ECLI:NL:RBNHO:2022:8745

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 september 2022
Publicatiedatum
3 oktober 2022
Zaaknummer
9551960 \ CV EXPL 21-7836
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Partiële vernietiging van een vaststellingsovereenkomst op grond van dwaling en bedrog in een arbeidsconflict

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 september 2022 uitspraak gedaan in een arbeidsconflict tussen [eiser] en PreMeo. De eiser, die werkzaam was bij PreMeo, had een vaststellingsovereenkomst gesloten na een mediationtraject. Echter, PreMeo heeft deze overeenkomst buitengerechtelijk gedeeltelijk vernietigd op grond van dwaling en bedrog. De eiser had verzuimd om te melden dat hij tijdens zijn dienstverband betrokken was bij het opzetten van een concurrerende onderneming in Duitsland, IAZH. De kantonrechter oordeelde dat de eiser opzettelijk informatie had verzwegen die van belang was voor de totstandkoming van de overeenkomst. Hierdoor was de vaststellingsovereenkomst rechtsgeldig vernietigd, en was PreMeo niet gehouden tot nakoming van de afspraken die daarin waren vastgelegd. De vordering van de eiser tot betaling van de beëindigingsvergoeding en eindafrekening werd afgewezen. PreMeo had ook een tegenvordering ingesteld voor onverschuldigd betaald loon en onderzoekskosten, die door de kantonrechter werden toegewezen. De rechter oordeelde dat de eiser onrechtmatig had gehandeld door zijn betrokkenheid bij IAZH niet te onthullen, maar dat er geen sprake was van onrechtmatige concurrentie, omdat niet was aangetoond dat het duurzaam bedrijfsdebiet van PreMeo substantieel was afgebroken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9551960 \ CV EXPL 21-7836
Uitspraakdatum: 14 september 2022 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser in conventie
gedaagde in reconventie
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. L.A. Kuiper (Stichting Univé Rechtshulp)
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PTV Holding B.V.mede handelende onder de naam
PreMeo Thuisvaccinatie;
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PT Personeel B.V;
beiden gevestigd te Hoofddorp
gedaagden in conventie
eiseressen in reconventie
verder gezamenlijk te noemen: PreMeo
gemachtigde: mr. F.H.A. ter Huurne
De zaak in het kort
Terechte partiele vernietiging van een vaststellingsovereenkomst op grond van dwaling en bedrog door bewust verzwijgen door de aanstaande ex-werknemer dat hij tijdens zijn dienstverband met werkgever al bezig was met het (helpen) opzetten van een vergelijkbare onderneming in Duitsland. Van onrechtmatige concurrentie is echter geen sprake, omdat niet is gebleken van het stelselmatig en substantieel afbreken van het duurzaam bedrijfsdebiet van de werkgever.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 15 november 2021 een vordering tegen PreMeo ingesteld. PreMeo heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.
1.2.
Op 25 augustus 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [eiser] en PreMeo hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting hebben [eiser] en PreMeo bij brieven van 2 juni 2022 en 11 augustus 2022 nog stukken toegezonden.

2.Feiten

2.1.
In oktober 2009 hebben [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] ), [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2] ) en [betrokkene 3] (hierna: [betrokkene 3] ) (de rechtsvoorganger) van PreMeo opgericht als vennootschap onder firma.
2.2.
PreMeo verricht medische keuringen en preventieve medische onderzoeken voor de zakelijke markt. Daarbij biedt PreMeo griep- en reisvaccinaties aan voor de particuliere markt (veelal op locatie, bij particulieren thuis). Hierbij wordt gebruik gemaakt van een softwaremodule. PreMeo is actief op de Nederlandse markt.
2.3.
In 2016 is PreMeo voortgezet als besloten vennootschap. [betrokkene 1] hield (via Ikenoue B.V.) 50% van de aandelen in PreMeo. Senzys B.V. hield de andere 50% van de aandelen in PreMeo. [betrokkene 2] hield (via Ernesto Holding B.V.) 45% van de aandelen in Senzys B.V. [betrokkene 3] hield (via [betrokkene 3] Holding B.V.) ook 45% van de aandelen in Senzys B.V. De overige 10% van de aandelen in Senzys B.V. werden gehouden door de broer van [betrokkene 3] , [naam] (via Rinnovo Holding B.V.). [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] waren middellijk (via hun persoonlijke holdings) bestuurders van PreMeo.
2.4.
Vanwege aanhoudende conflicten tussen enerzijds [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en anderzijds [betrokkene 3] , is [eiser] op 8 februari 2016 aangesteld als [functie] , verantwoordelijk voor de operationele bedrijfsvoering van PreMeo, tegen een salaris van € 8.200,00 bruto per maand exclusief vakantiegeld en overige emolumenten.
2.5.
Omdat de conflicten tussen de bestuurders verergerden, zijn de aandeelhouders samen met een externe adviseur medio 2020 in gesprek gegaan over de verkoop van PreMeo. Uiteindelijk heeft [betrokkene 3] eind 2020 al zijn aandelen in PreMeo verkocht aan [betrokkene 4] (via Veritas Management & Investments B.V.). [betrokkene 4] werd aandeelhouder en trad toe tot het bestuur van PreMeo. [betrokkene 1] en [betrokkene 2] bleven (via hun persoonlijke holdings) aandeelhouder en bestuurder.
2.6.
Op 23 juli 2020 is IAZH Holding GmbH (hierna: IAZH) opgericht door [betrokkene 5] (hierna: [betrokkene 5] ). IAZH is de afkorting van ‘Ihr Artz zu Hauze’. IAZH richt zich op het aanbieden van griep- en reisvaccinaties bij particulieren thuis. IAZH is actief op de Duitse markt.
2.7.
Op 6 januari 2021 heeft [eiser] zich ziek gemeld.
2.8.
De bedrijfsarts oordeelde op 11 januari 2021 dat de oorzaak van de ziekte van [eiser] geheel werk gerelateerd was. Er bestond bij [eiser] een gebrek aan vertrouwen over de gang van zaken binnen PreMeo. Volgens de bedrijfsarts bestonden voor [eiser] op dat moment geen benutbare mogelijkheden, maar in de toekomst wel. Het advies was daarom om een mediatationtraject te starten.
2.9.
Na een mediationtraject hebben PreMeo en [eiser] op 8 maart 2021 een vaststellingsovereenkomst gesloten (hierna: de vaststellingsovereenkomst), waarin onder meer is opgenomen dat [eiser] :
  • i) (uiterlijk) per 1 augustus 2021 met wederzijds goedvinden uit dienst trad van PreMeo (artikel 1);
  • ii) vanaf 8 maart 2021 werd vrijgesteld van (re-integratie)werkzaamheden met behoud van loon (artikel 2);
  • iii) een beëindigingsvergoeding van € 25.000,00 bruto (artikel 3), € 1.000,00 exclusief btw voor kosten rechtsbijstand (artikel 7) en de reguliere eindafrekening (artikel 4) van PreMeo ontving;
  • iv) alle bedrijfseigendommen van PreMeo (waaronder een laptop) uiterlijk per datum einde arbeidsovereenkomst in goede staat bij PreMeo zou inleveren.
2.10.
Op 2 juni 2021 heeft PreMeo [eiser] verzocht om zijn werklaptop in te leveren. Op 31 juli 2021 heeft [eiser] aan PreMeo laten weten dat hij de harde schijf van die laptop heeft vernietigd en de restanten naar de vuilstort heeft gebracht.
2.11.
PreMeo heeft Hoffmann Bedrijfsrecherche B.V. (hierna: Hoffmann) ingeschakeld om te laten onderzoeken of [eiser] vertrouwelijke en strategische informatie heeft meegenomen en verstrekt aan IAZH GmbH in Duitsland. In een rapport van 9 december 2021 concludeert Hoffmann dat “
Hoewel er geen aanwijzingen zijn van ‘meegenomen’ dan wel ‘verstrekte’ informatie aan ‘de concurrent in Duitsland’, is wel vast komen te staan dat de heer [eiser] , gedurende zijn dienstverband bij PTV, activiteiten heeft ontplooid voor, en betrokken was bij, activiteiten van IAZH in Duitsland.
2.12.
Op 28 december 2021 heeft PreMeo de vaststellingsovereenkomst buitengerechtelijk partieel vernietigd op grond van dwaling en bedrog, voor zover die ziet op de doorbetaling van het loon tot 1 augustus 2021 (artikel 2), de vergoeding voor rechtsbijstand (artikel 7), de (niet betaalde) beëindigingsvergoeding (artikel 3) en de (niet betaalde) eindafrekening (artikel 4), in totaal € 48.307,69.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter PreMeo veroordeelt tot betaling van € 25,000,00 bruto aan beëindigingsvergoeding, € 1.968,00 bruto ter zake de eindafrekening en € 948,00 bruto aan wettelijke verhoging daarover, te vermeerderen met de wettelijke rente, de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat PreMeo, ondanks diverse verzoeken daartoe, de overeengekomen beëindigingsvergoeding en eindafrekening niet heeft betaald. [eiser] vordert daarom dat PreMeo de vaststellingsovereenkomst nakomt.
3.3.
PreMeo betwist de vordering en voert daartoe primair aan dat PreMeo niet gehouden is tot nakoming van artikel 3 (de beeindigingsvergoeding) en artikel 4 (de eindafrekening) van de vaststellingsovereenkomst, omdat PreMeo de vaststellingsovereenkomst partieel heeft vernietigd op grond van dwaling en/of bedrog. [eiser] is zeker 1,5 jaar gedurende zijn dienstverband met PreMeo heimelijk bezig geweest met het (helpen) opzetten van de met PreMeo concurrerende onderneming, IAZH, waarbij heimelijk en op onrechtmatige wijze gebruik is gemaakt van software van PreMeo. Tijdens de onderhandelingen met PreMeo over de (voorwaarden van de) beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden heeft [eiser] die informatie doelbewust verzwegen. Ook daarna heeft [eiser] geen openheid van zaken gegeven en doelbewust bewijsmateriaal vernietigd. [eiser] wist, althans had moeten weten, dat PreMeo geen vaststellingsovereenkomst zou zijn aangegaan op deze voorwaarden als zij op de hoogte was geweest van de handelwijze van [eiser] (dwaling). Bij het aangaan van de vaststellingsovereenkomst had [eiser] openheid van zaken moeten geven (bedrog). Voor het geval de vaststellingsovereenkomst niet rechtsgeldig partieel is vernietigd vraagt PreMeo de kantonrechter subsidiair op grond van artikel 6:230 lid 2 BW de nadelige gevolgen van de vaststellingsovereenkomst te wijzigen, in die zin dat de beëindigingsvergoeding en de eindafrekening worden gematigd tot nihil.
Meer subsidiair beroept PreMeo zich op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 2 BW). De heimelijke handelwijze van [eiser] , zijn ‘getimede’ ziekmelding, de aansturing van [eiser] op een beëindiging van de arbeidsovereenkomst en de schending van zijn meldingsplicht tijdens het aangaan van de vaststellingsovereenkomst maken dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om een beroep te doen op artikel 3 (de beëindigingsvergoeding) en artikel 4 (een reguliere eindafrekening) van de vaststellingsovereenkomst. Uiterst subsidiair stelt PreMeo zich op het standpunt dat aan haar een beroep op verrekening ex artikel 6:127 BW en/of opschorting ex artikel 6:52 BW toekomt.

4.De tegenvordering

4.1.
PreMeo vordert dat de kantonrechter [eiser] veroordeelt tot betaling van € 48.307,69 (€ 47.307,69 aan onverschuldigd betaald loon en € 1.000,00 aan kosten voor rechtsbijstand), te vermeerderen met de wettelijke rente. Aan de tegenvordering legt PreMeo het zelfde ten grondslag als zij in conventie als verweer heeft aangevoerd, maar ten aanzien van artikel 2 (het loon tot 1 augustus 2021) en artikel 7 (de kosten rechtsbijstand) van de vaststellingsovereenkomst . Verder vordert PreMeo € 11.132,74 aan onderzoekskosten ex artikel 6:96 lid 2 sub b BW, te vermeerderen met de wettelijke rente, en een verklaring voor recht dat [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld jegens PreMeo en gehouden is tot vergoeding van de schade van PreMeo.
Hieraan legt PreMeo ten grondslag dat [eiser] in strijd met artikel 7:611 BW en de arbeidsovereenkomst heeft gehandeld. Ook is hij toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de arbeidsovereenkomst. De schade die PreMeo hierdoor lijdt bestaat in ieder geval uit de onderzoekskosten van Hoffmann. De schade die PreMeo lijdt als gevolg van de onrechtmatige handelwijze van [eiser] moet nog worden begroot.
4.1.
[eiser] betwist de tegenvorderingen en voert daartoe – samengevat – aan dat
van dwaling en bedroggeen sprake is, zodat de vaststellingsovereenkomst ten onrechte partieel vernietigd is. Hij erkent dat hij als adviseur is opgetreden bij de oprichting van IAZH, maar stelt dat hij deze (neven)werkzaamheden heeft verricht in zijn eigen tijd en met toestemming van [betrokkene 3] . Als de vaststellingsovereenkomst wel rechtsgeldig partieel is vernietigd, komt het niet verrichten van de overeengekomen arbeid voor rekening en risico van PreMeo. [eiser] heeft ook niet in strijd gehandeld met zijn verplichtingen op grond van artikel 7:611 BW en de arbeidsovereenkomst. Van onrechtmatige concurrentie is evenmin sprake.

5.De beoordeling

de vordering
Artikel 21 Rv
5.1.
PreMeo voert allereerst aan dat [eiser] in strijd met artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft gehandeld door in de dagvaarding de voor de beslissing van belang zijnde feiten en omstandigheden weg te laten. De kantonrechter volgt PreMeo hierin niet. [eiser] benoemt de feiten en omstandigheden weliswaar slechts summier, maar de feiten die de grondslag van zijn vordering onderbouwen zijn naar het oordeel van de kantonrechter voldoende gesteld. Dit verweer van PreMeo gaat dus niet op.
Is de vaststellingsovereenkomst rechtsgeldig partieel vernietigd?
5.2.
[eiser] vordert dat PreMeo de nog niet nagekomen afspraken uit de vaststellings- overeenkomst nakomt, te weten betaling van de beëindigingsvergoeding van € 25.000,00 bruto en de eindafrekening van € 1.968,00 bruto. PreMeo betwist tot die nakoming gehouden te zijn, primair, omdat zij de vaststellingsovereenkomst op 28 december 2021 partieel heeft vernietigd op grond van dwaling en bedrog. De kantonrechter is van oordeel dat de vaststellingsovereenkomst (grotendeels) rechtsgeldig partieel is vernietigd en overweegt daartoe als volgt.
5.3.
Op de zitting heeft [eiser] onder meer het volgende verklaard. Omdat het niet boterde tussen de aandeelhouders van PreMeo en [eiser] , [betrokkene 5] en [betrokkene 3] samen een onderneming wilde opzetten in Duitsland, heeft [eiser] vanaf januari 2020 samen met [betrokkene 5] en [betrokkene 3] geprobeerd een investeerder te vinden voor een management buy out van PreMeo. Ook hebben zij geprobeerd om startkapitaal te vinden voor IAZH. Het leek hen logisch om IAZH onder de paraplu van PreMeo te starten. Daarvan waren [betrokkene 1] en [betrokkene 2] (in eerste instantie) niet op de hoogte. Voor zover bij [eiser] bekend, heeft [betrokkene 5] zich op enig moment wel als geïnteresseerde koper gemeld. Vanaf februari/maart 2020 heeft [eiser] , samen met [betrokkene 5] en [betrokkene 3] een businessplan voor IAZH geschreven. [eiser] hield uiteindelijk 15% van de aandelen in IAZH. [eiser] had toestemming van [betrokkene 3] gekregen om werkzaamheden te verrichten voor IAZH. Voor die werkzaamheden ontving hij ongeveer € 1.500,00 per maand, waartoe hij factureerde vanuit het bedrijf van zijn vrouw. [eiser] verrichtte de werkzaamheden voor IAZH vanuit huis of vanaf kantoor en ging daarnaast minimaal wekelijks een dag naar München. [eiser] heeft die toestemming bewust alleen aan [betrokkene 3] gevraagd, omdat de andere twee aandeelhouders alle verzoeken van [eiser] weigerden. [eiser] heeft tijdens de onderhandelingen over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met PreMeo niet gezegd dat hij aandeelhouder was van IAZH, omdat hij wist dat dit tot veel gezeur zou leiden en daar had hij geen zin in. [eiser] zag de relevantie om dit te melden aan PreMeo niet, omdat hij geen arbeidsovereenkomst met IAZH had en daarop ook geen vooruitzicht bestond. [eiser] is inmiddels geen aandeelhouder meer van IAZH. Hij heeft € 250,00 teruggekregen voor de aandelen die hij voor € 20.000,00 had gekocht.
5.4.
Met deze verklaringen erkent [eiser] dat hij onder andere samen met de aandeelhouder waarmee een conflict bestond ( [betrokkene 3] ), zonder medeweten van de andere aandeelhouders, [betrokkene 1] en [betrokkene 2] , sinds januari 2020 bezig is geweest met het (helpen) opzetten van IAZH, een onderneming die zich (net als PreMeo) richt op het aanbieden van griep- en reisvaccinaties bij particulieren thuis. Vast staat dat [eiser] hierover tijdens de onderhandelingen met PreMeo over de (voorwaarden van de) beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden niets heeft gezegd. Ook daarna heeft [eiser] geen enkele openheid van zaken gegeven over zijn bemoeienissen met IAZH. Zelfs niet toen de gemachtigde van PreMeo daarover gerichte vragen stelde. Integendeel: [eiser] antwoordde daarop dat hij ‘
niet bezig[was]
met het opzetten van zijn eigen bedrijf ten tijde van de onderhandelingen van de vaststellingsovereenkomst’. En zelfs in de dagvaarding schrijft [eiser] nog dat hij ‘
ten tijde van de onderhandelingen geen concreet zich had op ander werk en/of niet bezig was met het opstarten van een eigen bedrijf. (…).’ [eiser] erkent ook dat hij de oprichting van IAZH voor PreMeo verborgen heeft willen houden, omdat
hij geen zin had in gezeur. Ook het feit dat [eiser] de harde schijf van zijn werklaptop heeft doorboord met een boormachine - volgens hem omdat ‘
daarop ook privé-bestanden stonden’ - roept in het licht van de hiervoor weergegeven omstandigheden op zijn minst vraagtekens op.
5.5.
Uit het voorgaande blijkt naar het oordeel van de kantonrechter in voldoende mate dat [eiser] ten tijde van de onderhandelingen over de vaststellingsovereenkomst tot over zijn oren verwikkeld was in het opzetten van een soortgelijke onderneming als PreMeo in Duitsland. Naast het oordeel van de kantonrechter wist [eiser] , althans had hij moeten weten, dat deze informatie voor PreMeo van groot belang was en dat PreMeo geen vaststellingsovereenkomst zou zijn aangegaan onder de voorwaarden die in de vaststellingsovereenkomst terecht zijn gekomen (betaling van de beëindigingsvergoeding en de reguliere eindafrekening) als zij op de hoogte was geweest van het reilen en zeilen van [eiser] . [eiser] had bij het aangaan van de vaststellingsovereenkomst de (voorgenomen) oprichting van IAZH moeten melden. Aan het standpunt van [eiser] dat dit alles is voortgekomen uit het wederzijdse wantrouwen tussen [eiser] en [betrokkene 1] en de onterechte beschuldigingen die daarbij kwamen kijken, gaat de kantonrechter voorbij. Dit heeft [eiser] niet onderbouwd. [eiser] had open kaart kunnen en moeten spelen. Met zijn handelwijze heeft [eiser] er voor gezorgd dat PreMeo heeft gedwaald bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst en heeft [eiser] zich schuldig gemaakt aan bedrog. PreMeo heeft de artikelen 3 en 4 van de vaststellingsovereenkomst dan ook rechtsgeldig partieel vernietigd zodat PreMeo niet gehouden is tot nakoming van de afspraken waarvan [eiser] nakoming vordert. De vordering van [eiser] zal daarom worden afgewezen.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat hij ongelijk krijgt. Daarbij wordt [eiser] ook veroordeeld tot betaling van € 120,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door PreMeo worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
de tegenvordering
(Onverschuldigd betaald) loon
5.7.
PreMeo vordert betaling door [eiser] van € 47.307,69 aan onverschuldigd betaald loon. De kantonrechter vindt dat [eiser] dit bedrag moet terugbetalen aan PreMeo en overweegt daartoe als volgt.
5.8.
De kantonrechter is met PreMeo van oordeel dat [eiser] wist, althans had moeten weten, dat PreMeo [eiser] niet zou hebben vrijgesteld van het verrichten van re-integratiewerkzaamheden en het loon tot 1 augustus 2021 niet zou hebben doorbetaald als zij op de hoogte was geweest van de handelwijze van [eiser] . [eiser] heeft op de zitting ook erkend dat hij een periode (zonder medeweten PreMeo) in feite twee broodheren heeft gehad. [eiser] werkte (soms zelfs op kantoor) aan de oprichting van IAZH en ging wekelijks naar München. De kantonrechter is daarom van oordeel dat PreMeo ook artikel 2 van de vaststellingsovereenkomst rechtsgeldig heeft vernietigd. Het gevolg daarvan is dat die bepaling juridisch nooit heeft bestaan, zodat [eiser] het door PreMeo aan hem betaalde loon moet terugbetalen.
5.9.
Subsidiair heeft [eiser] nog aangevoerd dat het niet verrichten van de overeengekomen arbeid niet voor zijn rekening en risico komt en hij daarom het door PreMeo aan hem betaalde loon niet hoeft terug te betalen. De kantonrechter volgt [eiser] ook hierin niet en overweegt daartoe als volgt.
5.10.
Uit artikel 7:628 lid 1 BW volgt dat de werknemer het recht op loon behoudt als hij de overeengekomen arbeid niet heeft verricht door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werkgever behoort te komen. Hiervoor is al geoordeeld dat PreMeo de bepaling uit de vaststellingsovereenkomst die ziet op de loondoorbetaling van 8 maart 2021 tot 1 augustus 2021 rechtsgeldig heeft vernietigd wegens dwaling en bedrog. Het in die periode niet verrichten van arbeid door [eiser] valt onder deze omstandigheden toe te rekenen aan [eiser] , zodat dit niet voor rekening van PreMeo komt. Deze tegenvordering zal dan ook worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen zoals gevorderd.
Kosten rechtsbijstand
5.11.
PreMeo vordert betaling door [eiser] van € 1.000,00 aan onverschuldigd betaalde kosten rechtsbijstand. De kantonrechter is met [eiser] van oordeel dat dit bedrag niet onverschuldigd aan [eiser] is betaald, omdat het aannemelijk is dat tussen partijen hoe dan ook een vaststellingsovereenkomst (onder andere voorwaarden) zou zijn gesloten, omdat partijen de arbeidsovereenkomst immers wilde beëindigen. Dat PreMeo (ook) in dat geval een bedrag aan [eiser] voor kosten rechtsbijstand zou betalen, ligt daarom in de. Artikel 7 van de vaststellingsovereenkomst is naar het oordeel van de kantonrechter daarom niet rechtsgeldig vernietigd, zodat dit gedeelte van de tegenvordering zal worden afgewezen.
Onderzoekskosten
5.12.
PreMeo heeft Hoffmann ingeschakeld om te laten onderzoeken of [eiser] vertrouwelijke en strategische informatie heeft meegenomen en verstrekt aan de concurrent in Duitsland. Hoffmann heeft daarvoor een bedrag van € 11.132,74 bij PreMeo in rekening gebracht. PreMeo vordert betaling door [eiser] van die kosten. Daaraan legt PreMeo artikel 6:96 lid 2 sub b BW ten grondslag. [eiser] betwist dat hij dit bedrag verschuldigd is omdat PreMeo volgens hem niet heeft aangetoond dat hij opzettelijk dan wel roekeloos heeft gehandeld. De kantonrechter volgt [eiser] niet in dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
5.13.
Anders dan [eiser] aanvoert is voor toewijzing van kosten ex artikel 6:96 lid 2 sub b BW (waaronder ook expertisekosten en kosten voor verzameling van bewijs vallen) niet vereist dat sprake is van opzet of roekeloosheid. Vereist is dat de gemaakte kosten redelijkerwijs noodzakelijk waren. Uit de inhoud van het rapport, de stellingen van PreMeo en de uitkomst van deze procedure blijkt naar het oordeel van de kantonrechter genoegzaam dat dit het geval is. Dat deze kosten naar hun omvang redelijk zijn, is niet, althans onvoldoende gemotiveerd, weersproken. Ook deze tegenvordering zal worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de datum van de eis in reconventie.
Onrechtmatige concurrentie
5.14.
Tenslotte vordert PreMeo een verklaring voor recht dat [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld jegens PreMeo en gehouden is tot vergoeding van de (nog te begroten) schade die PreMeo daardoor lijdt. [eiser] betwist dat hij onrechtmatig jegens PreMeo te heeft gehandeld. De kantonrechter is van oordeel dat van onrechtmatige concurrentie geen sprake is en overweegt daartoe als volgt.
5.15.
Zonder het bestaan van een concurrentiebeding geldt in beginsel de vrijheid van handel en bedrijf. Onder omstandigheden kan toch sprake zijn van onrechtmatige concurrentie. Volgens PreMeo is daarvan in dit geval sprake omdat (i) [eiser] uit hoofde van zijn functie als [functie] specifieke, vertrouwelijke kennis heeft opgedaan over PreMeo, (ii) IAZH concurreert met PreMeo door dezelfde diensten aan te bieden op een nichemarkt met dezelfde softwaremodule en (iii) [eiser] al ongeveer 1,5 jaar vóór de beëindiging van de arbeidsovereenkomst bezig was met het (helpen) oprichten van een concurrerende onderneming.
5.16.
Uit vaste rechtspraak volgt dat van onrechtmatige concurrentie (pas) sprake is in het geval van het stelselmatig en substantieel afbreken van het duurzaam bedrijfsdebiet. In het geval van betrokkenheid van een voormalig werk- of opdrachtnemer kan dit onder meer bestaan uit het afnemen van klanten met behulp van kennis en gegevens die in het vorige samenwerkingsverband zijn verkregen (vgl. HR Boogaard/Vesta 9 december 1955, NJ 1956/157). Of daarvan sprake is moet worden beoordeeld aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval.
5.17.
PreMeo heeft naar het oordeel van de kantonrechter geen concrete omstandigheden gesteld die de conclusie kunnen dragen dat sprake is van het stelselmatig en substantieel afbreken van het duurzaam bedrijfsdebiet van PreMeo. Het enkele feit dat IAZH concurreert met PreMeo, in die zin dat zij beiden griep- en reisvaccinaties bij particulieren thuis aanbieden (IAZH in Duitsland en PreMeo in Nederland), maakt nog niet dat sprake is van onrechtmatige concurrentie. De kantonrechter gaat daarom voorbij aan dit standpunt van PreMeo en zal de gevorderde verklaring voor recht dan ook afwijzen.
5.18.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat hij grotendeels ongelijk krijgt. Daarbij wordt [eiser] ook veroordeeld tot betaling van € 120,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door PreMeo worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor PreMeo worden vastgesteld op een bedrag van € 996,00 aan salaris van de gemachtigde van PreMeo, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van € 120,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door PreMeo worden gemaakt;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
de tegenvordering
6.5.
veroordeelt [eiser] tot betaling aan PreMeo van € 47.307,69, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de onverschuldigde betaling tot aan de dag van de gehele betaling;
6.6.
veroordeelt [eiser] tot betaling aan PreMeo van € 11.132,74, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.7.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor PreMeo worden vastgesteld op een bedrag van € 1.496,00 aan salaris van de gemachtigde van PreMeo, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.8.
veroordeelt [eiser] tot betaling van € 120,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door PreMeo worden gemaakt;
6.9.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.10.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter