In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 5 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Delta Air Lines Inc. De passagier had een vordering ingesteld wegens vertraging van zijn vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Dane County Regional Airport op 12 december 2016. De passagier arriveerde meer dan drie uur later dan gepland en vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk extreme weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht belemmerden. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden, waaronder de-icing procedures die noodzakelijk waren door de winterstorm Carly. De rechter concludeerde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te beperken en wees de vordering van de passagier af. De proceskosten werden toegewezen aan de vervoerder, aangezien de passagier ongelijk kreeg.