ECLI:NL:RBNHO:2022:8813

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 september 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
10068894 VV EXPL 22-113
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over totstandkoming arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen werknemer en onderwijsinstelling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 29 september 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser, een werknemer, en gedaagde, Heliomare Onderwijs. Het geschil betreft de vraag of er een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot stand is gekomen tussen partijen voor het schooljaar 2022/2023. Eiser stelt dat er een onvoorwaardelijke toezegging is gedaan door de leidinggevende van Heliomare, terwijl Heliomare dit betwist. De kantonrechter oordeelt dat er geen arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen, omdat er geen sprake was van een volledig aanbod van Heliomare dat door eiser kon worden aanvaard. De gesprekken die hebben plaatsgevonden, waren volgens de kantonrechter enkel bedoeld om de wensen van eiser in kaart te brengen ter voorbereiding op de formatiegesprekken voor het daaropvolgende schooljaar. De vorderingen van eiser worden afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en overeenstemming over de essentialia van een arbeidsovereenkomst.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10068894 \ VV EXPL 22-113
Uitspraakdatum: 29 september 2022
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: K. Ruisch
tegen
Heliomare Onderwijs
gevestigd te Wijk aan Zee
gedaagde
verder te noemen: Heliomare
gemachtigde: mr. L.M.E. Dietvorst-Janssen
de zaak in het kort
Het geschil tussen partijen ziet op de vraag of tussen hen een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot stand is gekomen. De kantonrechter oordeelt van niet, omdat gelet op de gemotiveerde betwisting van gedaagde niet gezegd kan worden dat er sprake was van onvoorwaardelijke toezegging voor een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor het schooljaar 2022/2023. Ook kan niet worden gezegd dat er een volledig aanbod van gedaagde lag dat, in geval van aanvaarding door eiser, zou leiden tot een arbeidsovereenkomst. De gesprekken die partijen hebben gevoerd waren enkel bedoeld om de wensen van eiser in kaart te brengen ter voorbereiding op de formatiegesprekken voor het daaropvolgende schooljaar die in april zouden plaatsvinden. De kantonrechter wijst de vorderingen van eiser af.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft Heliomare op 1 september 2022 gedagvaard. Heliomare heeft hier schriftelijk op gereageerd.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 september 2022. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten, mede aan de hand van pleitaantekeningen, naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[eiser] , geboren [in 1954] , is op 7 januari 2019 in dienst getreden bij Heliomare. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Primair Onderwijs (hierna: de cao) van toepassing.
2.2.
In artikel 3.8 van de cao staat (samengevat) dat de arbeidsovereenkomst ten hoogste twaalf maanden kan worden verlengd na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd. Hierbij geldt dat maximaal zes keer een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan worden aangegaan voor de duur van maximaal 48 maanden zoals bedoeld in artikel 7:668a lid 12 BW.
2.3.
Het formatieproces voor het aanstaande schooljaar ziet er binnen Heliomare als volgt uit. [directeur] , de bovenschoolse directeur van Heliomare (hierna: [directeur] ), is verantwoordelijk voor het opstellen van een bestuursformatieplan voor de zes scholen (waaronder Heliomare) die onder haar verantwoordelijkheid vallen. Die procedure begint in december voorafgaand aan het daaropvolgende schooljaar. Op basis van het bestuursformatieplan worden vervolgens formatieplannen gemaakt. Het bestuursformatieplan moet door de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad worden goedgekeurd voor april. Daarna wordt vanaf april bepaald wie op welke functie wordt geplaatst voor het daaropvolgende schooljaar. In april/mei worden (indien nodig) vacatures geplaatst voor nieuwe medewerkers. Ook vinden in de maand mei de benoemingen voor het daaropvolgende schooljaar plaats.
2.4.
Vanaf 7 januari 2019 heeft Heliomare vier keer de arbeidsovereenkomst met [eiser] voor bepaalde tijd verlengd conform art. 3.8 lid 1 onder b van de cao. De laatste arbeidsovereenkomst van [eiser] is aangegaan voor bepaalde tijd, van 1 augustus 2021 tot en met 31 juli 2022.
2.5.
De direct leidinggevende van [eiser] is [leidinggevende] (hierna: [leidinggevende] ). Verder heeft [eiser] gedurende zijn dienstverband veel samengewerkt met zijn collega, [collega] (hierna: [collega] ).
2.6.
Op 26 november 2021, 3 december 2021 en 14 januari 2022 hebben gesprekken plaatsgevonden tussen [eiser] , [collega] en [leidinggevende] . In deze gesprekken hebben [eiser] en [collega] de wens uitgesproken om samen (voor de duur van twee jaren) een schakelklas te begeleiden. Ook is in deze gesprekken door [eiser] gevraagd om de benoeming voor het daaropvolgende schooljaar tijdig door te zetten naar Personeelszaken zodat hij tijdig online (voor de start van het nieuwe schooljaar) bij de gegevens van zijn nieuwe leerlingen zou kunnen.
2.7.
[leidinggevende] is eind januari 2022 arbeidsongeschikt geraakt. Op 1 maart 2022 heeft interim directrice [interim directrice] (hierna: [interim directrice] ) de werkzaamheden van [leidinggevende] overgenomen.
2.8.
Op 14 februari 2022 heeft een (herstel)gesprek plaatsgevonden tussen [eiser] , [collega] , de intern begeleider van Heliomare en de ouders van een leerling. Naar aanleiding van dit gesprek heeft de ouder van de leerling een klacht ingediend tegen [eiser] bij Heliomare.
2.9.
Bij e-mail van 15 februari 2022 wordt [eiser] op zijn verzoek uitgenodigd voor een gesprek met [directeur] met als onderwerp ‘afspraak [eiser] met [directeur] inzake contract’.
2.10.
Op 7 maart 2022 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [eiser] en [directeur] . In dit gesprek heeft [directeur] [eiser] geconfronteerd met een klacht die door een ouder (van een van de leerlingen van [eiser] ) tegen hem is ingediend. Daarbij heeft [directeur] aangegeven dat de signalen omtrent het handelen van [eiser] nader onderzocht moeten worden, voordat sprake zou kunnen zijn van een eventuele nieuwe benoeming na 31 juli 2022. Nadien hebben meerdere gesprekken plaatsgevonden die op voornoemde klacht zagen.
2.11.
Op 16 mei 2022 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [interim directrice] en [eiser] . In dit gesprek heeft [interim directrice] aan [eiser] mondeling medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst van [eiser] niet opnieuw zal worden verlengd. Bij e-mail van 17 mei 2022 heeft [interim directrice] dit schriftelijk aan [eiser] bevestigd.
2.12.
Bij e-mail van 13 juni 2022 heeft [leidinggevende] aan [collega] het volgende geschreven:
“Wat betreft de aanstelling van [eiser] heb ik op zich geen zwijgplicht, maar is mij dringend verzocht om mij erbuiten te houden. Ik kan wel zeggen dat de opdracht naar P&O nooit is gegeven, omdat er in de maand december en deels in januari werd overgestapt naar een nieuw systeem. Ik moest wachten tot dit draaide.”
2.13.
Bij e-mail van 23 juni 2022 heeft [eiser] Heliomare bericht dat hij van oordeel is dat er een arbeidsovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. [eiser] houdt zich bereid en beschikbaar voor de arbeid. In reactie hierop heeft Heliomare bij brief van 22 juli 2022 opnieuw aangegeven het dienstverband van [eiser] niet te verlengen.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Heliomare veroordeelt tot:
- het verstrekken van een benoeming met ingang van 1 augustus 2022 tot 1 augustus 2023 onder last van een dwangsom van € 250,- per dag;
- het voldoen van het salaris na 1 augustus 2022, inclusief de wettelijke verhoging en de wettelijke rente. Een en ander onder overlegging van een deugdelijke bruto/netto specificatie onder last van een dwangsom van € 100,- per dag;
- wedertewerkstelling van [eiser] als leerkracht bij Heliomare, [locatie] , voor 0,7 fte als docent in de brugklas met een gedeeld mentoraat met [collega] uit te oefenen, onder last van een dwangsom van € 500,- per dag;
- het op adequate wijze informeren over de wedertewerkstelling van [eiser] onder last van een dwangsom van € 100,- per dag;
- het voldoen van de buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente van de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
- het voldoen van de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat tijdens de gesprekken op 26 november 2021 en 3 december 2021 met [leidinggevende] is gesproken over de benoeming voor het schooljaar 2022/2023. Daarbij heeft [leidinggevende] aan [eiser] te kennen gegeven dat de benoeming voor het schooljaar 2022/2023 voor de Kerst aan [eiser] zou worden gestuurd. Dit is een onvoorwaardelijke toezegging en daarmee is dus een arbeidsovereenkomst tot stand gekomen per 1 augustus 2022. Dit blijkt ook uit de e-mail van 13 juni 2022, waarin [leidinggevende] schrijft dat hij zorg droeg voor een tijdige aanmelding bij de afdeling Personeelszaken. Subsidiair stelt [eiser] zich op het standpunt dat in het gesprek van 14 januari 2022 tussen partijen overeenstemming is bereikt over de arbeidsovereenkomst voor het schooljaar 2022/2023. In dit gesprek is definitief ingegaan op de taken die [eiser] in het schooljaar van 2022/2023 zou gaan verrichten en is aangegeven dat [eiser] samen met [collega] een mentoraat brugklas zouden krijgen. [eiser] heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering, omdat hij sinds 1 augustus 2022 geen inkomsten geniet.

4.Het verweer

4.1.
Heliomare betwist de vordering en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
4.2.
Zij voert aan – samengevat – dat geen arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen voor het schooljaar 2022/2023. Heliomare heeft geen aanbod in juridische zin gedaan. [eiser] heeft dit ook onvoldoende onderbouwd. Nu geen sprake is van een aanbod, kan ook geen sprake zijn van de totstandkoming van een arbeidsovereenkomst voor het schooljaar 2022/2023. Ook heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd dat door [leidinggevende] een onvoorwaardelijke toezegging is gedaan voor een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Hoogstens kan worden gezegd dat [leidinggevende] bereid was om te horen wat de wensen van [eiser] waren. De e-mail van 13 juni 2022 impliceert ook niet dat [leidinggevende] van plan zou zijn geweest om de benoeming daadwerkelijk op dat moment aan te vragen. Benoemingen lopen in de regel van schooljaar tot schooljaar en worden niet tussentijds uitgereikt. De overlegde getuigenverklaring van [collega] is niet voldoende onpartijdig. Uiteindelijk is op basis van de bevindingen vanuit het leerlingendossier, het horen van verschillende functionarissen binnen Heliomare en het horen van [eiser] besloten de arbeidsovereenkomst met [eiser] niet voort te zetten. Omdat er geen arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2022 is ontstaan, kan [eiser] ook geen aanspraak maken op loondoorbetaling en wedertewerkstelling.

5.De beoordeling

5.1.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als [eiser] daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is het geval, nu het hier gaat om een loonvordering.
5.2.
Verder is voor toewijzing van de vordering in dit kort geding vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen. Ten aanzien van de vordering van [eiser] om bij voorlopige voorziening onder meer Heliomare te veroordelen [eiser] een benoeming te verstrekken, overweegt de kantonrechter dat deze vordering de rechtstoestand tussen partijen vaststelt en aldus naar haar aard niet voorlopig is. Dit gedeelte van de vordering zal daarom worden afgewezen. De overige vorderingen zullen hieronder worden besproken.
Het wettelijk kader
5.3.
Een overeenkomst, en dus ook een arbeidsovereenkomst, komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan (artikel 6:217 lid 1 BW). Zowel een aanbod als een aanvaarding kan in iedere vorm plaatsvinden. Of een wilsverklaring of een feitelijk handelen als een aanbod of aanvaarding daarvan moet worden beschouwd, is een kwestie van uitleg. Het komt daarbij aan op wat partijen hebben verklaard en wat zij uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mochten toekennen, hebben afgeleid en mochten afleiden.
5.4.
In artikel 7:610 lid 1 BW is de arbeidsovereenkomst gedefinieerd als de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt om in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten.
5.5.
De kantonrechter vindt dat tussen partijen geen arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. Dat oordeel wordt hierna toegelicht.
Tussen partijen is geen arbeidsovereenkomst tot stand gekomen
5.6.
Volgens [eiser] heeft [leidinggevende] namens Heliomare een onvoorwaardelijke toezegging gedaan voor een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in de bijeenkomsten van 26 november 2021 en 3 december 2021. In die bijeenkomsten met [collega] heeft [leidinggevende] , zo heeft [eiser] verklaard, toegezegd de arbeidsovereenkomst naar P&O te sturen zoals ook blijkt uit zijn e-mail van 13 juni 2021. Bovendien zijn in het gesprek van 14 januari 2022 de exacte taken van [eiser] besproken voor het volgende schooljaar. Dat er twijfels waren rondom het functioneren van [eiser] is toen niet besproken. Dit kan dan ook geen reden vormen om terug te komen op de arbeidsovereenkomst. Die was immers al tot stand gekomen.
5.7.
Heliomare heeft deze gang van zaken betwist. Heliomare erkent dat er met [eiser] is gesproken over het schooljaar 2022/2023. De gesprekken die hebben plaatsgevonden, waren enkel bedoeld om de wensen/mogelijkheden voor het volgende schooljaar in kaart te brengen en mee te nemen in de formatiegesprekken die in de maand mei jaarlijks – voorafgaand aan het daaropvolgende schooljaar – plaatsvinden. Heliomare betwist dat er een aanbod is gedaan of door [leidinggevende] onvoorwaardelijke toezeggingen zijn gedaan. [eiser] heeft zijn stelling op dit punt ook onvoldoende onderbouwd. Bovendien was er geen overeenstemming over de essentialia van de arbeidsovereenkomst en kan er daarom ook geen arbeidsovereenkomst tot stand zijn gekomen.
5.8.
De kantonrechter is van oordeel dat in deze procedure onvoldoende aanknopingspunten zijn om te kunnen zeggen dat [leidinggevende] namens Heliomare een onvoorwaardelijke toezegging tot het aangaan van een arbeidsovereenkomst heeft gedaan. De gesprekken die op 21 november 2021, 3 december 2021 en 14 januari 2022 hebben plaatsgevonden moeten naar het oordeel van de kantonrechter gezien worden als verkennende gesprekken om te onderzoeken wat de wensen van [eiser] waren voor het volgende schooljaar, zodat Heliomare de wensen van [eiser] kon meenemen in de formatiegesprekken in mei. Zo past dat ook in de cyclus van het formatieproces zoals onder 2.3. beschreven.
5.9.
Aan de verklaring van [collega] wordt in deze procedure geen verdere betekenis toegekend. De tekst van de e-mail van [leidinggevende] van 13 juni 2022 is te onbepaald om als onvoorwaardelijke toezegging te kwalificeren. Bovendien heeft Heliomare onbetwist aangevoerd dat – voor zover [leidinggevende] al een toezegging had gedaan – [directeur] dit besluit had kunnen terugdraaien als dit noodzakelijk was gebleken. Ook dan was er geen arbeidsovereenkomst tussen partijen tot stand gekomen.
5.10.
Gelet op de gemotiveerde betwisting van Heliomare kan ook niet gezegd worden dat er sprake was van een volledig aanbod van Heliomare dat, in geval van aanvaarding door [eiser] , zou leiden tot een arbeidsovereenkomst. De enkele omstandigheid dat gesproken is over of misschien wel vast stond welke taken [eiser] in het schooljaar 2022/2023 zou uitvoeren, is daartoe onvoldoende. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de gesprekken niet, zoals door [eiser] betoogd ter onderbouwing van zijn vordering, zijn aan te merken als een aanbod in de zin van artikel 6:217 BW en dat tussen partijen dan ook geen arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen.
5.11.
Dat pas later (rond 3 december 2021) de eerste klachten bekend werden bij Heliomare omtrent het pedagogisch handelen van [eiser] en nadien is besloten om [eiser] niet opnieuw te benoemen voor het daaropvolgende schooljaar, maakt vorenstaande niet anders. Het stond Heliomare vrij om de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet te verlengen.
5.12.
Op basis van de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden heeft [eiser] naar het oordeel van de kantonrechter er ook niet gerechtvaardigd vertrouwen aan kunnen ontlenen dat een arbeidsovereenkomst tussen partijen tot stand was gekomen of zou komen. [eiser] heeft zelf ook in de periode na 14 januari 2022 op geen enkele moment gerefereerd aan een door hem geaccepteerd aanbod of een tussen partijen tot stand gekomen arbeidsovereenkomst. Dit standpunt heeft [eiser] pas bij e-mail van 4 juli 2022 kenbaar gemaakt aan Heliomare.
5.13.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiser] zal afwijzen, omdat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen partijen. Dat betekent dat de loonvordering en de wedertewerkstelling en overige nevenvorderingen zullen worden afgewezen.
De proceskosten zijn voor [eiser]
5.14.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vorderingen af;
6.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Heliomare worden vastgesteld op een bedrag van € 747,00 aan salaris van de gemachtigde van Heliomare.
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter