ECLI:NL:RBNHO:2022:903

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 januari 2022
Publicatiedatum
4 februari 2022
Zaaknummer
7514880 \ CV EXPL 19-1468
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartpassagier door buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 5 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Delta Air Lines Inc. De passagier had een vordering ingesteld wegens vertraging van zijn vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Dane County Regional Airport op 12 december 2016. De passagier arriveerde meer dan drie uur later dan gepland en vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk extreme weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht belemmerden. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden, waaronder de-icing procedures die noodzakelijk waren door de winterstorm Carly. De rechter concludeerde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te beperken en wees de vordering van de passagier af. De proceskosten werden toegewezen aan de vervoerder, aangezien de passagier ongelijk kreeg.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7514880 \ CV EXPL 19-1468
Uitspraakdatum: 5 januari 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen de passagier
gemachtigde EUclaim B.V.
tegen
de buitenlandse vennootschap: Delaware Corporation (Verenigde Staten van Amerika) Delta Air Lines Inc
statutair gevestigd te Wilmington (Verenigde Staten) en mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 30 oktober 2018 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Detroit (Verenigde Staten) naar Dane County Regional Airport (Verenigde Staten) op 12 december 2016.
2.2.
De passagier is omgeboekt en meer dan drie uur later dan oorspronkelijk gepland op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert - na vermindering van eis - dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 300,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 maart 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,75 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 300,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de passagier voortijdig is omgeboekt naar een andere vlucht omdat; gelet op de zeer extreme weersomstandigheden op de luchthaven Detroit, de daarop genomen beslissingen van de luchtverkeersleiding en de noodzaak om het toestel ijsvrij te maken, al te Schiphol duidelijk was dat de passagier zijn aansluitende vlucht zou missen.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier meer dan drie uur, maar minder dan vier uur, later dan oorspronkelijk gepland is aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.3.
In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening staat dat omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.4.
De vervoerder betoogt dat de oorspronkelijke vlucht van de passagier deel uitmaakt van de rotatie Detroit – Amsterdam – Detroit met vluchtnummers DL138/137. De luchthaven Detroit had op 11 december 2016 te kampen met zeer slechte weersomstandigheden, te weten winterstorm Carly. Er viel 10.7 inch sneeuw op de luchthaven Detroit. Zware sneeuwval is van invloed op de vliegveiligheid. De luchtverkeersleiding ATCSCC (Air Traffic Control System Command Center, onderdeel van de FAA) heeft dan ook als gevolg hiervan verschillende veiligheidsmaatregelen genomen. Daarbij moesten alle toestellen ijsvrij worden gemaakt. Er wordt een chemische stof op het vliegtuig gespoten om het toestel ijsvrij te maken en voor een bepaalde tijd te houden. Dit proces wordt de-icing genoemd. De vervoerder dient hiertoe gebruik te maken van de faciliteiten die op de luchthaven aanwezig zijn. De procedure is maar beperkt houdbaar en moet kort voor het vertrek worden uitgevoerd. Indien een toestel niet opstijgt in het tijdvak waarbinnen de de-icing houdbaar is zal een toestel moeten terugkeren zodat het proces opnieuw kan worden uitgevoerd. De lokale luchtverkeersleiding zorgt ervoor dat er geen (te) lange rijden ontstaan bij de de-icing platforms en dat toestellen na de de-icing zo snel mogelijk kunnen opstijgen door toestellen niet eerder van de gate te laten vertrekken. Dit had tot gevolg dat vliegtuigen van de luchtverkeersleiding niet op het geplande moment van vertrek van de gate konden vertrekken of opstijgen. Dit worden zogenaamde ‘start-up delays’ genoemd.
5.5.
De voorafgaande vlucht, vlucht DL138, stond gepland te vertrekken om 20:58 uur lokale tijd (01:58 uur UTC) en stond tijdig gereed. Op dat moment was slechts beperkt luchtverkeer mogelijk als gevolg van de zeer slechte weersomstandigheden (snow-ice) waardoor de gemiddelde vertragingen opliepen tot wel 249 minuten. Vlucht DL138 kreeg pas om 23:22 uur lokale tijd, dus met een vertraging van twee uur en 24 minuten, toestemming om van de gate te vertrekken. Van belang is dat het verkeer in de lucht op en rond luchthavens zeer strikt is gereguleerd De bemanning mag pas vertrekken nadat de bemanning van de route controller toestemming (‘route clearance of ‘push back clearance’) heeft gekregen. De gezagvoerder mag niet van de gegeven instructies door de luchtverkeersleiding afwijken. Vervolgens moest het toestel in de rij voor de de-icing aansluiten. De vlucht heeft op haar beurt gewacht en het toestel is vervolgens ijsvrij gemaakt. De vervoerder is daartoe afhankelijk van de faciliteiten van de luchthaven. Op instructie van de lokale luchtverkeersleiding is het toestel naar de startbaan gereden en kreeg aldaar om 01:14 uur lokale tijd (vier uur en 16 minuten na het geplande vertrek van de gate) de vereiste take-off clearance. De vlucht is vervolgens probleemloos uitgevoerd en is om 14:22 uur lokale tijd, met een vertraging van drie uur en 57 minuten te Schiphol gearriveerd. De vlucht naar Detroit is om 16:19 uur lokale tijd, met een vertraging van drie uur en 19 minuten aangevangen. De vlucht is probleemloos uitgevoerd en is om 18:51 uur lokale tijd, met een vertraging van twee uur en 48 minuten uitgevoerd. Omdat het voor de vervoerder al duidelijk was dat de passagier te Detroit zijn aansluitende vlucht naar Madison zou missen heeft de vervoerder de passagier alternatief vervoer aangeboden via Atlanta.
5.6.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagier het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft voldoende onderbouwd dat de luchtverkeersleiding vanwege de weersomstandigheden maatregelen heeft genomen waardoor beperkt luchtverkeer mogelijk was en vertragingen zijn ontstaan, waarbij de gemiddelde vertraging omstreeks het geplande moment van vertrek opliep tot 249 minuten. De kantonrechter gaat dan ook voorbij aan de stelling van de passagier dat geen sprake was van slechte weersomstandigheden dan wel dat winterweer in december niet als een verrassing kan komen voor de vervoerder. Het is niet te taak van de kantonrechter om te beoordelen of de luchtverkeersleiding de juiste beslissing heeft genomen om op grond van de weersomstandigheden regulaties af te kondigen. De luchtverkeersleiding is het hiertoe bevoegde orgaan. Het antwoord op de vraag of er sprake was van slechte weersomstandigheden die van invloed zijn op het luchtverkeer is daarmee al gegeven. Tegenover de betwisting van de passagier dat de luchtverkeersleiding een specifiek besluit heeft genomen, nu geen NMOC-besluit is overgelegd, heeft de vervoerder weersproken dat hij een NMOC- besluit zou moeten overleggen. Dit aangezien NMOC onderdeel is van Eurocontrol en niets met de vlucht in kwestie te maken heeft gehad nu Eurocontrol luchtstromen in Europa beheert en niet in de Verenigde Staten. De passagiers stellen verder nog dat het weer niet het vertrek van de voorafgaande vlucht belemmerde, omdat andere toestellen omstreeks het geplande moment van vertrek wel zijn vertrokken. Ook deze stelling kan hem niet baten aangezien de vervoerder niet heeft betoogd dat geen luchtverkeer mogelijk was, maar dat hij moest wachten op toestemming van de luchtverkeersleiding om te vertrekken.
5.7.
De passagier heeft zich op het standpunt gesteld dat vertragingen ontstaan door weersomstandigheden niet mogen doorwerken en enkel betrekking hebben op de vlucht in kwestie. Dit standpunt is niet (zonder meer) juist, zoals volgt uit punt 55 van het arrest van het Hof van 11 juni 2020 in de zaak C-74/19 (ECLI:EU:C:2020:460).:
“55. Gelet op het voorgaande moet op de tweede vraag worden geantwoord dat artikel 5, lid 3, van verordening nr. 261/2004, gelezen in het licht van overweging 14 ervan, aldus moet worden uitgelegd dat de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, om vrijgesteld te worden van haar verplichting tot compensatie van de passagiers in geval van langdurige vertraging of annulering van een vlucht, zich kan beroepen op een „buitengewone omstandigheid” waardoor een eerdere vlucht die zijzelf met hetzelfde luchtvaartuig heeft uitgevoerd, is getroffen, op voorwaarde dat er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen deze omstandigheid en de vertraging of annulering van de latere vlucht. Het staat aan de verwijzende rechter om dit te beoordelen. Daarbij dient hij met name rekening te houden met de wijze waarop het betreffende luchtvaartuig door de betrokken luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert wordt geëxploiteerd.”
5.8.
Hieruit volgt dat ook een langdurige vertraging van DL138, welke vlucht nog werd gevolgd door vlucht DL137 kan leiden tot een buitengewone omstandigheid, mits er rechtstreeks causaal verband tussen de vertragingen bestaat, zoals in het onderhavige geval, en mits de wijze waarop de betrokken luchtvaartmaatschappij het bij de vluchten gebruikte vliegtuig exploiteert, niet de oorzaak is van de vertraging. Van het laatste is gesteld noch gebleken.
5.9.
Voorts volgt uit de overgelegde Flight Advisory Message (FAM) “AMS….LATE DUE TO DELAYED INBOUND FLT 138/FTW DEICING” dat de vlucht vertraagd te Schiphol is aangekomen vanwege de-icing. Ten aanzien van de de-icing procedure heeft de vervoerder voldoende onderbouwd dat hij afhankelijk is van luchtverkeersbeheer en de faciliteiten van de betreffende luchthaven. De passagier betwist ook niet dat het toestel ijsvrij moesten worden gemaakt maar stelt dat het wachten op de ijsbehandeling vanwege drukte (congestie) en de de-icing procedure inherent zijn aan het voeren van een luchtvaartonderneming en daarmee niet als een buitengewone omstandigheid kunnen worden aangemerkt. De kantonrechter overweegt als volgt. Onbetwist is dat de luchtverkeersleiding beslist wanneer het toestel van het platform mag vertrekken en dat de de-icing procedure kort voor vertrek dient plaats te vinden. De vervoerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij bij de vluchtplanning geen rekening kan worden gehouden met de mogelijke omstandigheid dat een toestel moet worden ge-de-iced. De kantonrechter dan ook van oordeel dat zowel het wachten op de-icing procedure als de uitvoering van de de-icing procedure kunnen worden aangemerkt als buitengewone omstandigheden.
5.10.
Gelet op alle omstandigheden van het onderhavige geval is de kantonrechter dan ook van oordeel dat sprake is van omstandigheden die zijn aan te merken als buitengewoon, in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Niet in geschil is dat de passagier als gevolg hiervan is omgeboekt naar een andere vlucht, waarna hij met een langdurige vertraging op zijn eindbestemming is aangekomen.
5.11.
Voorts dient de vraag te worden beantwoord of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen dan wel te beperken. De passagier is al te Schiphol omgeboekt naar een vervangende vlucht waarmee hij met een beperkte vertraging van drie uur en 11 minuten op de eindbestemming is aangekomen. Hierin ligt gelegen dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te beperken. De vordering op grond van artikel 7 van de Verordening wordt dan ook afgewezen.
5.12.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagier tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter