ECLI:NL:RBNHO:2022:8945

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 september 2022
Publicatiedatum
10 oktober 2022
Zaaknummer
22/3323 en 22/3324
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van verkeersbesluit tot instellen van een 30 km/u-zone in Schagerbrug met betrekking tot vrachtverkeer

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 september 2022 uitspraak gedaan over een verkeersbesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen. Dit besluit, genomen op 26 januari 2022, betreft de instelling van een 30 km/u-zone op de Schagerweg in Schagerbrug. De verzoekster, Vereniging de Dorpsraad Schagerbrug, heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 30 mei 2022, waarin het verkeersbesluit werd gehandhaafd. De verzoekster verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij van mening was dat de inrichting van de weg niet veilig genoeg was en dat er geen participatietraject had plaatsgevonden.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de instelling van de 30 km/u-zone niet in geschil is en dat de verzoekster geen bezwaar heeft tegen deze maatregel. De discussie concentreert zich op de inrichting van de Schagerweg en het al dan niet instellen van een verbod voor vrachtverkeer. De voorzieningenrechter concludeert dat de feitelijke handelingen met betrekking tot de inrichting van de weg niet onder de bestuursrechtelijke toetsing vallen, maar dat deze aan de burgerlijke rechter kunnen worden voorgelegd.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het college van burgemeester en wethouders bij het nemen van het verkeersbesluit beoordelingsruimte toekomt en dat er geen onredelijk gebruik is gemaakt van deze ruimte. De voorzieningenrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak benadrukt dat de veiligheid van de weggebruikers en de verkeersveiligheid voorop staan, en dat de gemeente de nodige maatregelen heeft genomen om deze doelen te bereiken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 22/3324 en HAA 22/3323
uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 september 2022 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

Vereniging de Dorpsraad Schagerbrug, uit Schagerbrug, verzoekster

(gemachtigden: [naam 1] en [naam 2] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen, verweerder

(gemachtigde: G.A.M. Vriend).

Inleiding

Bij verkeersbesluit van 26 januari 2022 heeft verweerder besloten om een 30 km/u-zone in te stellen op de Schagerweg in Schagerbrug.
Bij besluit van 30 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder onder aanvulling van de motivering het verkeersbesluit in stand gelaten.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 1 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van verzoekster en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

1.1
Bij verkeersbesluit van 26 januari 2022, gepubliceerd op 28 januari 2022, heeft verweerder besloten om een 30 km/u-zone in te stellen op de Schagerweg in Schagerbrug, ter verbetering van de verkeersveiligheid met name voor het langzaam verkeer. Het inrichten van de 30 km/u-zone binnen de bebouwde komgrenzen past binnen de ambities van de gemeente om alle erftoegangswegen binnen de bebouwde komgrenzen duurzaam veilig in te richten. De invoering van een 30 km/u-zone in verblijfsgebieden is één van de maatregelen uit het Landelijke Programma Duurzaam Veilig Verkeer. Op de Schagerweg en aanliggende straten worden drempels, plateaus, bebording en andere snelheidsremmende verkeersmaatregelen aangebracht. De Schagerweg wordt volledig gereconstrueerd. Hierbij wordt de openbare ruimte ook duurzaam veilig ingericht en hiermee wordt de veiligheid en de leefbaarheid in het dorp vergroot. Om bovengenoemde doelen te realiseren, zullen de benodigde maatregelen en plaatsing van verkeerstekens, vanwege wettelijk voorgeschreven redenen, in twee fases dienen te gebeuren met verschillende besluiten van het gemeentebestuur. Met de hiervoor genoemde motivering neemt verweerder alvast als eerste fase het besluit tot het instellen van een 30 km/u-zone op de Schagerweg in Schagerbrug.
Aan dit besluit wordt uitdrukking gegeven door het verwijderen van een aantal verkeersborden en het plaatsen van nieuwe verkeersborden. Tevens worden op twee plekken informatieborden (doorgaand vrachtverkeer) geplaatst. De locatie van de bijbehorende belijning en bebording wordt op de bij het besluit behorende situatietekening aangegeven.
1.2
In het bestreden besluit heeft verweerder, onder verwijzing naar het advies van de Commissie bezwaar van de gemeente Schagen (hierna: de Commissie), het verkeersbesluit in stand gelaten. Verweerder heeft daarbij een nadere onderbouwing gegeven met betrekking tot het al dan niet invoeren van een verbod op vrachtverkeer. Verweerder stimuleert het vrachtverkeer om niet door het dorpscentrum (het deel van de Schagerweg ten oosten van de Grote Sloot) te rijden door middel van informatieborden ‘doorgaand vrachtverkeer’. Net als verzoekster acht verweerder dit namelijk niet wenselijk. Een algeheel verbod voor vrachtverkeer (middels verkeersbord C7) is niet mogelijk, omdat dit zou betekenen dat het voor de inzameldienst voor afval en ander bestemmingsverkeer dan verboden is om daar te rijden. Dit stuit op praktische problemen. Een verbod op vrachtverkeer met verkeersbord C7 zou zodoende alleen mogelijk zijn in combinatie met een onderbord met een tekst ‘uitgezonderd inzameldienst afval en bestemmingsverkeer’, of een tekst van dergelijke strekking. Dit stuit echter op handhavingsproblemen, omdat niet/nauwelijks valt te controleren of een vrachtwagen valt onder bestemmingsverkeer en het te veel capaciteit vergt (politie en/of buitengewoon opsporingsambtenaren) om dit nauwlettend in de gaten te houden.

Het beroep en het verzoek

2.1
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verzoekster heeft aangevoerd dat, ondanks dat zowel verweerder als verzoekster voorstander is van het weren van vrachtverkeer op de Schagerweg in Schagerbrug, verweerder hiertoe niet overgaat met het plaatsen van bijbehorende verkeersborden. Daarnaast is de inrichting van de Schagerweg niet veilig genoeg. Tot slot heeft er, in tegenstelling tot wat vermeld staat in het verkeersbesluit, geen participatietraject plaatsgevonden.
2.2
Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat de beoogde inrichting van de Schagerweg niet veilig genoeg is. Hierom moeten alle werkzaamheden opgeschort worden. Dit houdt in de voorbereiding tot en met de aanbesteding van het gunnen van het werk.

Het wettelijk kader

3.1
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: Wvw 1994) kunnen de krachtens de Wvw 1994 vastgestelde regels strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
3.2
Op grond van artikel 15 van de Wvw 1994 dient er een verkeersbesluit te worden genomen in de volgende gevallen:
De plaatsing of verwijdering van de verkeerstekens en onderborden - opgenomen in artikel 12 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) - voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd.
Maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer, indien de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken.
3.3
Op grond van artikel 21 van BABW vermeldt de motivering van het verkeersbesluit in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw 1994 genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw 1994 genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4.1
De voorzieningenrechter is tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
4.2
De voorzieningenrechter overweegt dat het in beroep gaat om de beoordeling van de zorgvuldigheid en rechtmatigheid van het verkeersbesluit en dat daarbij ook - zoals ter zitting is besproken - de afwijzing van het verbod voor vrachtwagens zal worden betrokken.
Onzorgvuldige voorbereiding van het verkeersbesluit?
5. In het verkeersbesluit staat dat het ontwerp-verkeersbesluit samen met verzoekster, Fietsersbond, ondernemers en een afvaardiging van de bewoners is opgesteld. Verzoekster heeft aangevoerd dat deze zin niet klopt, omdat zij niet heeft ingestemd met het ontwerp-verkeersbesluit en dat daarom sprake is van een onzorgvuldige voorbereiding van het verkeersbesluit. De voorzieningenrechter is van oordeel dat geen sprake is van een formeel gebrek in het verkeersbesluit. Zoals verweerder ook heeft gesteld, volgt uit de bovenstaande zin in het verkeersbesluit enkel dat er bij het opstellen van het ontwerp-verkeersbesluit participatie heeft plaatsgevonden waarbij verzoekster betrokken is geweest. Er staat niet dat deze partijen hebben ingestemd met het ontwerp-verkeersbesluit. Dat verzoekster het onprettig vindt dat het zo opgeschreven is, is invoelbaar, maar leidt niet tot een ander oordeel. Deze beroepsgrond slaagt niet.
De inrichting van de Schagerweg
6. In het verkeersbesluit heeft verweerder een 30 km/u-zone ingesteld op de Schagerweg in Schagerbrug. Dit besluit is genomen vanuit het oogpunt van het verzekeren van de veiligheid op de weg [1] en het beschermen van weggebruikers en passagiers [2] . Ter zitting heeft verzoekster desgevraagd bevestigd dat zij geen bezwaar heeft tegen de instelling van de 30 km/u-zone. Het gaat verzoekster om de inrichting van de Schagerweg die gepaard gaat bij het instellen van de 30 km/u-zone. Deze nieuwe inrichting is volgens verzoekster niet veilig genoeg is. De voorzieningenrechter stelt vast dat de nieuwe inrichting van de Schagerweg (met drempels en versmallingen) een feitelijke uitvoering is van de instelling van de 30 km/u-zone. Volgens verweerder hebben deze aanpassingen als doel om ervoor te zorgen dat weggebruikers zich zoveel mogelijk aan de toegestane 30 km/u gaan houden. Het gaat dus om snelheidsbeperkende maatregelen. Volgens vaste jurisprudentie kan tegen deze feitelijke handelingen geen bezwaar worden gemaakt en geen beroep en hoger beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld. Daartegen kan worden opgekomen bij de burgerlijke rechter. Dat wat verzoekster heeft aangevoerd over de inrichting van de weg, waaronder het probleem met de drempels, de versmallingen en het soort wegdek, valt onder deze feitelijke handelingen en kan dan ook niet aan de orde komen in deze procedure. [3] Deze beroepsgrond slaagt dus ook niet.
De rechtmatigheid van het bestreden besluit
7.1
Een bestuursorgaan komt bij het nemen van een verkeersbesluit beoordelingsruimte toe bij de uitleg van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw 1994 genoemde begrippen. De rechter toetst of het bestuursorgaan geen onredelijk gebruik heeft gemaakt van die beoordelingsruimte. Nadat het bestuursorgaan heeft vastgesteld welke verkeersbelangen in welke mate naar zijn oordeel bij het besluit dienen te worden betrokken, dient het die belangen tegen elkaar af te wegen. Daarbij komt het bestuursorgaan beleidsruimte toe. De bestuursrechter toetst of de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van het verkeersbesluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen. Daarbij geldt dat het bestuursorgaan niet de absolute noodzaak van een verkeersbesluit hoeft aan te tonen. Voldoende is dat met het verkeersbesluit de eraan ten grondslag gelegde belangen, bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw 1994, worden gediend en dat inzichtelijk is gemaakt op welke wijze deze belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
7.2
Zoals hiervoor al is overwogen is tussen partijen niet de instelling van de 30 km/u-zone in geschil. Hierover hoeft de voorzieningenrechter zich dan ook niet uit te laten.
Wel in geschil is de plaatsing van de informatieborden voor doorgaand vrachtverkeer en (daarmee) het niet instellen van een verbod voor vrachtverkeer.
In het verkeersbesluit heeft verweerder ervoor gekozen door middel van informatieborden met daarop ‘doorgaand vrachtverkeer’ het vrachtverkeer te stimuleren om niet door het dorpscentrum van Schagerbrug te rijden. Verweerder heeft in het bestreden besluit uitgebreid gemotiveerd waarom zij een algeheel verbod voor vrachtverkeer (middels verkeersbord C7) niet mogelijk acht. Kort gezegd zou dit te beperkend zijn voor bepaald vrachtverkeer. De rechtbank begrijpt dat hiermee de vrijheid van het verkeer in het geding komt als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder d, van de WvW 1994 en acht deze motivering, voldoende en begrijpelijk. Verweerder heeft echter wel toegezegd een pilot te starten. Verweerder gaat alsnog een verkeersbord C7 plaatsen met een onderbord ‘uitgezonderd bestemmingsverkeer’, of gelijke strekking, ten behoeve van de Schagerweg en verweerder gaat monitoren of dit voor een voldoende afschrikkend effect gaat zorgen. Door deze keuze te maken heeft verweerder naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen onredelijk gebruik gemaakt van haar beoordelingsruimte.
7.3
Dat verzoekster stelt dat in andere plaatsen gebleken is dat het wel mogelijk is om zonder voorafgaand pilot een verbod op vrachtverkeer in te stellen leidt niet tot een ander oordeel. Het is aan verweerder om in deze gemeente, in deze concrete situatie een afweging te maken zoals omschreven in rechtsoverweging 7.1, hetgeen verweerder gedaan heeft.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het verkeersbesluit in stand wordt gelaten. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Verzoekster krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. Affourtit-Kramer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A.F. Hermus-Zoetmulder, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 september 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Artikel 2, eerste lid, onder a, van de Wvw 1994
2.Artikel 2, eerste lid, onder b, van de Wvw 1994
3.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State van 8 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2759