ECLI:NL:RBNHO:2022:8732

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 september 2022
Publicatiedatum
3 oktober 2022
Zaaknummer
9534827 \ CV EXPL 21-7598
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en de gevolgen van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft AirHelp Limited, een rechtspersoon naar buitenlands recht gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa AG, gevestigd in Keulen, Duitsland, wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De vordering is ingesteld op 1 november 2021, naar aanleiding van een vervoersovereenkomst waarbij een passagier op 13 december 2019 van Amsterdam naar Boekarest zou worden vervoerd. Door een vertraging van de vlucht van Amsterdam naar Frankfurt heeft de passagier zijn aansluitende vlucht gemist en is hij pas op 14 december 2019 in Boekarest aangekomen. AirHelp heeft de vordering gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9534827 \ CV EXPL 21-7598 (RH)
Uitspraakdatum: 21 september 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Limited
gevestigd te Hong Kong (China)
eiser
hierna te noemen: AirHelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa AG
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigden: mrs. E.A. Pluijm en L.E. Schalk

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij dagvaarding van 1 november 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier op 13 december 2019 diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Frankfurt am Main Airport (Frankfurt), Duitsland, naar Otopeni International Airport (Boekarest), Roemenië. De geplande aankomsttijd te Boekarest was op 13 december 2019 om 23:50 uur lokale tijd.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Frankfurt, met vluchtnummer LH997, hierna: de vlucht, heeft vertraging opgelopen, waardoor de passagier de aansluitende vlucht heeft gemist. De passagier is omgeboekt naar een alternatieve vlucht, waarmee de passagier op 14 december 2019 om 13:45 lokale tijd te Boekarest is aangekomen.
2.3.
De passagier heeft zijn vermeende vordering middels cessie overgedragen aan AirHelp.
2.4.
AirHelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 december 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de compensatie te voldoen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vertraging van de vlucht het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden die zelfs met het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming te Boekarest, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Dit artikel dient volgens het Hof restrictief te worden uitgelegd omdat het gaat om een afwijking van het beginsel dat passagiers recht hebben op compensatie (Walletin-Hermann C-549/07).
5.3.
De vraag die thans voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de langdurige vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden die hij niet had kunnen vermijden.
5.4.
De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat de onderhavige vlucht onderdeel was van de rotatievlucht Milaan – Frankfurt – Amsterdam – Frankfurt (vluchten LH253, LH996 en LH997). Deze vluchten zijn met hetzelfde toestel uitgevoerd. De vervoerder voert verder aan dat de voorafgaande vluchten (vlucht LH253 en LH996) vertraagd zijn uitgevoerd wegens opgelegde slotrestricties van de luchtverkeersleiding.
5.5.
De vervoerder voert daartoe aan dat door deze slotrestricties de vlucht LH253 met een vertrekvertraging van 36 minuten is uitgevoerd. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft de vervoerder de “Slot Allocation Message” en de “
Slot Revision Message” overgelegd van vlucht LH253. Uit het vluchtrapport van de vlucht LH253 volgt dat de vertraging het gevolg is van meerdere oorzaken, waardoor meerdere codes aan de vertraging zijn gekoppeld. Uit het vluchtrapport van vlucht LH253 volgt dat de vlucht in totaal 36 minuten vertraging had, waarvan 5 minuten vertraging is veroorzaakt wegens code 93, hetgeen staat voor: “
AIRCRAFT ROTATION, late arrival of aircraft from another flight or previous sector”. De resterende vertraging van 31 minuten is veroorzaakt wegens code 81, hetgeen staat voor: “
ATFM due to ATC EN-ROUTE DEMAND/CAPACITY, standard demand / capacity problems”. Ten aanzien van de verlate aankomst van de (aan vlucht LH253) voorgaande vlucht, doet de vervoerder geen beroep op een buitengewone omstandigheid.
5.6.
De kantonrechter is ten aanzien van de opgelegde CTOT wegens code 81 van oordeel dat de vertraging die is ontstaan door deze slotrestrictie aangemerkt kan worden als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Wanneer een vlucht een CTOT krijgt opgelegd, heeft deze vlucht niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. Een CTOT moet immers altijd worden opgevolgd en is niet inherent aan de normale bedrijfsuitvoering van een luchtvaartmaatschappij. Gesteld noch gebleken is dat de luchtverkeersleiding de CTOT wegens code 81 heeft opgelegd door toedoen van de vervoerder. De vervoerder heeft gelet op het voorgaande voldoende onderbouwd dat de vertraging van vlucht LH253 van 31 minuten is veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.7.
De vraag die vervolgens voorligt is of voornoemde buitengewone omstandigheid doorwerkt naar de aansluitende vlucht (met vluchtnummer LH996) en de vlucht in kwestie. Van doorwerking van buitengewone omstandigheden kan sprake zijn als de vertraging van de voorgaande vlucht(en) direct effect heeft gehad op de uitvoering van de betreffende vlucht. Tevens geldt dat besluiten van de luchtverkeersleiding kunnen doorwerken op latere vluchten, mits er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen deze omstandigheid en de vertraging van de latere vlucht. Uit het vluchtrapport van de aansluitende vlucht LH996, welke als productie 2 bij de conclusie van antwoord is overgelegd, volgt dat de vertrekvertraging van 30 minuten is ontstaan wegens ‘Aircraft Rotation, late Arrival of Aircraft From Another Flight or Previous Sector’ (vertragingscode 93). Uit het vluchtrapport van de onderhavige vlucht (LH997), welke als productie 1 bij conclusie van antwoord is overgelegd, volgt voorts dat de vertrekvertraging van 34 minuten is veroorzaakt door verlate aankomst van de voorgaande vluchten (vertragingscode 93). Naar het oordeel van de kantonrechter is hiermee voldoende gebleken dat de vertraging van vlucht LH253 direct effect heeft gehad op de uitvoering van onderhavige vlucht. De vluchten waren immers onderdeel van rotatievlucht Milaan – Frankfurt – Amsterdam – Frankfurt. De buitengewone omstandigheid die zich heeft voorgedaan tijdens de uitvoering van vlucht LH253 en heeft geresulteerd in een vertraging van 31 minuten, werkt in dit geval dan ook door naar de aansluitende vlucht LH996 en de onderhavige vlucht.
5.8.
De stelling van AirHelp dat de vertraging wegens ‘delay code 93’ niet valt aan te merken als een buitengewone omstandigheid, aangezien de vervoerder zelf invloed op de duur van de vertraging had kunnen uitoefenen door bijvoorbeeld het toestel dat de vlucht uitvoerde sneller ‘om te draaien’, heeft de vervoerder voldoende gemotiveerd weerlegd. Volgens de vervoerder was er tussen de vluchten LH253 en LH996 een rotatietijd van 50 minuten ingepland en is de rotatie wel sneller uitgevoerd, maar was het niet mogelijk om een vertraging van 37 minuten in te halen door de rotatie in 13 minuten uit te voeren. Tussen de vluchten LH996 en de vlucht in kwestie was een omdraaitijd van 40 minuten gepland. Ook hier was het niet mogelijk om de aankomstvertraging van vlucht LH996 van 34 minuten in te halen door de rotatie in 6 minuten uit te voeren. Voor zover AirHelp meent dat de vervoerder gehouden is tussen rotatievluchten een buffer aan te houden, houdt dit geen stand. Met de vervoerder is de kantonrechter van oordeel dat een luchtvaartmaatschappij in een bepaalde reservetijd dient te voorzien om de vlucht zo mogelijk volledig te kunnen uitvoeren na afloop van de buitengewone omstandigheden, maar kunnen de voorgaande (rotatie)vluchten niet worden gerekend tot de (volledige) uitvoering van de vlucht.
5.9.
Uit het vluchtrapport van de onderhavige vlucht volgt voorts dat de vlucht een vertrekvertraging van 8 minuten heeft opgelopen als gevolg van een door de luchtverkeersleiding afgegeven CTOT wegens code 89, hetgeen staat voor “
RESTRICTIONS AT AIRPORT OF DEPARTURE WITH OR WITHOUT ATFM RESTRICTIONS, including Air Traffic Services, start-up and pushback, airport and/or runway closed due to obstruction of weather, industrial action, staff shortage, political unrest, noise abatement, night curfew, special flights”. Deze vertraging is naar het oordeel van de kantonrechter tevens het gevolg geweest van een buitengewone omstandigheid. De kantonrechter verwijst naar hetgeen hiervoor onder 5.6 is overwogen. Gesteld noch gebleken is dat de luchtverkeersleiding de CTOT wegens code 89 heeft opgelegd door toedoen van de vervoerder. AirHelp heeft betwist dat de aan de vlucht opgelegde CTOT een buitengewone omstandigheid vormt, omdat deze CTOT tot een vertraging van 40 minuten heeft geleid, hetgeen volgens AirHelp niet valt aan te merken als een ‘langdurige vertraging’ als bedoeld in overweging 15 van de considerans van de Verordening. AirHelp heeft verzocht om hierover prejudiciële vragen aan Het Hof te stellen. De kantonrechter ziet hier geen aanleiding toe. Een besluit van de luchtverkeersleiding in de zin van paragraaf 15 van de considerans van de Verordening wordt vermoed een buitengewone omstandigheid op te leveren. Dit betekent niet dat een ander besluit van de luchtverkeersleiding geen buitengewone omstandigheid kan opleveren. Daarnaast is naar het oordeel van de kantonrechter de vertraging waarmee de passagiers hun eindbestemming hebben bereikt leidend, zodat wel degelijk sprake is van een langdurige vertraging. Resumerend is van de vertrekvertraging van de vlucht van in totaal 42 minuten, 39 minuten vertraging het gevolg van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.10.
De uiteindelijke – langdurige – vertraging van de passagier van meer dan drie uur op de eindbestemming, is het directe gevolg geweest van de vertraagde uitvoering van de vlucht en daarmee ook het gevolg van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden. De vertraging heeft het immers voor de passagier onmogelijk gemaakt om de aansluitende vlucht naar de eindbestemming te halen.
5.11.
De volgende vraag die voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen dan wel te beperken. Niet in geschil is dat tussen de twee aansluitende vluchten een overstaptijd van 50 minuten was gepland en dat de minimale connectietijd te Frankfurt 45 minuten bedraagt. Dit houdt in dat de passagier een buffer had van 5 minuten om de aansluitende vlucht te halen, hetgeen door de kantonrechter als onvoldoende wordt gekwalificeerd omdat in beginsel een minimale buffer van 20 minuten noodzakelijk wordt geacht. Dit neemt niet weg dat de passagier te Frankfurt een niet geringe aankomstvertraging van 39 minuten ten gevolge van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden had, welke vertraging niet met een buffer van 20 minuten zou zijn opgevangen. Onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat de vervoerder niet alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de onderhavige vertraging te voorkomen dan wel te beperken. De vervoerder voert aan dat hij de passagier heeft omgeboekt naar de eerst mogelijke beschikbare vlucht, hetgeen niet door AirHelp wordt betwist. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering tot betaling van compensatie zal dan ook worden afgewezen.
5.12.
De proceskosten komen voor rekening van AirHelp, omdat hij ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van AirHelp, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.
5.13.
De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt AirHelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00 en veroordeelt AirHelp tot betaling van € 37,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter