ECLI:NL:RBNHO:2022:8497

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
23 september 2022
Zaaknummer
22-1530
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing voorlopige voorziening sluiting pand op grond van artikel 13b Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 22 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, eigenaar van een pand dat door de burgemeester van Wormerland voor zes maanden was gesloten op basis van artikel 13b van de Opiumwet, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. De burgemeester had besloten tot sluiting na een bestuurlijke rapportage van de politie, waarin werd vermeld dat er materialen voor hennepteelt in het pand waren aangetroffen. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter gevraagd om het besluit te schorsen of te vernietigen, stellende dat het pand enkel werd gebruikt voor legale activiteiten en dat er geen overlast was.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 7 april 2022, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren. De burgemeester werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigden. Na de zitting hebben partijen hun standpunten schriftelijk verder toegelicht. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om het pand te sluiten, gezien de aangetroffen materialen en de context van de situatie. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat de sluiting onevenredig was in verhouding tot de doelen die met het besluit waren gediend. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/1530

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 april 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. S.G.H. Langeweg),
en

De burgemeester van de gemeente Wormerland, verweerder

(gemachtigden: L. Schouten-Huijsmans en T. Osthoff).

Procesverloop

In het besluit van 16 februari 2022 heeft verweerder het gebouw aan de [adres 1] in [plaats 1] voor de duur van zes maanden gesloten, op grond van artikel 13b van de Opiumwet.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft bij overlegging van een aantal stukken een beroep gedaan op geheimhouding daarvan, een en ander op de voet van het bepaalde in artikel 8:29, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft dit verzoek gehonoreerd. Verzoeker is er desgevraagd mee akkoord gegaan dat de voorzieningenrechter kennis neemt van deze stukken en mede op grond daarvan uitspraak doet.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 april 2022 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Na de zitting hebben partijen hun standpunten schriftelijk verder toegelicht. Daarna heeft de voorzieningenrechter de uitspraak bepaald op heden.

Overwegingen

Inleiding
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1.
Verzoeker is eigenaar van het gebouw aan de [adres 1] in [plaats 1] . Dit gebouw wordt gebruikt door onderneming [bedrijf 1] , voorheen genaamd [bedrijf 2] .
2.2.
Verweerder heeft op 27 januari 2022 een bestuurlijke rapportage ontvangen van de politie. Uit die rapportage blijkt dat een arrestatieteam op [datum] een interventie heeft gepleegd in dat gebouw. In de rapportage staat dat de politie een grote hoeveelheid voorwerpen aangetroffen heeft voor de bereiding van drugs, die gebruikt worden voor grootschalige en/of professionele hennepteelt.
2.3.
In het primaire besluit heeft verweerder een last onder bestuursdwang opgelegd, houdende sluiting van het pand voor de duur van zes maanden. Volgens verweerder zijn er materialen en voorwerpen aangetroffen die bestemd zijn voor een hennepkwekerij. Het gaat onder meer om jerrycans, kweeklampen, slakkenhuisventilatoren, CO2 boosters, kweektenten, een hennep knipmachine en sealapparaat.
Het verzoek
3.1.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt. Ook heeft hij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorziening te treffen. Hij vraagt daarin om vernietiging of schorsing van het bestreden besluit tot 6 weken na de beslissing op bezwaar.
3.2.
Verzoeker legt hieraan – samengevat – het volgende ten grondslag. Verzoeker exploiteert de onderneming [bedrijf 1] . Hij verkoopt veel verschillende legale goederen aan een zeer divers klantenbestand. De goederen worden niet verkocht met het doel dat anderen die goederen gebruiken voor hennep gerelateerde activiteiten, laat staan dat die activiteiten beroepsmatig en grootschalig zouden zijn.
Het pand wordt door verzoeker gebruikt als opslag voor voorraad voor de webwinkel. Er kwamen nooit bezoekers in het pand. Op geen enkele wijze is gebleken van overlast of gevaarzetting. De sluiting is niet noodzakelijk en niet evenredig.
De beoordeling door de voorzieningenrechter
4.1.
De voorzieningenrechter ziet in dit geval geen aanleiding om een voorziening te treffen. Hierna legt de voorzieningenrechter uit wat de redenen daarvoor zijn.
4.2.
De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang als in een lokaal voorwerpen of stoffen voorhanden zijn, die op zichzelf bezien legaal zijn, maar waarvan de betrokkene weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn om in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk in strijd met artikel 3, aanhef en onder b, van de Opiumwet te handelen, zoals door middel van hennepteelt. Bij de uitoefening van die bevoegdheid beschikt de burgemeester over beleidsruimte. De voorzieningenrechter moet de invulling van die bevoegdheid met enige terughoudendheid toetsen.
4.3.
Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op de bestuurlijke rapportage van 27 januari 2021. Uit dat rapport blijkt dat de politie een doorzoeking heeft verricht in het bedrijfspand, twee opslagruimten en een woning. De voorzieningenrechter volgt verweerder in het betoog dat het van belang is om de situatie in zijn geheel te bekijken, dat wil zeggen niet per afzonderlijk gebouw maar alle panden samen en wat daar in totaal door de politie is aangetroffen.
4.4.
De voorzieningenrechter vindt voorshands de volgende aspecten uit de bestuurlijke rapportage relevant:
a. a) Bij de onderneming [bedrijf 1] kunnen alle goederen worden gekocht voor een hennepkweekruimte. Alle zogenaamde hardware die nodig is voor het inrichten van een kweekruimte is aanwezig en ook de goederen die nodig zijn om de oogst te verwerken en te verpakken.
b) In het kader van een grootschalig onderzoek is iemand aangehouden die potgrond, voedingsmiddelen en een luchtbehandelingssysteem bij zich had. Hij verklaarde dat hij deze goederen bij [bedrijf 1] had gekocht voor zijn hennepkwekerij. Dit vond de politie opvallend, omdat op de website van [bedrijf 1] geen aarde en voedingsmiddelen meer stonden. Verzoeker heeft hiervoor geen verklaring kunnen geven en ook niet bestreden dat deze manier van ‘maskeren’ van ondernemingen niet ongewoon is bij ondernemers die zich richten op de grootschalige en/of professionele henneptelers.
c) Er hebben telefoongesprekken plaatsgevonden waarin ‘versluierd’ werd gesproken. In die gesprekken wordt vanuit [bedrijf 1] niet gevraagd waar het over gaat. Verzoeker heeft ook hier geen plausibele verklaring voor gegeven.
d) Op het terrein bij [adres 2] in [plaats 2] is een portacabin aangetroffen, waarin 21 plastic bakken stonden. In die bakken waren sporen zichtbaar van plantmateriaal. Uit twee van de bakken zijn de sporen getest en beide sporen waren positief op de aanwezigheid van cannabis. Dit terrein hoort bij de onderneming [bedrijf 1] . Verzoeker heeft ook hiervoor geen plausibele verklaring gegeven.
e) Er is een aanzienlijk bedrag aan contant geld aangetroffen. Verzoeker heeft hierover weliswaar verklaard dat hij dit heeft opgegeven bij de Belastingdienst, maar hij heeft de herkomst van dat geld vooralsnog niet aannemelijk kunnen maken.
4.5.
Op basis van de omstandigheden die in de vorige overweging zijn opgenomen, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat verweerder bevoegd was om tot sluiting van het pand over te gaan. Naar voorlopig oordeel heeft verweerder sluiting van het gebouw noodzakelijk kunnen vinden voor herstel van de openbare orde en de rust in de directe omgeving. Niet gebleken is waarom verweerder in deze situatie van zijn beleid had moeten afwijken. Ook heeft verzoeker niet aannemelijk gemaakt dat de gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de doelen die met het besluit zijn gediend.
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P.E. Oomens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.F. Vermeij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 april 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.