ECLI:NL:RBNHO:2022:8489

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 september 2022
Publicatiedatum
23 september 2022
Zaaknummer
22/4337
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vervangende opvang voor gezin in het kader van locatiebeperkende sanctie

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 7 september 2022, wordt een verzoek om vervangende opvang voor een gezin afgewezen. Verzoeker, die met zijn vrouw en dochter in de maatschappelijke opvang verblijft, heeft een locatiebeperkende sanctie opgelegd gekregen na een incident op 30 augustus 2022. Deze sanctie houdt in dat hij gedurende twee weken niet in de gezinslocatie mag verblijven. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze sanctie en vraagt om een voorlopige voorziening, zodat zijn gezin tijdelijk elders kan worden opgevangen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 6 september 2022 behandeld. Tijdens de zitting is vastgesteld dat verzoeker zich verbaal agressief heeft gedragen en een mes in zijn hand had tijdens het incident, wat door de voorzieningenrechter als een ernstig incident is gekwalificeerd. De voorzieningenrechter oordeelt dat de opgelegde sanctie van twee weken niet onredelijk is en dat er geen ontoelaatbare inbreuk op het gezinsleven van verzoeker is. De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoeker af tegen de publieke belangen, zoals de veiligheid van de medewerkers en bewoners van de opvanglocatie.

Uiteindelijk komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat de publieke belangen zwaarder wegen dan de belangen van verzoeker. Het verzoek om vervangende opvang wordt afgewezen, en verweerder hoeft geen opvang voor het gezin van verzoeker te regelen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/4337

uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 september 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. L.A. Fischer),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Blok).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een vervangende opvang te bieden aan het gezin van verzoeker.
1.2
Met het bestreden besluit van 30 augustus 2022 heeft verweerder aan verzoeker een locatiebeperkende sanctie opgelegd voor twee weken en voor hem een tijdelijke vangnetvoorziening geregeld. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.3
De voorzieningenrechter heeft het onder 1.1 bedoelde verzoek op 6 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker (bijgestaan door een tolk), de gemachtigde van verzoeker, [naam] (begeleider/ondersteuner van verzoeker), de echtgenote van verzoeker, de hiervoor genoemde gemachtigde van verweerder,
L.H.A.C. Ramak en L. Donker Kaat (beiden werkzaam bij verweerder).

Totstandkoming van het besluit

2.1
Verzoeker verblijft met zijn vrouw en dochter in de maatschappelijke opvang op de locatie [locatie 1] . [locatie 1] is een locatie voor gezinsopvang.
2.2
Op 30 augustus 2022 is er een incident geweest in [locatie 1] , waar verzoeker bij betrokken was. Diezelfde dag heeft verweerder het bestreden besluit genomen. Daarbij heeft verweerder voor verzoeker een tijdelijke vangnetlocatie geregeld, op de [locatie 2] . Op
13 september 2022 staat er een terugkeergesprek ingepland met verzoeker, de zorgcoördinator en een maatschappelijk werker.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. Verzoeker vraagt om bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat (vervangende) opvang wordt geboden aan het gezin. Hij stelt dat hij voor minimaal 2 weken geschorst is uit de gezinslocatie, waardoor hij gescheiden is van zijn gezin. Dit is volgens verzoeker een inbreuk op zijn gezinsleven. Hij stelt dat deze inbreuk in strijd is met artikel 8 van het EVRM.
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Heeft verzoeker spoedeisend belang?
4.1
Gelet op de aard van het verzoek, is aannemelijk dat verzoeker een voldoende spoedeisend belang heeft bij beoordeling van de gevraagde voorziening.
Wat is de grondslag van de sanctie?
4.2
Verweerder heeft op 30 augustus 2022 aan verzoeker een locatiebeperkende sanctie opgelegd, in die zin dat hij twee weken niet in [locatie 1] mag verblijven. Dit komt neer op een schorsing van twee weken. Verzoeker heeft in deze voorlopige voorziening niet bestreden dat deze sanctie gebaseerd is op het handboek Maatschappelijke Opvang (het handboek) van verweerder. De voorzieningenrechter gaat daarom hierna ook uit van het handboek als basis voor de sanctie.
Duurt de schorsing te lang?
4.3
Verzoeker stelt zich op het standpunt dat de schorsing te lang duurt. Volgens verzoeker heeft verweerder de ernst van het incident onjuist gekwalificeerd.
De voorzieningenrechter overweegt in dit verband het volgende. In paragraaf 5.2 van het handboek staat een tabel waarin is opgenomen onder welke omstandigheden sprake is van een licht, matig, ernstig of extreem incident en welke sancties daaraan gekoppeld zijn. In de tabel staat dat een incident ernstig is als sprake is van razen, zeer grof vloeken, zware persoonlijke beledigingen, ernstige dreigementen en eenmalige dreiging met wapens. Vaststaat dat verzoeker bij het incident op 30 augustus 2022 zich verbaal agressief uitte en een (koks)mes in zijn hand had. Verweerder stelt dat dit mes een wapen is. Dit heeft verzoeker niet betwist. Ter zitting heeft verzoeker desgevraagd toegelicht dat hij het mes ter hand heeft genomen omdat hij wilde laten zien dat het iemand anders was die dreigend met een mes op zijn gezin was afgekomen. Omdat hij de Nederlandse taal niet machtig is lukte het hem niet, aldus zijn toelichting, om anderszins duidelijk te maken wat er aan de hand was en om welke reden hij om een gesprek had gevraagd. In het licht van de onrustige situatie op dat moment acht de voorzieningenrechter voorstelbaar dat dit als een dreigend gebaar door de aanwezigen is ervaren. Onder deze omstandigheden kan de voorzieningenrechter verweerder daarom volgen in het standpunt dat het incident als ‘ernstig’ moet worden gekwalificeerd.
4.4
In de tabel in het handboek staat dat bij een ernstig incident een schorsing van maximaal 1 maand past. Verweerder heeft een sanctie van twee weken opgelegd. Gelet op wat in het handboek is vermeld, is een periode van twee weken naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet onredelijk.
Is er sprake van een ontoelaatbare inbreuk op het gezinsleven van verzoeker?
4.5
Verzoeker stelt dat hij zijn gezin niet kan bezoeken op [locatie 1] en ook zijn gezin niet kan meenemen naar [locatie 2] , omdat daar geen kinderen mogen verblijven. Hierdoor leeft hij tijdens de schorsing gescheiden van zijn gezin. Op de zitting heeft hij daaraan toegevoegd dat hij nu niet kan deelnemen aan het normale gezinsleven, dat onder andere bestaat uit samen koken, samen eten en bijvoorbeeld een spelletje doen. Dit gezinsleven speelt zich volgens verzoeker vooral af binnen de opvang.
4.6
De voorzieningenrechter moet gelet op de gevraagde voorziening onderzoeken of met het besluit tot schorsing een juist evenwicht is bereikt tussen de belangen van verzoeker en de publieke belangen die betrokken zijn bij het opleggen van een tijdelijke schorsing van een opvangvoorziening.
4.7
Voor het belang van verzoeker is in de eerste plaats relevant dat hij, zoals ter zitting toegelicht, werkt van ongeveer 07:30 uur ’s morgens tot 16 uur ’s middags. Gelet op de werktijden van verzoeker is de voorzieningenrechter van oordeel dat er voldoende gelegenheid is voor verzoeker om contact met zijn gezin te hebben aan het einde van de middag en aan het begin van de avond. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat de mogelijkheid bestaat om afwijkende afspraken te maken voor verzoeker, bijvoorbeeld over het tijdstip van de avondmaaltijd die hij op de vangnetlocatie nuttigt. Weliswaar kan verzoeker ’s nachts niet bij zijn gezin zijn, maar zijn er wel mogelijkheden voor hem om tijd met hen door te brengen gedurende de dag. Daarbij is eveneens van belang dat het hier gaat om een tijdelijke sanctie, van twee weken.
Op de zitting heeft verzoeker aangegeven dat er inderdaad sprake is van onrust op de locatie [locatie 1] en dat dit te maken heeft met een ander gezin dat daar verblijft. Verzoeker vreest voor de veiligheid van zijn gezin en moet daarom ’s nachts bij zijn gezin zijn, zo stelt hij. Hoewel voorstelbaar is dat verzoeker bij zijn gezin wil zijn, bestaan vooralsnog onvoldoende objectieve, concrete aanknopingspunten om aan te nemen dat de veiligheid van het gezin van verzoeker op de locatie [locatie 1] in het geding is en dat er sprake is van een situatie die aanwezigheid van verzoeker bij zijn gezin ’s nachts noodzakelijk maakt. Het standpunt van verzoeker dat hij ’s nachts bij zijn gezin moet zijn, is dan ook niet doorslaggevend.
4.8
Tegenover de onder 4.7 geschetste belangen van verzoeker staan de publieke belangen. In dit geval is dat blijkens de stellingen van verweerder het belang van de veiligheid van de medewerkers en bewoners van [locatie 1] . Op basis van het incident op 30 augustus 2022 is aannemelijk dat verzoeker die dag een houding heeft aangenomen die als dreigend is ervaren door enkele medewerkers van [locatie 1] en waarbij ook een medebewoner betrokken was.
4.9
Alles tegen elkaar afgezet, wegen de publieke belangen zwaarder. Dat leidt de voorzieningenrechter tot het voorlopig van oordeel dat in dit geval geen sprake is van een ontoelaatbare inbreuk op het recht van verzoeker op een gezinsleven.
Wat betekent dit voor het verzoek?
4.1
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dit betekent dat verweerder geen (vervangende) opvang voor het gezin van verzoeker hoeft te regelen.
4.11
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. ten Berge, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. F. Vermeij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
7 september 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.