ECLI:NL:RBNHO:2022:901

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 januari 2022
Publicatiedatum
4 februari 2022
Zaaknummer
8904159 CV EXPL 20-10131
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding luchtvaartvertraging en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft AirHelp Limited, een rechtspersoon naar buitenlands recht gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen Turk Havayollari A.O., een rechtspersoon naar buitenlands recht gevestigd in Ankara, Turkije. De vordering betreft compensatie voor vertraging van een vlucht die op 2 mei 2019 van Amsterdam-Schiphol naar Bangkok via Istanbul zou plaatsvinden. De passagiers hebben hun vorderingsrecht overgedragen aan AirHelp, die de vervoerder heeft aangemaand tot betaling van € 1.200,00 op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder heeft verweer gevoerd en betwist dat AirHelp recht heeft op de gevorderde schadevergoeding, onder andere omdat de dagvaarding rauwelijks zou zijn geschied.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat AirHelp voldoende bewijs heeft geleverd van de overdracht van het vorderingsrecht. De kantonrechter oordeelt dat de vordering op grond van artikel 7 van de Verordening toewijsbaar is, ondanks de bezwaren van de vervoerder over de procesorde. De kantonrechter wijst de vordering toe en veroordeelt de vervoerder tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens wordt AirHelp veroordeeld in de proceskosten, omdat de kantonrechter van oordeel is dat AirHelp rauwelijks heeft gedagvaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8904159 CV EXPL 20-10131
Uitspraakdatum: 5 januari 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Limited
gevestigd te Hong Kong
eiseres
hierna te noemen Airhelp
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Turk Havayollari A.O.
gevestigd te Ankara (Turkije)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. H. Bulut-Yazir

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 13 november 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers [passagier 1] en [passagier 2] (hierna: de passagiers) hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Istanbul Havalimani Airport, Istanbul (Turkije) naar Suvarnabhumi Airport, Bangkok (Thailand) op 2 mei 2019.
2.2.
De vlucht van Amsterdam-Schiphol Airport naar Istanbul is met vertraging uitgevoerd waarna de passagiers de aansluitende vlucht hebben gemist.
2.3.
De passagiers hebben hun gepretendeerde vorderingsrecht overgedragen aan Airhelp.
2.4.
De gemachtigde van Airhelp heeft op 13 mei 2019 de vervoerder schriftelijk aangemaand tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Airhelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening en de proceskosten.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 1.200,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder voert - kort weergeven - aan dat Airhelp op 13 mei 2019 middels een e-mail een brief, genaamd ‘Letter Before Action’, heeft verzonden aan de vervoerder, zonder nadere documentatie. De vervoerder heeft hierop bij e-mail van 15 mei 2019 laten weten dat hij aanvullende documentatie nodig heeft. Daarnaast is verwezen naar de manier waarop vervoerder de claimverzoeken afhandelt, door middel van de website. Hierna is niets meer van Airhelp vernomen tot de dagvaarding. De dagvaarding is betekend zonder dat de gemachtigde van Airhelp op de redelijke informatieverzoeken van de vervoerder is ingegaan. Na beoordeling van de bij dagvaarding ingediende stukken kan de vervoerder constateren dat de passagiers recht hebben op compensatie. Dit recht is echter op onjuiste wijze gevorderd. De vervoerder meent dat Airhelp heeft geprocedeerd in strijd met de goede procesorde, derhalve komt aan haar geen vorderingsrecht toe. Om die reden dient Airhelp en/of haar gemachtigde eveneens te worden veroordeeld in de kosten van het geding, ook bij toewijzing van de vordering. De vervoerder beroept zich voorts op artikel 6:37 van het Burgerlijk Wetboek aangezien met het toesturen van de ‘Letter Before Action’ verwarring is gezaaid over de vraag aan wie de vervoerder bevrijdend kon betalen.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering en de tegenvordering kennis te nemen.
5.2.
De kantonrechter overweegt dat Airhelp bij dagvaarding getekende assignmentformulieren, e-tickets en kopieën van de identiteitsbewijzen van de passagiers, aan de hand waarvan de handtekening kan worden geverifieerd, heeft overgelegd. Hiermee is dan ook voldoende aangetoond dat de passagiers hun gepretendeerde vorderingsrecht hebben overdragen aan Airhelp, zodat Airhelp ontvankelijk is in haar vordering. De vervoerder voert aan dat hij heeft geconstateerd dat de passagiers op grond van de Verordening recht hebben op compensatie doch dat de vordering moet worden afgewezen omdat Airhelp in strijd met de goede procesorde heeft geprocedeerd. De kantonrechter volgt de vervoerder hierin niet. Het enkele feit dat wellicht in strijd met de goede procesorde is gehandeld, maakt niet dat de vordering niet toewijsbaar is, maar dat dit eventuele gevolgen kan hebben voor de proceskostenveroordeling. De vordering op grond van artikel 7 van de Verordening wordt dan ook toegewezen.
5.3.
De vervoerder beroept zich, ten aanzien van de wettelijke rente op artikel 6:37 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Op grond van artikel 6:37 BW is de schuldenaar bevoegd de nakoming van zijn verbintenis op te schorten, indien hij op redelijke gronden twijfelt aan wie de betaling moet plaatsvinden, zoals in het onderhavige geval. Compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening betreft echter een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade en niet een vordering die voortvloeit uit een verbintenis. De kantonrechter gaat dan ook voorbij aan dit verweer. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is toewijsbaar zoals gevorderd.
5.4.
Airhelp betwist bij repliek dat zij zonder vooraankondiging tot dagvaarding van de vervoerder is overgegaan. De vervoerder is reeds in 2019 door de passagiers gedagvaard. In deze procedure zijn de passagiers niet-ontvankelijk verklaard doordat zij het assignment formulier van Airhelp hebben ondertekend en daarmee Airhelp over de rechten van de onderhavige claim beschikt, aldus Airhelp. Omdat al een eerdere procedure met betrekking tot de vlucht aanhangig is gemaakt heeft de vervoerder alle tijd gekregen om het claimverzoek en ingediende documenten te onderzoeken. Dat de vervoerder nu de stelling inneemt dat zij de documenten voor het eerst ziet is volstrekt onjuist, aldus nog steeds Airhelp.
5.5.
De kantonrechter begrijpt dat Airhelp zich op het standpunt stelt dat de vervoerder niet rauwelijks is gedagvaard, omdat de vervoerder al eerder door de passagiers (bijgestaan door dezelfde gemachtigde) is gedagvaard, met betrekking tot dezelfde vlucht. Gesteld noch gebleken is dat Airhelp nadat de passagiers niet-ontvankelijk zijn verklaard de vervoerder heeft aangeschreven om tot een buitengerechtelijke regeling oplossing te komen. In de eerdere procedure (met de passagiers als eisende partij) heeft de vervoerder klaarblijkelijk succesvol aangevoerd dat niet de passagiers maar Airhelp over het vorderingsrecht beschikt. Dit ondersteunt ook de stelling van de vervoerder dat hij bepaalde documenten nodig heeft om de claim te kunnen beoordelen en om vast te stellen aan wie hij bevrijdend kan betalen. Van de vervoerder kan niet worden verwacht dat hij op basis van de stukken die (wel of niet) bij een eerdere procedure, met een andere eisende partij, zijn gevoegd contact opneemt met Airhelp om te vragen of zij nog een vordering tegen de vervoerder wil instellen. Dat ligt op de weg van de partij die meent een vordering te hebben, te weten Airhelp.
5.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter is er dan ook gelet op deze proceshouding, waarbij Airhelp op geen enkele wijze heeft getracht om eerst op een minnelijke wijze tot beëindiging van het geschil te komen, sprake van rauwelijks dagvaarden. De kantonrechter ziet daarin aanleiding om niet de vervoerder maar Airhelp conform het liquidatietarief te veroordelen in de proceskosten.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan Airhelp van € 1.200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 2 mei 2019 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt Airhelp in de proceskosten, die aan de kant van de vervoerder worden begroot op een bedrag van € 248,00 aan salaris gemachtigde, en verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter