden tot de conclusie dat de onpartijdigheid van de rechter in de hoofdzaak over [naam zoon] in het geding is. Alhoewel verzoekster op de wrakingszitting heeft verklaard dat er voor haar geen onderscheid is tussen beide zaken, staat vast dat de mondelinge behandeling in de hoofdzaak over [naam zoon] ten tijde van de wraking net was aangevangen. Verzoekster had daarmee de gelegenheid om de voor haar relevante onderwerpen, zoals het perspectiefplan, aan de orde te stellen. Niet gesteld of gebleken is dat de rechter daar vanwege een vooringenomenheid of partijdigheid in zijn geheel geen ruimte voor bood. Overigens is het bezwaar van verzoekster, dat zij het gevoel heeft dat de rechter niet de juiste informatie heeft betrokken bij haar beslissing, in beginsel geen grond voor wraking. Daar staat immers het rechtsmiddel hoger beroep voor open.
Anders dan de hiervoor besproken bezwaren heeft verzoekster geen concrete feiten of omstandigheden benoemt ter onderbouwing van haar wrakingsgrond dat de rechter subjectief heeft gehandeld, zodat het verzoek voor het overige onvoldoende gemotiveerd is om tot toewijzing te kunnen leiden.
4.5.
De slotsom van het voorgaande is dat niet is gebleken van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het verzoek om wraking van de rechter zal daarom worden afgewezen.

5.Beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het verzoek tot wraking van de rechter af;
5.2.
beveelt de griffier onverwijld aan verzoekster, de rechter, wederpartij in de hoofdzaak een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
5.3.
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.A.M. van der Heijden, voorzitter, mr. H.P. van der Lelie en mr. M. Visser, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. I. Mehagnoul, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2022.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.