ECLI:NL:RBNHO:2022:9059

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
13 oktober 2022
Zaaknummer
C/15/328888 / HA ZA 22-353
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing oproeping in vrijwaring in een civiele procedure betreffende schadevergoeding voor vochtoverlast

Op 19 oktober 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, een vonnis gewezen in een incident betreffende een vrijwaringsvordering. De zaak betreft een geschil tussen de vereniging van eigenaren (VvE) en een besloten vennootschap (gedaagde) over de realisatie van een complex van twaalf luxe appartementen, inclusief een parkeergarage. Na oplevering van het project heeft de VvE geconstateerd dat er vochtoverlast is in de parkeergarage, wat heeft geleid tot een schadevergoeding die de VvE vordert op basis van artikel 6:74 lid 1 jo. 6:87 van het Burgerlijk Wetboek.

In het incident heeft de gedaagde verzocht om [bedrijf] in vrijwaring op te roepen, omdat zij van mening is dat de schade het gevolg is van een foutieve advisering door [bedrijf] met betrekking tot de milieuklasse van het beton dat in de vloer van de parkeergarage is gestort. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagde voldoende redenen heeft aangevoerd om de oproeping in vrijwaring toe te staan, en dat de VvE zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank heeft de incidentele vordering toegewezen en bepaald dat [bedrijf] door de gedaagde kan worden gedagvaard. Tevens zijn de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De hoofdzaak zal op 30 november 2022 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/328888 / HA ZA 22-353
Vonnis in incident van 19 oktober 2022
in de zaak van
de vereniging
[eiser] .,
gevestigd te [plaats 1] ,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [plaats 2] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. F.G. Horsting te Amsterdam.
Partijen zullen hierna de VvE en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 19
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring
  • de akte tot referte.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De vordering in de hoofdzaak

2.1.
Het geschil ziet – kort gezegd – op de door de VvE aan [gedaagde] verstrekte opdracht tot realisatie van een complex van twaalf luxe appartementen in het [adres] te [plaats 1] , inclusief bijbehorende parkeergarage. Na de oplevering bleek sprake te zijn van vochtoverlast in de parkeergarage. De VvE vordert op grond van art. 6:74 lid 1 jo. 6:87 BW veroordeling van [gedaagde] tot betaling van schadevergoeding, deels nader op te maken bij staat.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
[gedaagde] vordert dat haar wordt toegestaan [bedrijf] in vrijwaring op te roepen.
3.2.
Voor toewijzing van een incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring is vereist dat eiser in het incident, de gewaarborgde, zich met redenen omkleed beroept op een rechtsverhouding met een derde, de waarborg, die meebrengt dat de waarborg verplicht is om de nadelige gevolgen van een eventuele veroordelende beslissing tegen de gewaarborgde in de hoofdzaak te dragen. Het bestaan van die rechtsverhouding behoeft in het vrijwaringsincident niet vast te staan.
3.3.
[gedaagde] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij [bedrijf] (hierna: [bedrijf]) heeft ingeschakeld voor constructeurs-werkzaamheden voor het project, bestaande uit het geven van constructieadvies en het maken van constructietekeningen en berekeningen voor het project vanaf het voorontwerp tot en met de realisatie. Eén van de verplichtingen van [bedrijf] was het aanleveren van detailtekeningen van de wapening van de in het werk gestorte betonconstructies. Op deze detailtekeningen is de milieuklasse van het beton aangegeven. De vochtproblemen zijn volgens de VvE ontstaan doordat niet de juiste milieuklasse beton in de vloer van de parkeergarage is gestort (XC3 in plaats van XD3). Indien de vorderingen van de VvE jegens [gedaagde] worden toegewezen lijdt [gedaagde] daardoor schade waarvoor [bedrijf] aansprakelijk is, omdat [bedrijf] aan [gedaagde] heeft geadviseerd om beton van milieuklasse XC3 in de vloer te storten.
3.4.
De VvE refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.5.
De rechtbank zal de incidentele vordering toewijzen, nu de aangevoerde grond door de VvE niet is weersproken en zij de vordering kan dragen.
3.6.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
staat toe dat [bedrijf] door [gedaagde] wordt gedagvaard tegen de terechtzitting van 30 november 2022,
4.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
4.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
30 november 2022voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 1589