ECLI:NL:RBNHO:2022:889

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 februari 2022
Publicatiedatum
4 februari 2022
Zaaknummer
C/15/323651 / KG ZA 21-671
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van een loze waterleiding onder bestrating afgewezen wegens gebrek aan spoedeisend belang

In deze zaak heeft eiser, eigenaar van een woonhuis met kantoorruimte en tuin, een kort geding aangespannen tegen PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland. Eiser vorderde de verwijdering van een waterleiding die door PWN zonder zijn toestemming in zijn tuin was aangelegd. Eiser stelde dat hij spoedeisend belang had bij zijn vordering, omdat hij van plan was zijn woning en tuin aan te passen voor de vestiging van een tandartspraktijk. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 januari 2022 werd echter duidelijk dat PWN al grotendeels aan de wensen van eiser had voldaan door een deel van de leiding te verwijderen, maar dat het deel onder de bestrating nog aanwezig was. De voorzieningenrechter oordeelde dat eiser onvoldoende had aangetoond dat hij daadwerkelijk hinder ondervond van de loze leiding en dat de aanpassing van zijn woning en tuin niet onmogelijk was zolang de leiding nog in de grond lag. Daarom werd de vordering afgewezen.

Ten overvloede overwoog de voorzieningenrechter dat, zelfs als er sprake zou zijn van spoedeisend belang, de belangenafweging zou leiden tot afwijzing van de vordering. PWN had aangeboden een schadevergoeding te betalen voor het ongemak, wat als een redelijk alternatief werd beschouwd. Eiser had dit aanbod echter afgewezen. De voorzieningenrechter concludeerde dat het belang van PWN bij het niet verwijderen van de leiding zwaarder woog dan het belang van eiser bij toewijzing van zijn vordering. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/323651 / KG ZA 21-671
Vonnis in kort geding van 11 februari 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. D.G. Lasschuit te Leiden,
tegen
de naamloze vennootschap
N.V. PWN WATERLEIDINGBEDRIJF NOORD-HOLLAND,
statutair gevestigd en kantoor houdende te Velserbroek,
gedaagde,
gemachtigde mr. J. Knijpenga (bedrijfsjurist).
Partijen zullen hierna [eiser] en PWN genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de aanvullende producties 10 en 11 van [eiser]
  • de producties van PWN
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnotities van [eiser]
  • de pleitpunten van PWN.
1.2.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling op 28 januari 2022 zijn verschenen [eiser] , bijgestaan door mr. Lasschuit voornoemd, en namens PWN
mr. J. Knijpenga voornoemd, die een schriftelijke procesmachtiging heeft overgelegd, vergezeld van de heer [betrokkene 1] (juridisch medewerker).
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
PWN houdt zich onder meer bezig met de winning en distributie van drinkwater.
2.2.
[eiser] is sinds 1 september 2021 eigenaar van een woonhuis met kantoorruimte en tuin aan de [adres 2] te [plaats 2] .
2.3.
Op 11 oktober 2021 trof [eiser] twee mannen in zijn tuin die een deel van de bestrating hadden verwijderd. Zij verklaarden dat zij een drinkwaterleiding door de tuin van [eiser] hadden aangelegd voor een drinkwatervoorziening aan een schuur gelegen op het perceel [adres 1].
2.4.
In een e-mail van 24 oktober 2021 heeft [eiser] PWN geschreven dat hij niet was ingelicht over de werkzaamheden en onder meer gevraagd wanneer de werkzaamheden klaar zouden zijn en de bestrating weer zou worden hersteld en wie er verantwoordelijk was voor de schade en het herstel van de bestrating.
2.5.
In een e-mail van 25 november 2021 heeft PWN het volgende meegedeeld aan [eiser] :
Op 2 november 2021 is uw klacht via Bo Infratech bij ons binnen gekomen. (…) Allereerst onze excuses voor de late reactie op uw klacht.
Wij vinden het vervelend te moeten constateren dat u niet op de hoogte bent gebracht van deze werkzaamheden. (…) voor het perceel op huisnummer [adres 1] is recent een aanvraag gedaan voor de levering van drinkwater en deze hebben wij volgens de gebruikelijke procedure afgehandeld.
De aanleg van de waterleiding heeft plaatsgevonden waarbij PWN er van uit is gegaan dat er voor het pand [adres 1] sprake is van recht van overpad. Het is voor ons niet duidelijk of deze informatie juist is. Vooraf aan de uitvoering vindt er altijd een schouwing plaats waarbij betrokkenen aanwezig zijn. Het is mogelijk dat dit in uw geval niet is gebeurd omdat het pand aan [adres 2] tijdens het verloop van de aanvraag van eigenaar is veranderd.
Volgens ontvangen informatie bent u per 28 april 2021 de nieuwe eigenaar van het perceel [adres 2] in [plaats 2] , u bent echter niet als contractant bij PWN ingeschreven voor de levering van drinkwater op dit adres.
2.6.
In een aangetekende brief van 1 december 2021 heeft de advocaat van [eiser] namens [eiser] aan PWN meegedeeld dat op het perceelgedeelte waar PWN de waterleiding had aangelegd geen recht van overpad rust en ook geen andere erfdienstbaarheid die recht zou geven op het in de grond aanbrengen van een waterleiding. Hij heeft PWN gesommeerd binnen 14 dagen de waterleiding uit de tuin van [eiser] te verwijderen en de tuin in de oorspronkelijke staat te herstellen. Bij e-mail van 7 december 2021 heeft PWN de advocaat van [eiser] bericht graag in overleg te komen om tot een oplossing te komen van de ontstane situatie.
2.7.
Bij e-mail van 9 december 2021 heeft de advocaat van [eiser] PWN onder meer geschreven dat [eiser] niet bereid is tot overleg over een andere oplossing dan verwijdering van de waterleiding en herstel van de schade. In een e-mail van 14 december 2021 heeft PWN de advocaat van [eiser] meegedeeld dat zij bezig was een plan te maken wat ook tegemoet zou komen aan de wensen [eiser] maar dat dit gelet op de feestdagen pas in januari zou kunnen zijn.
2.8.
Op 14 december 2021 heeft [eiser] contact gehad met de heer [betrokkene 2] van de afdeling planning van PWN. In dat gesprek is onder meer gesproken over de optie van het doorknippen (afkoppelen) van de leiding. De advocaat van [eiser] heeft meegedeeld dat [eiser] daarop klip en klaar heeft laten weten dat hij wil dat de waterleiding uit zijn tuin wordt verwijderd.
2.9.
PWN heeft in een e-mail van 23 december 2021 toegezegd de waterleiding uit de tuin van [eiser] te zullen verwijderen. Zij heeft daartoe ook opdracht gegeven en op 13 januari 2022 is een deel van de leiding verwijderd, maar niet het deel dat onder de bestrating is gelegen. Het overblijvende deel is afgekoppeld. In een e-mail van die datum heeft PWN daarover aan de advocaat van [eiser] het volgende meegedeeld:
Helaas lukte het niet om het deel van de leiding wat naast het huis van uw cliënt ligt er uit te trekken. De bestrating openbreken en de leiding zo verwijderen was een optie geweest, echter gezien de weersomstandigheden hadden we de bestrating vandaag niet – en mogelijk ook niet binnenkort – meer netjes teruggekregen. PWN heeft er voor gekozen dat laatste deel van de leiding voor nu te laten liggen, mede omdat uw cliënt niet alleen het weghalen van de leiding wenste maar ook het weer in goede orde achterlaten van zijn perceel. Aan dat laatste hebben we voorrang gegeven.
Vanmorgen heb ik telefonisch verzocht of u met uw cliënt in overleg wil treden met betrekking tot een totaal oplossing. Daarbij kan worden gesproken over een redelijke vergoeding van PWN.
Ook verneem ik graag of uw cliënt afziet van het kort geding nu PWN immers (vrijwel) geheel aan het gevorderde heeft voldaan.
2.10.
In een reactie van 14 januari 2022 heeft de advocaat van [eiser] aan PWN het volgende vermeld:
Client staat erop dat ook het laatste deel van de waterleiding uit zijn tuin wordt verwijderd en dat het straat werk daarna netjes wordt hersteld.
In een bericht van eveneens 14 januari 2022, iets later op de dag, heeft de advocaat van [eiser] PWN het volgende geschreven:
Uit bijgaande foto die ik van cliënt ontving blijkt dat alleen de watermeter is verwijderd en dat de leiding direct na de watermeter er gewoon nog zit. Welk deel van de leiding is dan verwijderd?
Verder blijkt het straatwerk niet correct te zijn hersteld. Zo is er geen zand tussen de voegen geveegd. Tot slot is ook de schade aan de beplanting niet hersteld.
2.11.
In de week voorafgaande aan de mondelinge behandeling in dit kort geding hebben partijen nog geprobeerd in onderling overleg overeenstemming te bereiken. In een e-mail van 24 januari 2022 aan de advocaat van [eiser] heeft PWN onder meer het volgende vermeld:
(…)
Voldoening aan verzoek – vervangende schadevergoeding
Op 13 januari jl. heeft PWN aan de verzoeken van uw client grotendeels voldaan door de waterleiding uit zijn perceel te verwijderen, met uitzondering van het deel onder de bestrating. Daarover heb ik u eerder geïnformeerd. Voor wat betreft de waterleiding onder de bestrating biedt PWN hierbij € 1000,- euro aan, tegen finale kwijting. Zo willen we uw client in de gelegenheid stellen om alles naar eigen wens in orde te laten maken.
Overigens merken we op dat de leiding geschikt is om in de grond te blijven liggen.
Bestrating - zand
In uw email van 14 januari (…) geeft u aan van PWN te verwachten zand tussen tegels te strooien.
PWN heeft echter de bestrating op 13 januari niet open gehaald, zoals u weet, daar ligt de leiding immers nog onder. Verder vernemen wij voor het eerst (…) dat PWN hierin tekortgeschoten zou zijn. En mijn inziens is dat ook niet zo, PWN heeft afgelopen jaar wel degelijk de bestrating naar behoren achtergelaten.
Deze zandkwestie heeft bij mij sterk de indruk gewekt dat PWN het nooit goed genoeg zal kunnen doen. Vandaar ook dat het ons raadzaam leek een ruime vergoeding aan te bieden zoals hierboven vermeld in plaats van zelf een nieuwe poging tot verwijdering te doen.
Foto’ tuin
Voorts stuurde u op 19 december foto’s van een op zich mooi perk. Het komt mij echter voor dat hierin wederom een nieuwe kwestie wordt aangeroerd. Maar los daarvan werd mij uit de foto’s niet duidelijk wat de schade voor uw client hierin is, wordt op die plek niet zeer binnenkort iets gebouwd?
(…)
Totaal oplossing
Bij deze gelegenheid wil ik wederom verzoeken om in gesprek te komen over een aansluitleiding door het perceel van uw client naar de achterburen. En wel langs de oprijlaan. Daarvoor mag ik het volgende aanbieden.
Allereerst – zoals eerder vermeld – bieden wij aan om de uitvoering door middel van een boring te doen. Dit om de kans op enige schade of ongemak te minimaliseren. Een zeer kostbare optie voor PWN, maar gezien de overlast die uw client hiervan al heeft gehad bieden we dit toch aan.
Ten tweede biedt PWN een vergoeding aan van € 900,- voor het ongemak wat een en ander veroorzaakt. Ook dit is zeer ongebruikelijk voor een aansluiting naar de achterbuur en bieden we nu aan omdat uw client nog geen klant van PWN blijkt te zijn.
Advocaatkosten
Het valt moeilijk te ontkennen dat uw sommatiebrief en de eerste paar emails instrumenteel zijn geweest bij het juiste begrip van zaken zijdens PWN. Dit los van de vraag wat de onduidelijkheid aan onze zijnde heeft veroorzaakt.
Echter op 14 december heb ik u reeds geïnformeerd dat PWN tot verwijdering en goedmaken van schade zou overgaan. Het is tot de dag van vandaag voor mij duister waarom de grote haast nodig was en daarmee waarvoor al die communicatie – en het KG – nodig zijn (geweest).
Echter voor de eerste communicatie ben ik van mening dat een redelijke vergoeding billijk is, waarvoor we € 600,- aanbieden, tegen finale kwijting.
2.12.
[eiser] heeft dit aanbod van PWN afgewezen. PWN heeft het aanbod op 26 januari 2022 en ter zitting nogmaals herhaald. Verder heeft zij zich ter zitting bereid verklaard de leiding op een later moment te verwijderen als de bestrating bij de uitvoering van door [eiser] geplande uitbouwwerkzaamheden opengemaakt moet worden. Ook dit aanbod heeft [eiser] van de hand gewezen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – dat PWN wordt veroordeeld de waterleiding uit zijn tuin te verwijderen en zijn tuin in de oude staat te herstellen, met veroordeling van PWN in de kosten van het geding.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat PWN een onaanvaardbare inbreuk heeft gemaakt op zijn eigendomsrecht. Hij voert aan dat hij spoedeisend belang heeft bij zijn vordering, ten eerste vanwege de aard van de vordering (inbreuk op een eigendomsrecht) en ten tweede omdat hij van plan is op korte termijn zijn woning en tuin aan te passen om in het pand een tandartspraktijk te vestigen, hetgeen volgens [eiser] pas kan nadat de nog aanwezige leiding uit zijn tuin is verwijderd.
3.3.
PWN voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
Voor toewijzing van een vordering in kort geding is vereist dat de eisende partij voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening. Hiervan is sprake als een onverwijlde voorziening is geboden en als van eiser niet kan worden gevergd dat hij de afloop van een bodemprocedure afwacht. Het ligt op de weg van [eiser] om te stellen en te onderbouwen dat hij een spoedeisend belang heeft bij de vorderingen die hij instelt.
4.2.
[eiser] heeft aangevoerd dat hij vanwege de aard van de vordering, die immers gegrond is op een inbreuk op zijn eigendomsrecht, een spoedeisend belang heeft. Daarnaast heeft hij aangevoerd dat van hem niet gevergd kan worden de uitkomst van een bodemprocedure af te wachten, omdat algemeen bekend is dat die procedures in Nederland jaren duren terwijl hij van plan is op korte termijn zijn woning en tuin aan te passen.
4.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat geen sprake is van een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening. Uit de stukken en de verklaringen van partijen blijkt namelijk dat PWN al grotendeels aan de wens van [eiser] tegemoet gekomen is en dat de nog aanwezig leiding onder de bestrating een loze leiding is. [eiser] heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat hij op dit moment daadwerkelijk hinder ondervindt van deze loze leiding. Ook is niet aannemelijk geworden dat aanpassing van de woning en tuin van [eiser] niet mogelijk is zolang deze loze leiding nog in de grond ligt. Om die reden is de voorzieningenrechter van oordeel dat er geen sprake is van een situatie waarin een onverwijlde voorziening geboden is en van [eiser] niet kan worden gevergd dat hij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht. Reeds om die reden wordt de vordering afgewezen.
Ten overvloede
4.4.
Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter dat ook als zij zou hebben geoordeeld dat [eiser] (bij voorbeeld gelet op de aard van de vordering) wel voldoende spoedeisend belang bij zijn vordering zou hebben, dat niet zou hebben geleid tot toewijzing van het gevorderde. In dat geval zou de voorzieningenrechter een afweging moeten maken van de wederzijdse belangen van partijen. Hoewel inbreuk is gemaakt op het eigendomsrecht van [eiser] , omdat PWN zonder voorafgaande toestemming van [eiser] de leiding in de tuin van [eiser] heeft aangebracht en [eiser] zelf (nog) geen contract heeft met PWN, leidt die belangenafweging tot de conclusie dat in de gegeven omstandigheden het belang van [eiser] afgezet tegen de belangen van PWN op dit moment onvoldoende zwaarwegend is voor toewijzing van de door hem gevorderde verwijdering van de leiding en herstel van zijn tuin in de oude staat.
4.5.
PWN heeft haar belang om de leiding niet verder, althans niet op korte termijn, te verwijderen als volgt toegelicht. PWN heeft erkend dat het in oktober 2021 niet goed is gegaan en dat zij in december 2021 heeft toegezegd de gehele leiding weer te verwijderen. Zij heeft toegelicht waarom de leiding op 13 januari 2022 toch niet geheel is verwijderd en benadrukt dat zij geprobeerd heeft zoveel mogelijk tegemoet te komen aan de wensen van [eiser] maar dat zij door de inhoud van de correspondentie tussen partijen sterk het gevoel heeft gekregen dat zij het voor [eiser] nooit helemaal goed zal kunnen doen, waarmee PWN kennelijk doelt op het herstellen van de bestrating. Daarom heeft PWN uiteindelijk, in haar e-mail van 24 januari 2022 (r.o. 2.11), aan [eiser] voorgesteld dat zij hem voor de leiding onder de bestrating een vervangende schadevergoeding van € 1.000,- betaalt, met welk bedrag [eiser] zelf een en ander kan laten uitvoeren op de door hem gewenste manier. En daarom heeft PWN er, aldus nog steeds PWN, belang bij dat zij in ieder geval niet zal worden veroordeeld tot verwijdering en herstel maar hooguit tot vervangende schadevergoeding.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter moet het door PWN gedane voorstel voor vervangende schadevergoedingen, dat zij ter zitting heeft herhaald, als een zeer redelijk alternatief worden beschouwd, vooral omdat [eiser] nog van plan is het pand uit te bouwen aan de kant waar de loze leiding zich bevindt en voor die werkzaamheden de bestrating sowieso opengebroken moet worden. PWN heeft zich ter zitting, desgevraagd, ook bereid verklaard op het moment van die werkzaamheden het restant van de leiding uit de grond te halen, maar ook dit voorstel heeft [eiser] niet in overweging willen nemen.
PWN heeft verder benadrukt dat het nog aanwezige restant van de leiding onder de bestrating van [eiser] een loze leiding is, waarvan het geen kwaad kan dat deze in de grond achterblijft, en dat [eiser] de leiding zelf mag (laten) verwijderen omdat deze niet langer onderdeel uitmaakt van het drinkwaternet en daardoor, door verticale natrekking, eigendom is geworden van [eiser] .
4.6.
Aan PWN kan voorts worden toegegeven dat de aanvankelijke verwarring over wie de eigenaar van het perceel is mede is ontstaan door de omstandigheid dat de vorige eigenaar van het perceel zich niet als klant van PWN had afgemeld en nog als afnemer van water geregistreerd stond en [eiser] zich (nog) niet als klant van PWN heeft aangemeld. Mede hierdoor kwam [eiser] niet tijdig als eigenaar van het perceel in beeld bij PWN en meende PWN mede op basis van haar algemene voorwaarden gerechtigd te zijn de leiding onder het perceel van [eiser] door te leggen. In de algemene voorwaarden is immers opgenomen dat klanten van PWN een dergelijke aanleg indien aan de orde moeten gedogen.
4.7.
Hoewel de door [eiser] omschreven verontwaardiging over de gang van zaken op 11 oktober 2021 begrijpelijk is en, zoals hij ter zitting heeft verklaard, de kwestie voor hem een principekwestie is geworden, geeft hem dat nog niet het recht om een op zichzelf redelijk voorstel van PWN om de kwestie op te lossen dat afwijkt van zijn eis (en de eerdere toezegging van PWN) om de leiding op korte(re) termijn te verwijderen niet serieus in overweging te nemen. Daarbij komt de door PWN uitgesproken vrees dat zij het in de ogen van [eiser] nooit helemaal goed kan doen, niet helemaal onbegrijpelijk voor in het licht van de discussie over de vraag of de bestrating netjes is teruggelegd door PWN en of het aan PWN was om zand tussen de voegen te vegen.
4.8.
[eiser] heeft ter onderbouwing van zijn belang bij onmiddellijke verwijdering van de loze leiding verder nog aangevoerd dat hij bang is dat criminelen misbruik kunnen maken van de loze leiding onder zijn perceel door er bijvoorbeeld een elektriciteitskabel doorheen te leggen. Ter verduidelijking heeft hij aangevoerd dat er in de buurt sprake is van veel criminele activiteiten en dat hij, toen hij een energieaansluiting aanvroeg voor zijn perceel, eerst een aanbod kreeg met een maandbedrag van € 2.800,- op basis van het verbruik gedurende de afgelopen drie jaar. Hoewel begrijpelijk is dat [eiser] daarvan geschrokken is, heeft hij geen concrete omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat zijn vrees voor misbruik van de loze leiding onder zijn perceel gerechtvaardigd is.
4.9.
Bij deze stand van zaken is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van PWN bij afwijzing van de gevraagde voorziening zwaarder weegt dan het belang van [eiser] bij toewijzing daarvan. Om die reden zou ook in het geval de voorzieningenrechter een spoedeisend belang aanwezig zou achten bij de gevraagde voorziening de vordering zijn afgewezen.
4.10.
Tot slot overweegt de voorzieningenrechter nog het volgende. [eiser] heeft ter zitting benadrukt dat hij geen aansluiting voor perceel [adres 1] onder zijn perceel door wil hebben omdat die aansluiting er nog niet was toen hij het perceel kocht en de eigenaar van dit perceel toen hij het perceel kocht ook wist dat er geen nutsvoorzieningen aanwezig waren. [eiser] dient zich echter te realiseren dat de eigenaar van het perceel [adres 1] gerechtigd is een aansluiting van nutsvoorzieningen te laten aanleggen. Gelet op de ligging van de verschillende percelen is duidelijk dat een leiding onder het perceel van [eiser] het meest voor de hand ligt. Bovendien zal [eiser] voor zijn tandartspraktijk op enig moment toch ook een overeenkomst moeten sluiten met PWN voor de drinkwatervoorziening en dan is ook hij gebonden aan de door PWN gehanteerde algemene voorwaarden die onder meer inhouden dat klanten van PWN dergelijke aansluitingen onder hun perceel door moeten dulden.
4.11.
Omdat de vordering wordt afgewezen wordt [eiser] als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van PWN begroot op € 676,00 aan vastrecht.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de gevorderde voorziening af;
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling aan PWN van een bedrag van € 676,00;
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Wamsteker en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier C. Vis-van Zanden op 11 februari 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 1155