ECLI:NL:RBNHO:2022:8938

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 september 2022
Publicatiedatum
10 oktober 2022
Zaaknummer
C/15/331552/ JU RK 22-1340
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uithuisplaatsing van een minderjarige na spoedbeslissing in het kader van huiselijk geweld en onveilige opvoedsituatie

Op 15 september 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de uithuisplaatsing van een minderjarige. De zaak is ontstaan uit een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, die zich zorgen maakte over de opvoedsituatie van de minderjarige, die getuige is geweest van huiselijk geweld tussen de ouders. Beide ouders hebben aangegeven te willen meewerken aan een betere opvoedsituatie, maar zijn niet in staat om dit te realiseren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er al langere tijd sprake is van huiselijk geweld, waarbij de politie meerdere keren betrokken is geweest. De ouders zijn niet in staat om de zorg voor de minderjarige op een veilige manier te waarborgen, wat heeft geleid tot de beslissing om de minderjarige uit huis te plaatsen in een crisispleeggezin.

De kinderrechter heeft de voorlopige ondertoezichtstelling en de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing in stand gehouden, omdat de ouders niet in staat zijn om zich aan veiligheidsafspraken te houden. De Raad heeft verzocht om de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers te vervangen door de William Schrikker Jeugdbescherming & -Reclassering, omdat de hulpverlening tot nu toe niet effectief is gebleken. De kinderrechter heeft dit verzoek toegewezen, in het belang van de minderjarige, en de ouders zijn in de gelegenheid gesteld om hun standpunten naar voren te brengen. De moeder heeft aangegeven dat zij begrijpt dat de uithuisplaatsing in het belang van de minderjarige is, terwijl de vader zich verzet tegen de uithuisplaatsing maar openstaat voor hulpverlening. De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, en dat de nieuwe gecertificeerde instelling beter in staat zal zijn om de ouders te ondersteunen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
Zittingsplaats: Alkmaar
IMS
Zaakgegevens : C/15/331552/ JU RK 22-1340
datum uitspraak: 15 september 2022
beschikking horen belanghebbenden na voorlopige ondertoezichtstelling en (spoed)uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad, gevestigd te Haarlem,
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna ook te noemen de minderjarige of [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers, hierna te noemen de GI,
locatie Alkmaar,

[de moeder] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [plaats] ,

[de vader] , hierna te noemen de vader,

wonende te [plaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de eerdere beschikking van 2 september 2022, waarin de minderjarige voorlopig onder
toezicht is gesteld voor de duur van drie maanden en de (spoed)uithuisplaatsing in een
crisispleeggezin is verleend voor de duur van vier weken en de beslissing op het overig
verzochte is aangehouden tot heden. Daarbij is bepaald dat de verzoeker en de overige
belanghebbenden zullen worden gehoord ter zitting van heden.
Op 15 september 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- [vertegenwoordiger van de raad] , namens de Raad,
- [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI,
- [vertegenwoordiger van de GI] , namens de William Schrikker Jeugdbescherming en -Reclassering
(verder ook: de WSS),
- de moeder, bijgestaan door mr. J.H. Prins,
- de vader, bijgestaan door mr. D.M.A. al Dulaimi.

Het verzoek

Het nog resterende gedeelte van het verzoek betreft de uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg tot het einde van de voorlopige ondertoezichtstelling.
Ter zitting is het (oorspronkelijke) verzoek gewijzigd in die zin dat thans wordt verzocht
De J&GB te vervangen door de WSS.
Ter onderbouwing voor de uithuisplaatsing heeft de Raad naar voren gebracht dat er al langere tijd sprake is van fors (verbaal en fysiek) huiselijk geweld, waar ook [de minderjarige] getuige van is. Zoals slaan, spugen in elkaars gezicht en schelden. De politie is meermaals betrokken geweest en [de minderjarige] is ook daar meermaals bij aanwezig geweest. Dat is voor [de minderjarige] even schadelijk als wanneer ze zelf slachtoffer van mishandeling zou zijn geweest. Daarbij is ook gezien dat zij haar ouders troost.
Er is sprake van persoonlijke problematiek bij beide ouders en van relatieproblematiek. De ouders waren ook gestart met relatietherapie, maar zijn daarmee gestopt, omdat de ouders eerst individueel aan hun eigen problematiek en trauma moesten werken. Daar stonden zij voor open en zij zagen ook in dat de situatie voor [de minderjarige] niet goed was. De ouders hebben goed meegewerkt aan de hulp in het vrijwillige kader, onder andere aan ambulante spoedhulp (ASH). Echter na het (voorlopig) afronden van de ASH medio juli, hebben de ouders alle afspraken met het wijkteam afgezegd en zijn er ook veel afzeggingen voor [de minderjarige] geweest bij het kinderdagverblijf. Ook zijn er weer nieuwe politiemeldingen geweest. De politie en GGZ maken zich ook zorgen over de toestand van de woning. Volgens de politie was de woning erg vervuild: de vloeren waren vies en overal lag rotzooi en kattenvoer op de grond en het rook er naar ammoniak.
Vanwege de vele politiemeldingen en het huiselijk geweld is het aannemelijk dat [de minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. [de minderjarige] is als meisje van net twee jaar volledig afhankelijk van haar ouders voor verzorging, affectieve aandacht en opvoeding. Het lukt de ouders al langere tijd niet meer om zorg te dragen voor een veilige en stabiele opvoedomgeving. Daarnaast zijn er twijfels of de ouders responsief en sensitief op [de minderjarige] kunnen reageren, hetgeen belangrijk is voor een veilige hechtingsrelatie.
De Raad heeft verzocht De J&GB te vervangen door de WSS, omdat de hulpverleners hebben gemerkt dat het tot op heden niet is gelukt om goed met de ouders in gesprek te komen en daarbij lijkt de hulp niet te beklijven. De Raad heeft de verwachting dat de WSS beter toegerust is om wel te kunnen aansluiten bij de ouders.

De standpunten

Door en namens de moederis naar voren gebracht dat zij begrijpt dat het op dit moment in het belang is van [de minderjarige] is om het verzoek toe te wijzen. Sinds 2019 zijn er regelmatig politiemeldingen geweest en kennelijk is soms sprake van een kruitvat dat ontploft. De moeder geeft aan te willen scheiden en de vader heeft aangegeven daar nog niet aan toe te zijn. De toekomst zal het leren. De moeder heeft in ieder geval ergens anders een onderkomen gevonden en wil graag dat [de minderjarige] weer bij haar komt wonen. Maar zij begrijpt ook dat het nu nog te vroeg is om te zeggen dat dat op dit moment het beste zou zijn voor [de minderjarige] . De moeder heeft [de minderjarige] wel al een paar keer gezien sinds de uithuisplaatsing. De moeder refereert zich aan het oordeel van de rechter voor wat betreft het verzoek om De J&GB te vervangen door de WSS, maar zij zou het beter vinden om eerst het onderzoek van de Raad af te wachten. Zodat feitelijk onderbouwd kan worden welke GI het meest passend kan zijn.
Door en namens de vaderis naar voren gebracht dat hij niet zozeer vindt dat een gedwongen kader nodig is, maar dat hij wel alle hulp wil aanvaarden en daarvoor open staat en ook voor het verbeteren van de communicatie met de moeder. Hij begrijpt ook dat het nu niet goed gaat en in die zin kan hij zich vinden in de voorlopige ondertoezichtstelling. Hij is het alleen niet eens met de uithuisplaatsing en verzoekt die af te wijzen. Hij vindt het verschrikkelijk dat [de minderjarige] nu in een crisispleeggezin zit door de problemen tussen de ouders. De vader verblijft nu in de echtelijke woning en moeder verblijft in een andere woning. Zij wonen dus niet meer bij elkaar en kunnen de zorg voor [de minderjarige] samen verdelen via het co-ouderschap. Hij wil graag een eerlijke kans krijgen om te laten zien dat het ook goed kan gaan. Verder wil hij graag dat De J&GB betrokken blijft, omdat hij nu goed contact heeft met de huidige jeugdbeschermer.
De J&GBkan zich vinden in het verzoek van de Raad. De jeugdbeschermer heeft in de afgelopen twee weken een zeer wisselend beeld gezien. In eerste instantie heeft zij een goed gesprek gehad met de ouders, die al goede stappen hadden gezet en die nog steeds maken. Zolang er intensieve hulpverlening wordt geboden gaat het goed, maar als de hulpverlening wordt afgeschaald, gaat het snel weer mis. Uiteindelijk lukt het de ouders niet om de problematiek tussen hen beiden op te lossen. Eergisteren nog heeft er wederom een escalatie tussen hen plaatsgehad, waarbij ook een ruit was ingegooid en ook de politie weer aan huis is geweest. Gisteren is de GI weer bij de ouders langs gegaan en toen bleek dat die niet meer “on speaking terms” waren. Zij willen wel allebei het beste voor [de minderjarige] , dat ziet de GI ook. Maar het lukt hen niet om zich aan de afspraak te houden dat zij elkaar niet meer mogen zien. Hoe dan ook, zij houden zich niet aan de (veiligheids)afspraken en zij zijn ook wisselend over hun huwelijk en of zij al dan niet bij elkaar willen blijven. [de minderjarige] heeft meer stabiliteit nodig dan de ouders momenteel kunnen bieden.
De WSSgeeft aan doorgaans goed aan te kunnen sluiten bij het uitvoeren van kinderbeschermingsmaatregelen, waarbij er sprake is van meervoudige problematiek bij
(een van) de ouders.

De verdere beoordeling

Bij eerdergenoemde beschikking van 2 september 2022 is de minderjarige voorlopig onder toezicht gesteld tot 2 december 2022. Ook is de minderjarige voor de duur van vier weken uit huis geplaatst bij een crisis pleeggezin. Voor het overige is de beslissing op het verzoek aangehouden en is bepaald dat de verzoeker en de belanghebbenden zullen worden gehoord ter zitting van heden.
Op grond van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting overweegt de kinderrechter als volgt.
Gebleken is dat beide ouders willen meewerken aan een betere opvoedsituatie voor [de minderjarige] , maar dat zij daartoe niet (meer) bij machte zijn. Beide ouders hebben een belaste voorgeschiedenis en kampen met persoonlijke problematiek en hebben geen netwerk om op terug te kunnen vallen. Er is al langere tijd sprake van huiselijk geweld, waarvan [de minderjarige] ook getuige is geweest, en waarbij meermaals ook de politie betrokken is geweest. Het lukt hen niet om [de minderjarige] daartegen te beschermen en haar een veilige opvoedingsomgeving te bieden. De ouders zien zelf ook in dat de situatie voor [de minderjarige] niet goed is en aan de hulp in het vrijwillige kader, onder andere ambulante spoedhulp (ASH), hebben zij goed meegewerkt. Echter na het afschalen daarvan medio juli 2022, zijn de ouders de (veiligheids)afspraken niet meer nagekomen en zijn er ook weer nieuwe politiemeldingen geweest. De ouders zijn momenteel niet meer in staat om gezamenlijk de zorg voor [de minderjarige] op een verantwoorde en veilige manier vorm te geven.
Op de dag van de spoeduithuisplaatsing heeft het wijkteam geprobeerd om de explosieve situatie tussen de ouders te de-escaleren om uithuisplaatsing van [de minderjarige] te voorkomen, maar zonder resultaat.
Op grond van het bovenstaande en de overig verkregen inlichtingen ter zitting is de kinderrechter van oordeel dat de bij beschikking van 2 september 2022 verleende voorlopige ondertoezichtstelling en spoedmachtiging tot uithuisplaatsing in stand dienen te blijven. Er is sprake van een onveilige opvoedsituatie. Tevens is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van de minderjarige nog langer noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding (artikel 1:265b van het Burgerlijk Wetboek). Het lukt ouders niet zich aan veiligheidsafspraken te houden en contact met elkaar uit de weg te gaan, gezien ook de nieuwe zeer recente escalatie.
Voor wat betreft het vervangen van De J&GB door de WSS verwacht de kinderrechter dat deze gespecialiseerde instelling de ouders beter zal kunnen bijstaan in het realiseren van de noodzakelijke zorg en hulpverlening. De kinderrechter is van oordeel dat het in het belang van de minderjarige noodzakelijk is dat de gecertificeerde instelling De J&GB, die thans belast is met de uitvoering van de voorlopige ondertoezichtstelling, wordt vervangen door de gecertificeerde instelling de WSS en zal ook dat verzoek toewijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg van de minderjarige:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
tot uiterlijk 2 december 2022
;
vervangt de gecertificeerde instelling De Jeugd -& Gezinsbeschermers door de gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming & -Reclassering, gevestigd te Amsterdam, met ingang van heden;
verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.S. van Leeuwen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze mondelinge beslissing is vastgesteld op 29 september 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam