Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[broer M] ,
2.[zus M] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 12 september 2022, met 11 producties
- productie 1 tot en met 4 van [zus M], toegezonden bij brief van 15 september 2022
- de akte houdende eis in reconventie van [broer M] , met 2 producties, toegezonden bij brief van 19 september 2022
- de mondelinge behandeling van 20 september 2022
- de pleitnota van [zus J]
- de pleitnota van [broer M]
- de pleitnota van [zus M].
2.Uitgangspunten
€ 67.000,-.
Partijen hebben geen overeenstemming kunnen bereiken over de verdeling van de percelen. Ter zitting is gebleken dat ieder voor zich valide lijkende redenen kan aandragen waarom het betreffende perceel aan haar dient te worden toebedeeld, dan wel dient te worden verkocht. Er is verder tussen partijen discussie over de vraag of de getaxeerde waarde ook de werkelijke waarde is van een aantal percelen, mede met het oog op de vraag of er ontwikkelplannen voor het betreffende perceel mogelijk zijn. Het hof ziet in de ernstig verstoorde verhouding van partijen, en het debat tussen hen rondom de mogelijkheden en waarden van de percelen, aanleiding om voor alle percelen te bepalen dat deze dienen te worden verkocht - op de in het dictum omschreven wijze - temeer nu geen van partijen heeft aangevoerd het betreffende perceel nodig te hebben voor broodwinning of een andere noodzakelijke reden.”
bepaalt dat partijen de percelen zoals genoemd onder 2.12 en 2.13 van dit arrest dienen te verkopen en te leveren aan de koper, waartoe partijen binnen vier weken na het wijzen van dit arrest gezamenlijk een opdracht tot verkoop dienen te verstrekken aan de makelaars: (…)
€ 735.000,- en een voorwaardelijk deel van € 500.000,-. [H] heeft daarbij de voorwaarde gesteld dat er op korte termijn bodemonderzoek wordt uitgevoerd en dat bij noodzaak tot grondsanering er overleg over de kosten wordt overlegd en dat het bedrag van € 500.000,- wordt betaald na vaststelling van een bestemmingsplan voor minimaal 4 (woon)kavels. Daarnaast heeft [broer M] zijn (onvoorwaardelijke) bod verhoogd naar
€ 790.000,- [G] is daarop nog benaderd maar hij wilde zijn bod van € 789.000,- niet verhogen.
3.Het geschil in conventie en in reconventie
4.De beoordeling in conventie en in reconventie
€ 735.000,-) dan wanneer het perceel aan [broer M] wordt overgedragen (namelijk € 790.000,-). Het is voorts onzeker of en wanneer partijen het voorwaardelijk geboden bedrag
(€ 500.000,-) van [H] ontvangen aangezien dat afhangt van de uitkomst van een nog te verrichten bodemonderzoek en het verkrijgen een vergunning van de gemeente voor 4 bouwkavels. De voorzieningenrechter is het met het standpunt van [broer M] eens dat de verwachting is dat het verkrijgen van die vergunning lang zal gaan duren omdat het perceel is aangemerkt als bijzonder provinciaal landschap en een buurman reeds heeft aangekondigd dat hij bezwaar zal maken tegen mogelijke ontwikkeling van het perceel. Intussen lopen partijen ook risico’s ten aanzien van de daadwerkelijke betaling van het bedrag van € 500.000,- bijvoorbeeld in het geval dat [H] in financiële problemen zou komen. Hiervoor zullen zekerheden moeten worden gevestigd. Over de voorwaarden hiervan zullen partijen moeten overleggen. Ook zullen partijen met [H] moeten gaan overleggen over de vraag wie de kosten van het grondonderzoek en de eventuele grondsanering zal gaan betalen. Voorzienbaar is dat partijen hier niet snel uit zullen komen aangezien het hen drieën al niet lukt om onderling afspraken te maken, laat staan als hierbij nog een vierde partij komt die nog andere belangen heeft. Bij toewijzing van de vorderingen van [zus J] zouden partijen in deze kwestie nog langere tijd tot elkaar veroordeeld zijn, wat in strijd is met het doel van de beslissing van het hof.