ECLI:NL:RBNHO:2022:8941

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 september 2022
Publicatiedatum
10 oktober 2022
Zaaknummer
C/15/331339 / JU RK 22-1312
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op verzoek tot uithuisplaatsing van minderjarigen in een zorgelijke thuissituatie

In deze zaak heeft de kinderrechter op 20 september 2022 uitspraak gedaan over een verzoek tot uithuisplaatsing van vier minderjarigen, ingediend door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam (GI). De kinderrechter heeft de beslissing op het verzoek aangehouden, omdat uithuisplaatsing een uiterste maatregel is en de ouders de kans moeten krijgen om met hulp van de GI een veilige thuissituatie te creëren. De minderjarigen zijn eerder uit huis geplaatst en de kinderrechter weegt dit mee in zijn beslissing. De ouders moeten zich aan de voorwaarden houden die door de GI zijn gesteld. De kinderrechter heeft de GI verzocht om voor 10 november 2022 een update te geven over de hulpverlening en de ontwikkeling van de minderjarigen, evenals de uitkomst van een aanhangig kort geding tussen de moeder en de juridische vader. De kinderrechter maakt zich zorgen over de onveilige thuissituatie, waarin de kinderen getuige zijn geweest van geweld en ruzies. De moeder heeft aangegeven dat zij gemotiveerd is om een veilige omgeving te creëren, maar de kinderrechter is van mening dat er nog niet voldoende is gedaan om de situatie te verbeteren. De beslissing is pro forma aangehouden tot 10 november 2022.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
Zittingsplaats: Alkmaar
IMS
Zaakgegevens : C/15/331339 / JU RK 22-1312
datum uitspraak: 20 september 2022

beschikking uithuisplaatsing

in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam, hierna te noemen
de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna ook te noemen de minderjarige of [de minderjarige 1]
,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna ook te noemen de minderjarige of [de minderjarige 2] ,
[de minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna ook te noemen de minderjarige of [de minderjarige 3] ,
[de minderjarige 4], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna ook te noemen de minderjarige of [de minderjarige 4] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [plaats] ,

[de juridische vader] , de (juridische) vader van de minderjarigen,

wonende te [plaats] ,

[de biologische vader van de minderjarige 4] , de biologische vader van [de minderjarige 4] ,

wonende te [plaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI, ingekomen bij de griffie op 25 augustus 2022;
- e-mailberichten van de GI, ingekomen bij de griffie op 6 en 14 september 2022;
- op 13 september 2022 is bij de griffie ingekomen een e-mailbericht van mr. D. Boukens, advocaat van [de biologische vader van de minderjarige 4] ;
- op 14 september 2022 is bij de griffie ingekomen het verweerschrift van mr. E.L. de Craen, namens de moeder, en op 15 september 2022 een aanvulling daarop.
Op 15 september 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI,
- de moeder (via een online verbinding), bijgestaan door mr. R. Shahbazi (aanwezig in de
zittingszaal, waarnemend voor mr. E.L. de Craen),
- [de juridische vader] ,
- [de biologische vader van de minderjarige 4] (via een online verbinding), bijgestaan door mr. D. Boukens (aanwezig
in de zittingszaal).

De feiten

Het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1]
,[de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] wordt uitgeoefend door de moeder en [de juridische vader] .
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige 4] wordt uitgeoefend door de moeder ( [de juridische vader] heeft [de minderjarige 4] wel erkend).
De minderjarigen wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 28 april 2022 zijn de minderjarigen onder toezicht gesteld tot 28 april 2023.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de minderjarigen uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Ter zitting heeft de GI een pleitnota overgelegd. Onder meer heeft de GI ter onderbouwing van het verzoek naar voren gebracht dat sinds de GI betrokken is, er sprake is van een onveilige en onrustige thuissituatie, waarin de kinderen direct en indirect getuigen zijn geweest van geweld, ruzie en stress. De GI kan de veiligheid van de minderjarigen in de thuissituatie bij de moeder op dit moment niet garanderen. Het is niet gelukt om met inzet van intensieve ondersteuning vanuit Zorgstroom (minimaal 6 uur per week) en de Blijf Groep de kinderen daartegen te beschermen. Het lukt de ouders niet om zich aan de gemaakte (veiligheids)afspraken te houden en de kinderen te beschermen. De moeder is met de kinderen in de afgelopen tijd meermalen naar de Blijf Groep gegaan, maar zij is niet voldoende gemotiveerd om de opvolgende stappen te zetten en keert uiteindelijk toch weer terug naar huis.
Door middel van een uithuisplaatsing hoopt de GI het patroon van huiselijk geweld te doorbreken. In de komende periode zal voor de kinderen, na observaties vanuit Zorgstroom, ook individuele hulpverlening worden ingezet en het is van belang om die vanuit een veilige en stabiele omgeving te kunnen opstarten en Logeerpret kan die bieden.
In de periode van de uithuisplaatsing dienen dan ook de ouders te werken aan hun persoonlijke problematiek en het patroon van geweld te doorbreken. De GI verwacht daarbij van de moeder dat zij hulpverlening aangaat en de GI heeft ook de verwachting dat de moeder, na het doorlopen van intensieve persoonlijke hulpverlening, weer in staat zal zijn om zelfstandig de opvoeding voor de kinderen op zich te nemen, waarbij de kinderen door de moeder worden beschermd tegen huiselijk geweld.

Het standpunt van belanghebbenden

Door en namens de moederis een zeer uitgebreid verweerschrift ingediend, strekkende tot afwijzing van het verzoek. Voor het opstarten van de hulpverlening hoeven de kinderen niet uit huis geplaatst te worden. Een uithuisplaatsing behoort een ultimum remedium te zijn en er zijn in dit geval nog minder ingrijpende middelen voorhanden om eerst in te zetten. Met de inzet van die lichtere middelen, is de moeder zelf in staat om een veilige en stabiele opvoedingsomgeving te bieden. Zolang [de juridische vader] haar maar niet meer komt opzoeken. De moeder heeft er alles aan gedaan en is zeer gemotiveerd om er alles aan te blijven doen, om huiselijk geweld te voorkomen en de veiligheid van de kinderen te kunnen garanderen.
Zo is de moeder verhuisd vanuit [plaats] naar [plaats] , om te zorgen dat [de juridische vader] haar niet meer lastig zou vallen, waarvoor zij haar netwerk in Brabant heeft moeten achterlaten. Er waren toen zes weken van rust. Daarna heeft de GI aangegeven dat de moeder toch haar nieuwe adres bekend moest maken aan [de juridische vader] , waardoor er na zes weken zonder incidenten, toch weer nieuwe incidenten met [de juridische vader] zijn voorgevallen. Daarom heeft de moeder nu een Kort Geding aangespannen tegen [de juridische vader] , waarin zij om een gebieds- en contactverbod verzoekt. Aanstaande maandag 19 september 2022 staat de zitting gepland. Er is al sprake van een contactverbod tussen [de juridische vader] en [de biologische vader van de minderjarige 4] . Het klopt dat de moeder een relatie heeft met [de biologische vader van de minderjarige 4] , alhoewel die nu bemoeilijkt wordt doordat zij elkaar van de GI niet mogen zien. De moeder heeft ook plannen om weer terug te verhuizen naar [plaats] .
Bovendien is nog geen (meer) intensieve ambulante hulpverlening ingezet bij de moeder en dat minder ingrijpende middel dient dan ook eerst nog te worden ingezet. Verder komt wekelijks de begeleider van de Blijf Groep bij de moeder langs en die gaat direct aan de slag met haar (hulp)vragen. Terwijl als de moeder aan de GI iets vraagt, zij niet wordt geholpen. Met de kinderen gaat het goed. De moeder heeft vorige week nog een gesprek gehad met de leerkrachten van de oudste twee kinderen en die ontwikkelen zich goed en over hen zijn geen zorgen. Voor wat betreft haar verblijf bij de Blijf Groep betwist de moeder uitdrukkelijk dat zij niet gemotiveerd zou zijn om daar te blijven, maar er was simpelweg geen sprake meer van acute onveiligheid, waardoor de moeder niet langer bij de Blijf Groep kón verblijven.
[de juridische vader]is het eens met het verzoek. Hij weet niet of dat ook het beste is voor de kinderen, maar in ieder geval wordt iedereen dan wel hetzelfde behandeld voor wat betreft de omgang met de kinderen. Hij vindt het ook onterecht dat hij in de stukken steeds wordt genoemd als degene die voor onrust zorgt. Aangezien de onrustige thuissituatie bij de moeder ook veroorzaakt wordt door [de biologische vader van de minderjarige 4] .
Door en namens [de biologische vader van de minderjarige 4]is verweer gevoerd. Hij heeft een goede band met [de minderjarige 4] en [de minderjarige 4] ziet hem ook als zijn vader. Hij zou indien nodig ook voor [de minderjarige 4] kunnen zorgen. Mocht besloten worden tot een uithuisplaatsing dan kan [de minderjarige 4] (tijdelijk) bij hem wonen. Hij is de biologische vader van [de minderjarige 4] en dat blijkt ook uit een DNA-test. Hij kan hem echter (nog) niet erkennen, omdat [de minderjarige 4] al door [de juridische vader] is erkend en [de juridische vader] betwist de uitslag van die DNA-test. Daarover loopt nu een rechtszaak (C/15/327288) en in het kader daarvan is een bijzonder curator aangesteld. Op 6 september 2022 heeft de zitting plaatsgevonden en tijdens die zitting heeft de moeder verklaard dat [de biologische vader van de minderjarige 4] de vader is van [de minderjarige 4] . [de biologische vader van de minderjarige 4] stelt zich op het standpunt dat hij een relatie heeft met de moeder en die heeft dit bevestigd.. De moeder heeft tijdens die zitting aangegeven veel steun te ervaren van [de biologische vader van de minderjarige 4] en dat [de juridische vader] degene is die voor onrust zorgt.

De beoordeling

Op grond van de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling overweegt de kinderrechter als volgt.
De opvoedingsomgeving van de minderjarigen is al geruime tijd (zeer) zorgelijk waarbij de verstoorde verstandhouding tussen de moeder en [de juridische vader] enerzijds en het contact tussen [de biologische vader van de minderjarige 4] en [de juridische vader] anderzijds momenteel voor de grootste problemen zorgen. Voor de GI bestaat (nog) veel onduidelijkheid over de feiten en omstandigheden die daarbij een rol spelen. De kinderrechter maakt zich met de GI grote zorgen over de kinderen.
Op dit moment is namens de moeder een kort geding aanhangig gemaakt inzake een gebieds- en/of contactverbod tussen de moeder en [de juridische vader] , waarvan de uitkomst van invloed zou kunnen zijn op de situatie. Wanneer het verzoek zou worden toegewezen kan een dergelijk verbod voor rust zorgen in de relatie tussen de moeder en [de juridische vader] , hetgeen ook ten goede zou kunnen komen aan de kinderen.
Verder zouden ook de eventuele verhuisplannen van de moeder naar een andere regio, waar zij wel een netwerk heeft, van positieve invloed kunnen zijn op de gezinssituatie, alhoewel de kinderrechter ook vraagtekens zet bij een nieuwe verhuizing zo kort na de vorige verhuizing.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter het verzoek om uithuisplaatsing nu nog niet toewijzen. Uithuisplaatsing is een uiterste maatregel waarbij ook wordt meegewogen dat de oudste drie kinderen in hun jonge leven al eerder een periode uit huis geplaatst zijn geweest. De kinderrechter zal de beslissing aanhouden om de ouders
de komende maandenin staat te stellen onder regie van de GI en met de nodige hulp zelf voor de kinderen een rustige en veilige thuissituatie te realiseren door zich aan alle voorwaarden te houden die door de GI met de ouders worden afgesproken.
In afwachting van de ontwikkelingen zal de kinderrechter de beslissing op het verzoek
pro forma aanhouden tot 10 november 2022.
De GI wordt verzocht één week vóór 10 november 2022 stukken in te dienen, waaruit in ieder geval zal blijken de actuele stand van zaken ten aanzien van de hulpverlening en de ontwikkeling van de minderjarigen (o.a. observaties vanuit Zorgstroom), de uitkomst van het aanhangige kort geding tussen de moeder en [de juridische vader] en de eventuele verhuizing/verhuisplannen van de moeder naar een andere regio en of het verzoek al dan niet zal worden gehandhaafd.

De beslissing

De kinderrechter:
-
houdt aande beslissing op het verzochte tot de (
pro forma) behandeling op
10 november 2022,waarbij de
GIwordt verzocht
stukken in te dienenals hierboven aangegeven.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.S. van Leeuwen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze mondelinge beslissing is vastgesteld op 23 september 2022.